woensdag 31 mei 2017

Varkenshouders willen bijdrage leveren aan terugdringen fosfaat

De varkenssector gaat proberen minder fosfaat te produceren. Op die manier hoopt de sector dat Nederland een uitzonderingspositie in Europa houdt en daardoor meer mest mag uitrijden dan eigenlijk is toegestaan. De huidige derogatie, de uitzonderingspositie van Nederland binnen Europa, is belangrijk voor de Nederlandse varkenshouders. Dat zegt voorzitter Ingrid Jansen van de Producentenorganisatie Varkenshouderij.

dinsdag 30 mei 2017

Rotterdamse lucht al stukken gezonder

De maatregelen om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren zijn effectief. De uitstoot van roet (EC) en stikstofdioxide (NoX) is met respectievelijk 29 en 12 procent afgenomen, blijkt uit de cijfers van oktober 2015 tot november 2016. Een lagere uitstoot van roet en stikstofdioxide hebben een positief effect op de gezondheid. De afname van roetuitstoot is vooral te danken aan de sloopregeling in combinatie met de milieuzone: hierdoor werden de meest vervuilende auto’s uit de Rotterdamse binnenstad geweerd.

Het pakket maatregelen dat de gemeenteraad in 2015 vaststelde, de Koersnota Luchtkwaliteit, is effectief blijkt uit evaluatie. De ambitie is 40% minder roet en een flinke daling van de concentratie stikstofdioxide (NO2). Wethouder Pex Langenberg (o.a. mobiliteit en duurzaamheid): “De luchtkwaliteit in Rotterdam was relatief slecht en dat is niet goed voor de gezondheid van de Rotterdammers. Twee jaar geleden besloten we daar stevig op in te zetten, onder andere door het instellen van de milieuzone in combinatie met een ruime sloopregeling. Ik ben blij dat we deze stap hebben gezet en dat alle maatregelen een gezond effect hebben op de luchtkwaliteit in Rotterdam.”

Op de meest drukke wegen in de stad werd maar liefst 50% van de roet in de Rotterdamse lucht veroorzaakt door de uitstoot van gemotoriseerd verkeer. Wethouder Langenberg: “We konden niet wachten tot alle inwoners in een schonere auto rijden en bedrijven hun wagenpark verduurzamen. Gezondere lucht is van levensbelang, daarom het stevige maatregelenpakket.” Tot en met 2016 hebben ruim 5.000 Rotterdammers hun vieze auto voor de sloop aangeboden. Volgens TNO is vanaf 2015 de uitstroom van personenauto's op diesel van vóór 2001 (de grootste roet-uitstoters) in Rotterdam spectaculair gedaald, vele malen sterker dan in andere steden.

Uit de onderzoeken blijkt dat er ook sprake is van een positief effect buiten de milieuzone. Zo is het aandeel vervuilende auto's op andere locaties in de stad gedaald. Dat betekent dat heel Rotterdam profiteert van de maatregelen.

Het aantal oplaadpunten voor elektrische auto’s bedroeg eind 2016 ruim 2.000 en zal tot en met 2018 verdubbelen. De verschoning van het eigen gemeentelijk wagenpark bedroeg eind 2016 9,7%. De verwachting is dat de grote vervangingsvraag in 2017 en 2018 de ambitie van 25% zou moeten realiseren.

Vanaf eind 2016 draaien de generatoren van cruiseschip de Aida Prima, die wekelijks afgemeerd ligt bij de Wilhelminapier, op LNG (liquified natural gas). Daarvoor werd de energie opgewekt met diesel. LNG is veel schoner in de uitstoot. Gedurende de nieuwe busconcessie vanaf 2019 heeft de RET aangekondigd de volledige vloot naar emissieloos te zullen vervangen.

De maatregelen uit de Rotterdamse Mobiliteitsagenda zoals het Fietsplan, Verkeersveiligheidsplan, Parkeerplan en Stedelijk Verkeersplan Rotterdam zijn gericht op verbetering van verkeerstromen door de stad. Meer ruimte voor fiets en openbaar vervoer moet helpen mensen te verleiden om de auto vaker te laten staan.

maandag 29 mei 2017

Maandag kans op matige smog door ozon

Maandag 29 mei is er in het zuidoosten van Nederland kans op matige smog door ozon. De luchtkwaliteit is dan ’slecht’ volgens de Nederlandse Luchtkwaliteitsindex. Smog kan luchtwegklachten veroorzaken bij mensen met luchtwegaandoeningen, kinderen, ouderen en mensen die zich inspannen in de buitenlucht. Het RIVM adviseert mensen die hinder ondervinden om met name in de middag en vroege avond binnen te blijven en zware lichamelijke inspanning te vermijden. Dinsdag 30 mei is de kans op smog door ozon voorbij.

Deze voorzorgsmaatregelen kunnen het best in de middag en vroege avond genomen worden omdat de concentratie van ozon dan het hoogst is. Het is verstandig om binnen te blijven, omdat binnenshuis de concentraties ozon lager zijn.

Naarmate de hoeveelheid ozon toeneemt, zullen meer mensen hinder ondervinden. Voorkomende klachten zijn irritatie van ogen, neus en keel, toename van luchtwegklachten zoals hoesten en kortademigheid, verergering van astmaklachten en afname van de longfunctie. Raadpleeg bij klachten die niet meteen verklaarbaar zijn de huisarts of GGD.

Smog door ozon ontstaat bij grote hoeveelheden verontreinigende stoffen in de lucht. Dit is het geval als er weinig wind staat, meestal uit zuidoostelijke richting. De vervuilende stoffen (stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen) worden onder invloed van zonlicht omgezet tot ozon. Hierdoor komen verhoogde ozonniveaus alleen in het voorjaar en in de zomer voor (zomersmog). In de andere seizoenen is de invloed van de zon te klein om hoge ozonconcentraties te laten ontstaan.

In Europa zijn voor ozon een informatie- en een alarmdrempel gedefinieerd. Van een overschrijding van de EU-informatiedrempel voor ozon is sprake wanneer de drempel van 180 microgram ozon per kubieke meter lucht wordt overschreden. De luchtkwaliteit is dan ’slecht’ volgens de Nederlandse Luchtkwaliteitsindex. Bij kortstondige blootstelling boven dit niveau is er een gezondheidsrisico voor bijzonder kwetsbare groepen. Vanaf de EU-alarmdrempel van 240 microgram ozon per kubieke meter lucht (’zeer slecht’ volgens de Nederlandse luchtkwaliteitsindex) is er een gezondheidsrisico voor de bevolking als geheel en kunnen er tijdelijke maatregelen worden afgekondigd. Vooralsnog verwacht het RIVM geen ozonconcentraties boven de alarmdrempel.

Melkveesector hoeft minder in te krimpen door goed resultaat fosfaatreductieplan

Door de goede voortgang van het fosfaatreductieplan hoeft de melkveehouderij in de derde periode van dit jaar minder in te krimpen dan eerder was voorzien. Het reductiepercentage voor boeren wordt voor de derde periode vastgesteld op 12 procent in plaats van de eerder voorgenomen 20 procent. Het is de ambitie dit percentage ook te behouden voor de rest van dit jaar.

Dit schrijft staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) in een brief aan de Tweede Kamer na overleg met het zuivelbedrijfsleven, diervoerderindustrie en de Rabobank.

De reductie van de fosfaatproductie is noodzakelijk omdat het Europese fosfaatplafond is overschreden. Zonder maatregelen leidt deze overschrijding tot het verlies van de derogatie op basis waarvan Nederland veel meer dierlijke mest mag gebruiken dan is toegestaan volgens de nitraatrichtlijn. Het verlies van deze uitzonderingspositie zou grote financiële gevolgen hebben voor de Nederlandse melkveehouderij.

Van Dam: “Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat in de afgelopen periode de melkveestapel zo is ingekrompen dat het doel van het fosfaatreductieplan binnen bereik is. Maar we zijn er nog niet. Het is in het belang van de melkveehouderij om nu vol te houden en de laatste stappen te zetten. Dit is nodig om in Brussel het gesprek te kunnen voeren over behoud van derogatie.”

Als de fosfaatreductie later dit jaar tegenvalt, zal het reductiepercentage voor deze periodes alsnog worden bijgesteld. Daarnaast wordt bekeken of andere aanpassingen in het fosfaatreductieplan nodig en mogelijk zijn. Bijvoorbeeld door extra fosfaat te reduceren via het mengvoer van koeien.

In de brief schrijft Van Dam verder dat met de sector afspraken zijn gemaakt over een alternatieve invulling van het jongveegetal. Het jongveegetal is onlangs geïntroduceerd om te voorkomen dat melkveehouders hun vee tijdelijk zouden onderbrengen bij niet-melkleverende bedrijven. Deze niet-melkleverende veehouderijen zijn namelijk vrijgesteld van het fosfaatreductieplan.
'
 Het effect dat deze maatregel heeft voor een bepaalde groep melkveehouders, is echter onderschat door de betrokkenen. Melkveehouders die vrouwelijk jongvee afvoeren dat ouder is dan 35 dagen en dat nog niet heeft gekalfd, worden buiten werking gesteld in het jongveegetal. De regeling wordt hierdoor minder effectief, zo heeft de sector laten berekenen door Wageningen Economic Research. Dit effect is meegenomen bij het vaststellen van het kortingspercentage voor de derde periode van dit jaar.

vrijdag 26 mei 2017

Halogeen gaat gloeilamp achterna

Na de gloeilamp wordt ook de halogeenlamp uit de winkel verbannen. Vanaf september 2018 geldt een halogeenverbod. Volgens voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal kun je halogeenlampen beter direct omwisselen, ook al zijn ze niet stuk. Zij ontwikkelde een keuzehulp om het vervangen makkelijker te maken. Ledlampen verbruiken 75% minder stroom dan halogeenlampen en zijn daardoor beter voor het milieu èn voordeliger.

In Nederlandse huizen branden nog zo’n 100 miljoen halogeenlampen, blijkt uit onderzoek van Milieu Centraal uit 2016. De helft hiervan hangt op plekken waar lampen het meeste branden, zoals de woonkamer en de keuken. Er zijn gemiddeld 13 halogeenlampen in een woning. Vervanging van al deze lampen door led bespaart bijna 15 euro per jaar aan stroom.

Tegenwoordig zijn er veel soorten LED lampen in de winkel te koop. Omdat het verwisselen van een halogeenlamp niet zo makkelijk is als een gloeilamp heeft Milieu Centraal een keuzehulp gemaakt. In vijf stappen legt Milieu Centraal uit waar je op moet letten als je een ledlamp wilt kopen. “Zo helpen we miskopen te voorkomen”, zegt Mariken Stolk van Milieu Centraal.

Milieu Centraal adviseert mensen om direct de halogeenlampen te vervangen, en niet te wachten totdat ze stuk zijn. Dit geldt zeker voor lampen in de woonkamer en de keuken, die de meeste uren per dag branden. Ook de gloeilampen die mensen nog in huis hebben kunnen vervangen worden. Stolk: “Ledlampen lijken duurder door de hogere aankoopprijs. Maar ze uiteindelijk een stuk goedkoper dan een halogeen- of gloeilamp. Ze gaan veel langer mee, gemiddeld 25 jaar. Bovendien zijn ledlampen 75% zuiniger dan halogeenlampen en 80% zuiniger dan gloeilampen”. 

woensdag 24 mei 2017

Aanklacht tegen Fiat om sjoemelsoftware

De Amerikaanse justitie heeft Fiat Chrysler dinsdag officieel aangeklaagd, omdat de autobouwer sjoemelsoftware zou hebben geinstalleerd in circa 104.000 dieselwagens om zo de uitstoot van de voertuigen te verbloemen. Fiat bestudeert de aanklacht nog, maar ontkent iets verkeerd gedaan te hebben. Het autobedrijf wil zich krachtig gaan verdedigen. De beschuldigingen aan het adres van Fiat werden eerder dit jaar al door milieutoezichthouder EPA naar buiten gebracht.

Uitstoot in steden kan tot 70% omlaag

UT-onderzoeker Wouter van Heeswijk heeft een wiskundig model ontwikkeld waarmee je de optimale omstandigheden kunt bepalen voor duurzame stadsdistributie. Met zijn model kan de logistieke druk op steden verminderen en wordt transport duurzamer. In bepaalde gevallen kan de uitstoot in steden met 70% omlaag. Van Heeswijk promoveerde 19 mei op zijn onderzoek aan de vakgroep Industrial Engineering and Business Information Systems aan de Universiteit Twente.

Door de groeiende verstedelijking, versnippering van goederenstromen en krappere levertijden moeten steden over de hele wereld veel meer goederenvervoer verwerken. Inefficiënt stedelijk vervoer veroorzaakt onder andere schadelijke emissies, files en geluidshinder.

Wouter van Heeswijk ontwierp een wiskundig model dat de optimale mix van factoren kan bepalen voor duurzame stadsdistributie. Het model houdt rekening met factoren als subsidies, regelgeving en vervoerschema’s. Verder worden initiatieven zoals informatie-uitwisseling en samenwerking tussen transportbedrijven meegenomen.

Van Heeswijk pleit voor optimaal gebruik van consolidatiecentra. Bijna iedere stad heeft zo’n consolidatiecentrum waar vrachtwagens hun lading kunnen afgeven. Van Heeswijk: “Vaak rijden grote vrachtwagens met een kleine lading een stad in. Kijk maar eens met Google Street View in een grote stad rond.” Het consolidatiecentrum verspreidt de verzamelde vracht zo efficiënt mogelijk door de stad. Van Heeswijk: “In de praktijk werken die consolidatiecentra nog niet goed. Daarvoor is overheidsingrijpen nodig.” Van Heeswijk berekende dat met de juiste overheidsstimulatie de emissie door inefficiënte goederenstromen in steden tot 70% verlaagd kan worden. Hij pleit voor een mix van subsidies voor het gebruik van het consolidatiecentrum en financiële prikkels om vrachtwagens niet met weinig vracht de stad in te laten. Van Heeswijk: “Het is belangrijk dat er een landelijk of Europees beleid komt, zodat steden op één lijn komen. Als je het aan de markt overlaat dan werkt een consolidatiecentrum niet. Maar als je het enerzijds bedrijven financieel onaantrekkelijker maakt om steden in te rijden en aan de andere kant subsidies verstrekt om consolidatiecentra te gebruiken dan bereik je je doel. Zo kun je de uitstoot van stedelijk vrachtverkeer in bepaalde gevallen met 70% terugbrengen.”

Standaardbeleid van gemeenten kan onbedoeld contraproductief werken. Dr. ir. Martijn Mes, co-promotor van Van Heeswijk: “De gemeente bepaalt bijvoorbeeld dat vrachtwagens alleen nog in de vroege ochtend, nog voor de ochtendspits, de stad in mogen. Dat klinkt logisch. Maar als meerdere steden dat bepalen, dan zal een vervoerder die normaal gesproken de leveringen aan deze steden combineert nu extra vrachtwagens moeten inzetten. Het gevolg kan zijn dat totale transportafstanden toenemen. Dat wil je niet. Dankzij het model van Van Heeswijk kunnen we de optimale mix van stimuleringsmaatregelen en bedrijfsinitiatieven bepalen die wel het gewenste gevolg hebben.”

dinsdag 23 mei 2017

Schwarzenegger strijdt in Cannes voor milieu

De wereld moet zich niet laten demotiveren door mensen als president Donald Trump als het gaat om het milieu. Dat is de boodschap die Arnold Schwarzenegger uitdraagt op het festival van Cannes, waar hij zijn nieuwe film Wonders of the Sea 3D presenteert. De 69-jarige superster sprak commentaren in voor de nieuwe natuurdocumentaire van activist Jean-Michel Cousteau, die vijf jaar lang prachtige 3D-opnames maakte op de bodem van de oceaan.

Brandweer gebruikt giftig blusschuim

De Nederlandse brandweer gebruikt al jaren blusschuim met de giftige stof C8. Deze stof is extreem schadelijk voor mens en milieu. Volgens sommige deskundigen lopen brandweerlieden gevaar. De brandweer zoekt inmiddels naar een alternatief. Uit navraag van deze krant blijkt dat de meeste brandweerkorpsen in Nederland zogenaamd ‘fluorhoudend’ blusschuim gebruiken. In dat schuim zit onder meer de giftige stof PFOA, beter bekend als C8. Deze stof is bekend van het gifschandaal bij chemiebedrijf Dupont in Dordrecht. Het blusschuim wordt ingezet bij vloeistofbranden, wanneer bijvoorbeeld olie of benzine vlam heeft gevat.

maandag 22 mei 2017

Milieuverdrag voor wereldwijd terugdringen gebruik van kwik

Nederland ratificeerde in New York een milieuverdrag dat de gevaren van kwik aanpakt. Door dit samen te doen met 6 andere Europese lidstaten, wordt het vereiste aantal van 50 ratificaties bereikt en treedt het verdrag over 90 dagen wereldwijd in werking. Er gelden al strenge regels in Europa.

Het VN-verdrag van Minamata zorgt nu dat alle landen zich moeten gaan houden aan strenge regels voor de handel in kwik. Ook stelt het grenzen aan kwik in producten zoals thermometers en lampen. Gebruik van de stof in productieprocessen wordt ook aangescherpt, zoals voor de fabricage van schuimrubber. Het kwikverdrag stamt uit 2013 toen het door 128 landen, waaronder Nederland, is getekend.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in 2016 heeft staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) het op de agenda gezet om de lidstaten te bewegen het snel te ratificeren. ‘Het gevaar van kwik dat vrijkomt is evident en we moeten al het mogelijke doen om dit in te perken. Dit verdrag zorgt ervoor dat ook opkomende economieën nu verantwoord met deze gevaarlijke stof moeten omgaan,’ aldus Dijksma. ‘Nu wordt bijvoorbeeld nog veelvuldig kwik gebruikt bij kleinschalige goudwinning, waarbij mens en milieu groot gevaar lopen. Met dit verdrag wordt het gebruik internationaal aan banden gelegd.’

De gevaren van kwik kwamen aan het licht bij een milieuramp in de Japanse kustplaats Minamata 61 jaar geleden. Veel mensen overleden door het eten van vis met een zeer hoog gehalte kwik dat was geloosd door een fabriek. Kwik is een zwaar metaal en is erg schadelijk is voor de gezondheid van mensen en voor organismen in het milieu. Kwik dat vrijkomt kan zich over grote afstand verspreiden in de lucht en in water. Zo mocht er bijvoorbeeld lange tijd niet worden gevist in de Zweedse meren omdat de vis daar teveel kwik bevatte, overgewaaid uit China waar het was uitgestoten door kolencentrales.

Nederland geeft vandaag de zogeheten akte van aanvaarding af bij de Secretaris-Generaal van Verenigde Naties in New York. Met de aktes van Malta, Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Zweden en Denemarken die ook vandaag worden uitgereikt, komt het totaal aantal ratificaties uit op 51.

vrijdag 19 mei 2017

Deze fiets zuivert de lucht die je inademt

Met de Smog Free Tower liet de Nederlandse kunstenaar, uitvinder en publiekslieveling Daan Roosegaarde al zien dat hij graag helpt bij het verwijderen van smog uit de lucht van grote steden. Door de filtertechnologie van deze toren te combineren met een fiets, ontstaat een voertuig waarmee je al rijdend de lucht zuivert.

donderdag 18 mei 2017

Veiliger werken met asbest door wetswijzigingen

Om het werken met asbest veiliger te maken zijn er op 1 januari 2017 en 1 maart 2017 wetswijzigingen doorgevoerd. Werkt u met asbest? Dan hebben deze wijzigingen mogelijk directe gevolgen voor de manier waarop u omgaat met asbest, denk aan de veranderde indeling van risicoklassen bij asbestverwijdering en het verplicht gebruik van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

Per 1 januari 2017 is de maximale concentratie asbestvezels waar mensen tijdens hun werk aan mogen worden blootgesteld, aangepast in het Arbeidsomstandighedenbesluit. De maximale grenswaarde is teruggebracht van 10.000 vezels/m3 naar 2.000 vezels/m3.

Wijziging risicoklasse-indeling
Per 1 januari 2017 is ook de risicoklasse-indeling voor de verwijdering van asbest vereenvoudigd; er  is feitelijk nog sprake van 2 risicoklassen:

Klasse 1: omvat werkzaamheden waar een vezelconcentratie onder de grenswaarden wordt verwacht
Klasse 2: omvat werkzaamheden waarbij een verzelconcentratie boven de grenswaarde wordt verwacht

Er is geen risicoklasse 3 meer. Wel is er een risicoklasse 2A, die voor amfibool asbest van toepassing is.

Gevolg van de gewijzigde risicoklasse-indeling is dat er saneringshandelingen zijn die nu in een andere risicoklasse vallen dan voorheen. Dit betekent ook dat inventarisatierapporten voor asbestsloop en/of -renovatie - die zijn opgesteld vóór 1 januari 2017 en niet ouder zijn dan 3 jaar - moeten worden voorzien van een inlegvel om aan te geven of er wijzigingen zijn met betrekking tot de risicoklasse-indeling. Wijzigt de risicoklasse-indeling, dan moet bij het inlegvel ook de nieuwe versie van SMA-rt worden bijgevoegd. De Inspectie SZW zal hier op handhaven.

Per 1 maart 2017 is een nieuw certificatieschema voor asbestinventarisatie (SC-540) en asbestverwijdering (SC-530) in werking getreden. De certificatieschema’s voor asbestinventarisatie en asbestverwijdering zijn aangepast en samengevoegd tot één nieuw schema. Het gaat om de Arbeidsomstandighedenregeling Bijlage XIIIa behorend bij Artikel 4.27 (Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering).

woensdag 17 mei 2017

Staat gaat in hoger beroep tegen uitspraak fosfaatreductieregeling

De Staat gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter waarmee onlangs een beperkt aantal boerenbedrijven is uitgezonderd van de fosfaatreductieregeling. Voor alle andere melkveebedrijven blijft de fosfaatreductieregeling onverkort van toepassing.

Dit schrijft staatssecretaris Martijn van Dam (Economische Zaken) in een brief aan de Tweede Kamer na overleg met het zuivelbedrijfsleven, de diervoederindustrie en de Rabobank. Deze partijen hebben samen het fosfaatreductieplan opgesteld voor behoud en verlenging van de zogeheten derogatie, een uitzondering op de Europese mestregels.  De sectorpartijen steunen de Staat in het aantekenen van het hoger beroep.

De fosfaatreductieregeling moet nog dit jaar leiden tot een forse reductie van de fosfaatproductie. Dit is noodzakelijk omdat het Europese fosfaatplafond is overschreden. Deze overschrijding leidt tot het verlies van de derogatie op basis waarvan Nederland veel meer dierlijke mest mag gebruiken dan is toegestaan volgens de nitraatrichtlijn. Het verlies van deze uitzonderingspositie zou grote financiële gevolgen hebben voor de Nederlandse veehouderij.

Van Dam:  "Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat een groot deel van het doel om de  fosfaatproductie in 2017 weer onder het Europees plafond te brengen, al is gehaald. Maar we zijn er nog niet. Het is in het eigen belang van de melkveehouderij om nu met volle vaart door te zetten.  Alleen dan behoudt de sector zicht op derogatie.”

Er zijn goede gronden om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan. Zo is onder andere het oordeel van de rechter dat de fosfaatreductieregeling disproportioneel uitpakt voor de eisende melkveehouders aanvechtbaar. Daarnaast meent de Staat dat de regeling voorzienbaar was voor alle melkveehouders. Zij wisten dat er maatregelen getroffen zouden worden als het Europees fosfaatplafond werd overschreden.

Het hoger beroep betekent dat bedrijven die naar aanleiding van het recente vonnis besluiten zich nu niet aan de fosfaatreductieregeling te houden, hierbij een risico nemen dat voor eigen rekening komt.
Het hoger beroep wordt aangetekend via een spoedappèl om zo de periode waarin onzekerheid bestaat over de status van de uitspraak tot een minimum te beperken. Met het spoedappèl wordt gehoopt op een uitspraak in augustus. 

In de brief schrijft Van Dam verder dat hij samen met de sector kijkt of er draagvlak is voor een alternatieve invulling van het jongveegetal.  Het jongveegetal is onlangs geïntroduceerd om te voorkomen dat melkveehouders hun vee tijdelijk zouden onderbrengen bij niet-melkleverende bedrijven. Deze niet-melkleverende veehouderijen zijn namelijk vrijgesteld van het fosfaatreductieplan.

Afgelopen week gaven de  sectorpartijen aan dat de introductie van het jongveegetal tot onbedoelde effecten leidt in de melkveesector. De staatssecretaris heeft de sector daarom uitgenodigd op korte termijn te onderzoeken of er draagvlak is voor een alternatieve invulling van het jongveegetal. Voorwaarde is wel dat dit niet ten koste gaat van de effectiviteit van de regeling en geen ongewenste markteffecten voor andere sectoren geeft.

DuPont wist dat omwonenden risico’s liepen

Er zijn sterke bewijzen dat het bedrijf DuPont al decennialang wist van de gevaren van de stof C8 voor de omwonenden van de fabriek. Amerikaanse documenten uit de jaren tachtig, in handen van het AD, laten zien dat DePont in 1984 al overwoog te stoppen met de stof, omdat de C8 zich opstapelde in het bloed en het volgens het bedrijf de gezondheid van werknemers en omwonenden zou kunnen schaden. Maar het economisch belang was groot.
In een intern stuk uit 1982 raden DuPont-onderzoekers al aan de stof uit te faseren. Want: ,,C8 blijft lang in het bloed zitten, en dat baart zorgen. Er is ook een sterke mogelijkheid dat bewoners van de lokale gemeenschap worden blootgesteld.'' DuPont zegt in de documenten beperkte kennis te hebben wat de lange termijn-effecten zijn voor de gezondheid, maar de fabriek beseft volgens een handleiding van leverancier 3M, wel dat het kanker kan veroorzaken.

dinsdag 16 mei 2017

Bloedonderzoek omwonenden DuPont/Chemours bevestigt langdurige blootstelling PFOA

De resultaten van het bloedonderzoek zijn in lijn met een eerdere risicoschatting van het RIVM uit 2016. Hierbij werd berekend dat het waarschijnlijk is dat de gezondheidskundige grenswaarde voor PFOA langdurig is overschreden. De blootstelling aan perfluoroctaanzuur (PFOA) in het verleden heeft mogelijk effect op de gezondheid van omwonenden DuPont/Chemours.
Omwonenden die lang dichtbij de fabriek wonen hebben hogere concentraties PFOA in bloed dan bewoners die verder weg of minder lang in de omgeving wonen. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM in samenwerking met de Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid Holland Zuid.

Uit een analyse van wetenschappelijke literatuur blijkt dat er relaties zijn tussen ongewenste veranderingen in het lichaam en de PFOA concentratie in het bloed. In de wetenschap is nog wel veel onzekerheid bij welke bloedconcentraties deze ongewenste veranderingen in het lichaam optreden. Het is niet duidelijk of PFOA blootstelling de oorzaak is van de veranderingen.
Een relatie is het meest waarschijnlijk voor veranderingen in cholesterol, leverenzymen en geboortegewicht. Veranderingen worden al waargenomen vanaf relatief lage PFOA bloedconcentraties zoals die voorkomen bij de algemene bevolking.

Het RIVM verwacht dat een (individueel) gezondheidsonderzoek onder omwonenden weinig tot geen gezondheidswinst oplevert voor de omwonenden. Herkenning en behandeling van de ongewenste veranderingen in het lichaam die mogelijk als gevolg van PFOA blootstelling optreden, worden in sommige gevallen al ondervangen door standaard controles. De mogelijke ernstige gezondheidseffecten komen heel weinig voor. Het gaat hierbij om nierkanker, testiskanker en chronische ontsteking van slijmvlies van de dikke darm (colitis ulcerosa).
Hierdoor is de kans klein dat bij een screening op deze ziektes extra nieuwe gevallen zullen worden opgespoord. Mensen die zich zorgen maken over hun gezondheid wordt aangeraden contact op te nemen met hun huisarts.

maandag 15 mei 2017

Milieukeur krijgt de naam ‘PlanetProof’

Om internationale toepassing van Milieukeur mogelijk te maken heeft het keurmerk een nieuwe naam gekregen: On the way to PlanetProof. Stichting Milieu Keur (SMK) maakte dit tijdens haar Jubileum Event bekend. De naam is beschikbaar voor keurmerkhouders die met hun producten voldoen aan de eisen van Milieukeur. Ook handelsbedrijven en retailers kunnen voor gebruik van PlanetProof worden gecertificeerd.

Vervuilde lucht kan energie opwekken

Onderzoekers aan de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven zijn erin geslaagd een proces te ontwikkelen waarbij lucht wordt gezuiverd en tegelijkertijd energie wordt gewonnen. Bovendien moet het apparaat alleen belicht worden om te werken.

“We maken gebruik van een klein apparaatje waarin twee kamers gescheiden worden door een membraan”, legt prof. Sammy Verbruggen (UAntwerpen/KU Leuven) uit. “Aan de ene kant wordt lucht gezuiverd, terwijl aan de andere kant waterstofgas wordt geproduceerd uit een deel van de afbraakproducten. Dit waterstofgas kan worden opgeslagen en later als brandstof worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld nu al wordt toegepast in enkele waterstofbussen van De Lijn.”

Op die manier spelen de onderzoekers in op twee grote maatschappelijke noden: schone lucht en alternatieve energieproductie. De kern van de oplossing situeert zich ter hoogte van het membraan. Daar brengen de onderzoekers specifieke nanomaterialen op aan. “Die katalysatoren zijn in staat om waterstofgas te vormen en luchtvervuiling af te breken”, licht professor Verbruggen toe. “In het verleden werden dergelijke cellen vooral gebruikt om waterstof te winnen uit water. We hebben nu ontdekt dat het ook kan, en zelfs efficiënter verloopt, met vervuilde lucht.”

Het lijkt om een complex proces te gaan, maar niets is minder waar: het apparaatje moet alleen belicht worden. Het doel van de onderzoekers is gebruik te kunnen maken van (gratis) zonlicht. De processen die aan de basis liggen van de technologie zijn immers vergelijkbaar met die van zonnepanelen. Het verschil is dat hier niet rechtstreeks elektriciteit wordt geproduceerd, maar lucht wordt gezuiverd terwijl de opgewekte energie wordt opgeslagen in waterstofgas.

“Op dit ogenblik werken we op een schaal van slechts enkele vierkante centimeter. Op termijn willen we onze technologie graag opschalen om het proces industrieel toepasbaar te maken. We werken ook aan het verbeteren van onze materialen, zodat we nog efficiënter kunnen gebruikmaken van zonlicht om de reacties op te wekken/in gang te zetten.”

vrijdag 12 mei 2017

Provincie start preventieve bestrijding eikenprocessierups

De eikenprocessierups is in aantocht. Onder het motto ´voorkomen is beter dan genezen´ is de provincie Utrecht deze week begonnen met het besproeien van ruim 4000 eiken langs provinciale wegen met een biologisch bestrijdingsmiddel. Dit om te voorkomen dat de rupsen nesten gaan bouwen in deze bomen en overlast veroorzaken in de vorm van allergische reacties bij voorbijgangers.

De te behandelen bomen staan voornamelijk langs de provinciale fietspaden en parallelwegen omdat de contactkans tussen rupsen en voorbijgangers daar het grootste is. De werkzaamheden nemen ongeveer een week in beslag en geven weinig hinder voor het verkeer.

De eikenprocessierups is de rups van een nachtvlinder. Nadat de rups zich verpopt heeft tot vlinder, legt zij in de maanden augustus en september haar eitjes in de toppen van voornamelijk zomereiken. Na de winter komen in het voorjaar de jonge rupsen uit de eitjes tevoorschijn. Na het derde stadium van vervelling, komen de brandharen. Als de menselijke huid in aanraking komt met deze brandharen, is de kans groot dat er een allergische reactie ontstaat, zoals jeuk, branderigheid, roodheid en zwelling.

De experts van de provincie weten uit ervaring van voorgaande jaren welke bomen favoriet zijn bij de processierupsen. Door de bomen in een vroeg stadium te behandelen kan de provincie voorkomen dat de eikenprocessierups zich daar opnieuw nestelt. De bestrijding betreft ruim 4000 eiken waaruit de provincie in vorige jaren nesten heeft verwijderd en om nog wat locaties die ´verdacht´ zijn.

Het sproeimiddel dat wordt gebruikt is biologisch en niet schadelijk voor de bomen en hun omgeving. De behandeling van de ruim 4000 bomen neemt ongeveer een week in beslag. Een tweede behandeling is niet nodig. Waterwingebieden, bebouwde kommen en bekende vlindertrekzone’s zijn uitgesloten van preventieve behandeling.

donderdag 11 mei 2017

Milieudefensie opnieuw naar de rechter

Precies een jaar geleden kondigde Milieudefensie een rechtszaak aan om gezonde lucht te eisen. Momenteel heeft de rechtszaak nog steeds niet plaatsgevonden. Sterker nog, er is nog niet eens een datum vastgesteld voor de zitting. Daarom wil men een spoedprocedure, een zogenaamd kort geding, starten. Zo kan Milieudefensie snel een bindende uitspraak van een rechter afdwingen en moet de Staat hopelijk al heel snel maatregelen nemen.

Vorig jaar deden meer dan 1700 mensen mee aan de crowdfunding voor de uitgebreide rechtszaak voor gezonde lucht. Anne Knol, campagneleider mobiliteit: “Het probleem is veel te urgent om op de lange baan te schuiven. Ieder jaar overlijden duizenden mensen door luchtvervuiling en vele tienduizenden worden ernstig ziek. Ontzettend veel mensen maken zich zorgen en de overheid doet er niks aan.” Voor het kort geding is wederom een crowdfunding geopend.

In Nederland kampen één miljoen mensen met klachten als bronchitis, astma, COPD en hart- en vaatziekten. Luchtvervuiling is één van de grote oorzaken daarvan. Uit nieuw onderzoek is gebleken dat luchtvervuiling ook tot een verhoogde kans op dementie en tot leerachterstanden leidt. "De overheid doet veel te weinig om de luchtkwaliteit te verbeteren. Sterker nog, de maximumsnelheid wordt verhoogd naar 130 kilometer per uur, de invoering van milieuzones wordt gefrustreerd en er worden miljarden geïnvesteerd in de aanleg van nieuwe wegen. Het recht op gezondheid zou toch een belangrijker moeten zijn dan het recht op vervuilend verkeer.”, stelt Anne Knol. We hopen dat de rechter dit ook zo ziet.

Kunstmest produceren uit omgevingslucht mogelijk vijf keer zo zuinig

Afrikaanse boeren die in de toekomst hun eigen kunstmest produceren uit slechts omgevingslucht. Bhaskar S. Patil zet een belangrijke stap met een revolutionaire reactor die stikstof uit de lucht omvormt tot stikstofoxiden (NOx), de grondstof voor kunstmest. Zijn techniek is in theorie tot vijf keer zo energiezuinig als bestaande processen, en kan zonder grote investeringen als kleinschalige installatie bij afgelegen boerderijen worden geplaatst. Hij promoveert 10 mei aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).

De productie van de belangrijkste grondstoffen voor kunstmest, ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx), is een zeer energie-intensief proces. Deze is verantwoordelijk voor ca. 2% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Een besparing van het energieverbruik is via de huidige productieprocessen echter nauwelijks meer mogelijk, omdat het theoretisch minimaal haalbare energieverbruik al vrijwel is gerealiseerd.
Twee reactoren

De Indiase promovendus Patil zocht daarom voor zijn promotieonderzoek naar alternatieve productiemethodes van ammoniak en stikstofoxiden. Hij bouwde twee type reactoren, de zogeheten Gliding Arc (GA) reactor en de Dielectric Barrier Discharge (DBD) reactor. In zijn experimenten bleek de GA-reactor het meest geschikt te zijn voor de productie van stikstofoxiden. In deze reactor glijdt bij atmosferische druk een plasma-front (een soort mini-bliksem) tussen twee uiteenlopende metalen oppervlaktes, beginnend bij een kleine opening (2 mm) tot een grotere afstand van 5 centimeter. Door deze expansie koelt het plasma af tot kamertemperatuur. Tijdens het traject dat de 'bliksem' aflegt reageren stikstof (N2) en zuurstof (O2) uit de lucht in de directe nabijheid van het bliksemfront tot stikstofoxiden (NO en NO2).

Patil optimaliseerde deze reactor en kwam bij een volume van 6 liter per minuut tot een energieverbruik van 2,8 MJ per mol. Dit is nog ruim boven de commercieel uitontwikkelde methoden die ongeveer 0,5 MJ/mol verbruiken. Het theoretische minimum van de reactor van Patil ligt echter met 0,1 MJ/mol nog stukken lager. Op de lange termijn kan deze plasmatechniek dus een energiezuinig alternatief voor de huidige energievretende ammoniak- en nitraatproductie kan zijn. Een bijkomend voordeel is dat bij de methode van Patil geen extra grondstoffen nodig zijn en de productie kleinschalig met duurzame energie kan worden opgewekt. Hierdoor is zijn techniek uitermate geschikt voor toepassing in afgelegen gebieden die geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet, bijvoorbeeld in Afrika.

Het Duitse Evonik Industries, een van de sponsoren van het onderzoek, werkt inmiddels aan het doorontwikkelen van de reactor. Daarnaast is bij de TU/e een tweede promovendus gestart aan het verder uitwerken van deze technologie tot concrete toepassingen. Naast gebruik bij afgelegen boerderijen is deze techniek ook in te zetten bij het stimuleren van plantengroei in kassen en bij de opslag van duurzame energie in vloeibare brandstoffen. Het promotieonderzoek van Patil is gefinancierd door het EU MAPSYN consortium.

woensdag 10 mei 2017

CO2 uitstoot heftrucks kan een stuk lager

Uit een analyse van TÜV Nord Cert over de jaren 2005-2015 blijkt dat het inzetten van kleinere batterijen een erg gunstige invloed op de CO2 emissies heeft. Bovendien zijn de heftrucks van Jungheinrich inmiddels volop voorzien van moderne technologie – zodanig, dat tweeploegendienst met één acculading geen probleem meer hoeft te zijn. Gemeten over alle fasen in de levenscyclus, bleek Jungheinrich in staat om de CO2 emissies in totaal met ongeveer 25 procent teruggebracht

dinsdag 9 mei 2017

Nieuwe auto’s op de Nederlandse markt worden viezer

Nieuwe auto’s op de Nederlandse markt worden viezer: de CO2-uitstoot van nieuwe leaseauto’s, gekocht in 2016 stijgt met 10% ten opzichte van nieuw gekochte auto’s in 2015. Dit blijkt uit vandaag gepubliceerd onderzoek van Natuur & Milieu, uitgevoerd door ICCT. Het verschil tussen theoretisch verbruik van nieuwe auto’s en praktijkverbruik is daarnaast ook opnieuw toegenomen: een gemiddelde auto, gekocht in 2016, verbruikt momenteel 50% meer brandstof dan men op basis van de fabrieksopgave mag verwachten.

Geertje van Hooijdonk, directeur a.i. bij Natuur & Milieu: ‘Zeer zorgwekkend dat de uitstoot van nieuwe auto’s toeneemt. De trend van de afgelopen jaren, dat nieuwe auto’s zuiniger werden, is hiermee helaas doorbroken. Terwijl de sector mobiliteit juist in sneltreinvaart moet reduceren. Deze sector stoot namelijk twee keer zoveel CO2 uit als eerder werd gedacht, blijkt uit onze recente gepubliceerde Mobiliteitsvisie.’

Belangrijkste oorzaak van de CO2-toename is dat de fiscale voordelen op zuinige auto’s voor leaserijders verdwijnen. ‘Dit is precies de reden dat wij pleiten voor de fiscale stimulering van zuinige auto’s. Bij afschaffing hiervan, vervuilt het wagenpark direct zoals we nu zien,’ aldus Van Hooijdonk. ‘De fiscale voordelen verdwijnen vanaf 2017 volledig, met uitzondering volledig elektrisch. Dit betekent dat het wagenpark vanaf nu alleen maar nog vuiler wordt. Leaseauto’s komen na vier jaar ook op de occassionmarkt. Funest om aan onze afspraken van het klimaatakkoord in Parijs te voldoen. We vragen de overheid daarom om zuinige auto’s te blijven stimuleren.’

Het verschil tussen de fabrieksopgave en het praktijkgebruik is daarnaast weer toegenomen. Gemiddeld verbruikt een auto 50% meer brandstof en stoot 50% meer CO2 uit dan men op basis van de fabrieksopgave mag verwachten. ‘Ongehoord dat autofabrikanten ongestraft mogen doorgaan met dit gesjoemel. Tijd dat er één sterke, Europese toezichthouder komt die paal en perk stelt aan het gesjoemel met gebruikscijfers, naar Amerikaans model. Belangrijk is dat deze toezichthouder sancties als boetes op kan leggen aan autofabrikanten die zich niet aan de regels houden.

De cijfers van het onderzoek hebben betrekking op auto’s die tussen 2009 en 2016 op de Nederlandse markt zijn gekomen. De steekproef werd gedaan onder 28.000 voertuigen. Het onderzoek is uitgevoerd door ICCT, in opdracht van Natuur & Milieu. De laatste cijfers van Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen, waaruit de CO2 toename van auto’s uit 2016 blijkt, zijn in dit onderzoek meegenomen.

maandag 8 mei 2017

'Parijse doelstellingen voor koolstofvastlegging in de bodem zijn niet realistisch'

De verwachting dat we de stijging in de atmosferische concentratie van broeikasgassen kunnen compenseren door een verhoging van de koolstofopslag in de bodem met 0,4% per jaar is niet realistisch, aldus Jan Willem van Groenigen, Oene Oenema van Wageningen Universiteit en internationale collega’s in een opiniestuk in Environmental Science and Technology. Deze afspraken zijn bij de klimaatconferentie in Parijs gemaakt, maar de onderliggende aannames zijn niet realistisch, volgens de onderzoekers.


De plannen om meer koolstof vast te leggen in de bodem (‘4P1000’) werden in 2015 in Parijs naar buiten gebracht tijdens de conventie over het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Het organisch materiaal in de bodems van de wereld bevat ongeveer driemaal zoveel koolstof als de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer. Het verhogen van deze voorraad aan organisch materiaal met een snelheid van 4 promille per jaar zou in theorie de toename in atmosferische CO2 volledig compenseren. Een dergelijke verhoging zou kunnen worden bewerkstelligd met veranderingen in bijvoorbeeld het landgebruik of vruchtwisselingsschema's.

“In principe is het 4P1000-doel geweldig,” zegt Jan Willem van Groenigen, eerste auteur van het artikel. “Over het algemeen is meer koolstof goed voor vrijwel elke bodem. Als we dat kunnen combineren met het vertragen van de klimaatverandering, hebben we een win-winsituatie. Het probleem is echter dat de berekeningen niet realistisch zijn.”

Om extra koolstof op te slaan in de bodem, heb je andere nutriënten nodig, zoals stikstof. “Je kunt geen huis bouwen met alleen een stapel bakstenen. Je hebt ook specie nodig. Zo kunnen we ook geen organisch materiaal in de bodem produceren met alleen koolstof,” zegt Kees Jan van Groenigen van de Universiteit van Exeter. “Je hebt enorme hoeveelheden stikstof nodig, en het is niet duidelijk waar die stikstof vandaan moet komen. Om bijvoorbeeld de hoeveelheid koolstof op de slaan die in de 4p1000-doelstellingen wordt genoemd, heb je het equivalent van 75% van de huidige stikstofkunstmest extra nodig, en dan ook nog op de juiste plaatsen. Dat is praktisch gezien gewoonweg onmogelijk.”

“Dat is echter geen reden om de 4p1000-doelstellingen te laten varen,” zegt Jan Willem van Groenigen: “Laten we het kind niet met het badwater weggooien. De 4p1000-doelstellingen vormen een grote bron van inspiratie voor alles wat we kunnen doen als boeren, bodemwetenschappers, landbouwkundigen en beleidsmakers om de opwarming van de aarde te bestrijden en tegelijkertijd onze bodems te verbeteren.” In plaats daarvan doen de auteurs een beroep op de wetenschappelijke gemeenschap om na te denken over de rol van nutriënten bij het bereiken van de 4p1000-doelstellingen. “Dat zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat er extra bodemkoolstof moet worden opgeslagen op plaatsen waar ook nutriënten beschikbaar zijn,” zegt Jan Willem van Groenigen. “Bij andere gronden kunnen we ons wellicht het beste richten op het minimaliseren van de uitstoot van andere broeikasgassen, zoals lachgas en methaan.”

vrijdag 5 mei 2017

De diepte in: Iers-Nederlands onderzoek vindt verborgen koolstofreservoir in de bodem waarop we staan

Uit onderzoek op grasland in Ierland, uitgevoerd onder leiding van Gary Lanigan (Teagasc - de Ierse Agriculture and Food Development Authority) en de hoogleraren Rachel Creamer en Rogier Schulte (beiden Wageningen University & Research), is gebleken dat in bodems waar veel kleideeltjes naar diepere lagen zijn gespoeld, voor veel langere periodes en op veel grotere diepte koolstof vastgelegd wordt dan voorheen bekend was. Met de publicatie van hun resultaten in Nature Scientific Reports laten de auteurs zien hoe deze bodems een prominente rol kunnen spelen in het beperken van klimaatverandering en het deels opvangen van de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw.

Het is algemeen bekend dat alle bodems een belangrijke rol spelen in de wereldwijde koolstofdioxidecyclus. Bodems slaan driemaal zoveel koolstof op als de hoeveelheid die aanwezig is in de atmosfeer. Ze kunnen een bron van koolstofuitstoot zijn door landdegradatie, of juist een opslag door het vastleggen van koolstof in de bodem. In de overeenkomst van Parijs van de Framework Convention on Climate Change van de Verenigde Naties (UNFCCC) wordt de rol van de bodem in het beperking van klimaatverandering erkend in het 4per1000-initiatief, waarin wordt verwezen naar het doel om de koolstofinhoud van de bodem wereldwijd te laten toenemen met 0,4% per jaar.

Bij het internationale raamverdrag voor het bepalen van de hoeveelheid koolstof in de bodem is tot nu toe echter alleen rekening gehouden met de bovenste dertig centimeter van de bodem, de zogeheten bovengrond. Het Iers-Nederlandse onderzoek bevestigt dat dit inderdaad de laag is die de grootste hoeveelheid koolstof bevat, namelijk tot twee derde van alle koolstof in de bodem. Gemma Torres, eerste auteur en werkzaam bij Teagasc en de Universiteit van Limerick, legt uit: “De meeste koolstof in de bovengrond is gebonden aan de grotere gronddeeltjes. Deze bieden een smakelijke maaltijd voor bodemorganismen, die de koolstof snel weer vrijgeven in de atmosfeer. Dat betekent dat het grootste deel van de koolstof in de bovengrond voor minder dan tien jaar is vastgelegd. Op grotere diepte zit de koolstof vooral gebonden aan steeds kleinere bodemdeeltjes. Daardoor blijft de koolstof lang buiten het bereik van bodemorganismen, gewoonlijk gedurende decennia in plaats van jaren.”

Rachel Creamer van Wageningen University & Research (WUR): “Uit ons onderzoek blijkt dat dit effect het meest uitgesproken is in bodems, waarin de kleideeltjes van de bovengrond naar de ondergrond zijn gespoeld, een proces dat bekend staat als klei-inspoeling of -illuviatie. In dit soort bodems wordt meer dan de helft van de koolstof in diepere gondlagen voor eeuwen vastgelegd.”

Prof Schulte van WUR vertelt dat het resultaat van het onderzoek belangrijke en positieve gevolgen heeft voor de rol die de Europese landbouw kan spelen bij het verminderen van de klimaatverandering: “De nieuwe voorstellen van de Europese Commissie voor een raamverdrag voor energie en klimaat voor 2030 bieden een zekere mate van flexibiliteit voor het gebruik van de bodem om de agrarische uitstoot van koolzuurgas gedeeltelijk te compenseren. Het vastleggen van koolstof in de bodem is een van de meest rendabele manieren waarop de landbouw een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer. Uit ons onderzoek blijkt dat bodems met veel naar diepere lagen ingespoelde kleideeltjes nog meer potentieel hebben dan eerder gedacht en dat ze een belangrijke rol kunnen spelen in de plannen van de EU-lidstaten om hun klimaatverplichtingen na te komen. Zo ontstaan er mogelijkheden om climate smart landbeheer te stimuleren, aangepast aan diverse bodemsoorten.”

Koolstof vastleggen voor langere periodes

Gary Lanigan van Teagasc in Ierland, ziet goede mogelijkheden. “Zo wordt de bodem van natte Ierse graslanden nauwelijks bewerkt. De bovenste grondlaag zal inmiddels geen extra koolstof meer op kunnen nemen. Maar in de diepere lagen zitten klei-deeltjes die nog extra koolstof kunnen opnemen. Daarom hebben we maatregelen nodig om bodems zó te beheren dat de nu al vastgelegde koolstof vastgehouden wordt en er tegelijk gepoogd kan worden om extra koolstof voor langere periodes vast te leggen.”

donderdag 4 mei 2017

Rioolwater meer gezuiverd bij lozing op stilstaandwater



Rioolwaterzuiveringsinstallaties die lozen op stilstaand oppervlaktewater verwijderen meer stikstof en fosfor uit het rioolwater dan installaties die lozen op stromend water. Stilstaand water is gevoeliger voor voedselverrijking door deze stoffen. Het meeste gezuiverde rioolwater wordt geloosd op rivieren en beken. Het zuiveringsslib, dat hierbij als restproduct vrijkomt, wordt voor het grootste deel verbrand, deels met opwekking van energie. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS over zuivering van afvalwater in 2015.

Eind 2015 telde Nederland 334 rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s). Deze worden beheerd door de waterschappen. De rwzi’s zuiverden in 2015 gezamenlijk bijna 2 miljard m3 rioolwater, 6 procent meer dan in 2014. Deze toename is vrijwel volledig het gevolg van meer neerslag. Een deel van het regenwater wordt namelijk via het riool afgevoerd en belandt zo bij de rwzi’s.

Het zuiveren van het rioolwater kost de waterschappen jaarlijks ruim 1 miljard euro.

Rioolwaterzuiveringsinstallaties halen bijna alle biologisch afbreekbare vervuiling uit het aangevoerde afvalwater. Fosfor en stikstof worden gemiddeld voor 85 procent uit het afvalwater gehaald. Deze stoffen veroorzaken eutrofiëring van het oppervlaktewater. Stilstaande wateren, zoals meren, polder- en boezemwater, zijn gevoeliger voor verrijking door deze nutriënten. Rwzi’s die gezuiverd afvalwater op stilstaand oppervlaktewater lozen, verwijderen daarom de fosfor- en stikstofverbindingen gemiddeld beter uit het afvalwater dan installaties die lozen op stromend water, zoals de grote rivieren, en op zout water.

Na zuivering wordt het meeste rioolwater geloosd op kleine rivieren en beken (28 procent), gevolgd door kanalen (25 procent) en de grote rivieren zoals Rijn, Maas en IJssel (25 procent). Slechts een klein deel wordt geloosd op polder- en boezemwater, meren en zout water zoals de Noordzee, Waddenzee of Westerschelde.

Bij zuivering van rioolwater in een rwzi blijft zuiveringsslib over. Maar ook veel bedrijven die zelf hun industriële afvalwater zuiveren produceren zuiveringsslib en voeren dit af. In 2015 werd in totaal 525 miljoen kg zuiveringsslib - uitgedrukt als droge stof afgevoerd door rwzi’s en bedrijven. Dat is 2 procent meer dan in 2014. Bijna twee derde hiervan is afkomstig van de zuivering van rioolwater door rwzi’s, een derde komt vrij bij industriële afvalwaterzuivering door bedrijven. De laatste jaren kost de verwerking van dat zuiveringsslib de waterschappen en bedrijven samen bijna 250 miljoen euro.
Sinds enige jaren wordt het meeste zuiveringsslib (ruim twee derde) verbrand. Een deel van dit slib bevat weinig water en kan dan ook worden ingezet als brandstof voor het opwekken van energie, bijvoorbeeld in elektriciteitscentrales en cementovens. Twintig jaar geleden werd nog minder dan een vijfde van het slib verbrand. In 1995 werd nog ruim de helft van het slib gestort, iets wat door strengere regelgeving nu vrijwel niet meer gebeurt.

woensdag 3 mei 2017

Lichte stijging ammoniakuitstoot

De uitstoot van ammoniak is in 2015 licht gestegen ten opzichte van 2014 en voldoet met 127,6 kiloton aan het Europees gestelde plafond. De toename komt vooral doordat in de agrarische sector meer kunstmest is gebruikt. De toename wordt voor een deel afgezwakt door een dalende uitstoot in de varkens en pluimveesector als gevolg van schonere stalsystemen. Dit blijkt uit het Informatieve Inventory Report 2017 van het RIVM en partnerinstituten.

De totale uitstoot van ammoniak tussen 1990 en 2015 is met terugwerkende kracht naar beneden bijgesteld. Dit komt door nieuwe inzichten in de zogeheten emissiefactoren; daarmee wordt de uitstoot berekend. Zo is vanaf 2008 de jaarlijkse hoeveelheid ammoniak die via kunstmest wordt uitgestoten circa 4 kiloton lager dan eerder was berekend. Deze bijstelling is voortgekomen uit een internationale wetenschappelijke review die op verzoek van de staatssecretaris van Economische Zaken is uitgevoerd.

De emissies van stikstofoxiden, zwaveldioxiden en niet-methaan vluchtige organische stoffen blijven licht dalen. Voor deze stoffen blijft Nederland voldoen aan de gestelde plafonds. Behalve deze stoffen is de uitstoot van koolmonoxide, fijn stof, zware metalen en persistente organische stoffen tussen 1990 en 2015 bijna zonder uitzondering gedaald. Dit komt vooral door schonere brandstoffen, schonere automotoren en door emissiebeperkende maatregelen in de industrie.

In het Informatieve Inventory Report 2017 analyseren en rapporteren het RIVM en diverse partnerinstituten de uitstoot van stoffen. Europese lidstaten zijn hiertoe verplicht. Nederland gebruikt de analyses om beleid te onderbouwen.

dinsdag 2 mei 2017

LNG vaak juist slechter voor het klimaat dan diesel

LNG, de nieuwe fossiele brandstof voor het zware transport die diesel moet vervangen, blijkt niet de klimaatvoordelen te hebben die de sector claimt. In het overgrote deel van de gevallen stoot LNG zelfs meer broeikasgas uit dan diesel. Een onderzoek van Down to Earth magazine toont dit aan.

LNG is ‘liquid natural gas’: gekoeld, vloeibaar aardgas. In de Nederlandse transportsector wordt LNG pas enkele jaren gebruikt. Het is goedkoper dan diesel en zou ook beter zijn voor het milieu. Het LNG Platform Nederland claimt dat de brandstof 15 procent minder broeikasgas uitstoot ten opzichte van diesel. Praktijktesten door TNO en Low Carbon Vehicle Partnership laten echter zien dat rijden op LNG in de gunstigste gevallen hoogstens 10 procent uitstoot bespaart; in de nadeligste scenario’s slaat dit om in 35 procent extra uitstoot. Ook de uitstoot in de productieketen veroorzaakt veel klimaatschade. Gas dat geïmporteerd wordt uit Algerije stoot bijvoorbeeld tot 2,5 keer meer broeikasgassen uit dan diesel.

Deze zorgelijke praktijkresultaten worden onder andere veroorzaakt door tegenvallend motorrendement, de energie die het kost om het gas te koelen, gas dat afgefakkeld wordt in de landen van herkomst en het weglekken van methaan; een probleem waarover vorige week nog kamervragen gesteld zijn.

Het LNG Platform Nederland wil dat in 2050 de helft van de Nederlandse trucks en een derde van de zeeschepen op LNG werkt. De klimaatvoordelen van dit aardgas worden daarbij aangevoerd als argument. Maar, zo stelt Richard Smokers van TNO tegenover Down to Earth: een eenduidig advies dat LNG beter presteert dan diesel is lastig te geven.

maandag 1 mei 2017

Melkveehouderij slaagt er in uitstoot fosfaat flink omlaag te brengen

De melkveehouderij is er in geslaagd om de uitstoot van fosfaat – als bestanddeel van mest – in het eerste kwartaal van dit jaar flink omlaag te brengen. In totaal is 4,5 miljoen kilo fosfaatreductie behaald, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Hiermee is een groot deel van het doel om de uitstoot van fosfaat in 2017 weer onder het Europees plafond (172,9 miljoen kilo) te brengen al gehaald.

Dit schrijft staatssecretaris Martijn van Dam (Economische Zaken) mede namens het zuivelbedrijfsleven, Nevedi en de Rabobank in een brief aan de Tweede Kamer. Deze partijen hebben een fosfaatreductieplan opgesteld met als doel de uitzonderingspositie van Nederland op het gebied van derogatie in Europa te behouden.

De melkveestapel is in de afgelopen maanden fors gekrompen met ruim 90.000 dieren.  Daarnaast wordt er succesvol fosfaat gereduceerd via het veevoer. Een private regeling die  varkenshouders stimuleert om fosforarmer veevoer af te nemen levert in de loop van dit jaar daarnaast een potentiële meevaller van 1 miljoen kilo fosfaatreductie op.

Wel is duidelijk dat er minder boeren zullen stoppen met hun bedrijf via de subsidieregeling beëindiging melkveehouderij dan voorzien, omdat er vanwege staatssteunregels geen derde openstelling komt. Daarnaast is er buiten de melkveesector een lichte stijging van het aantal dieren, zoals kippen en varkens, die fosfaat uitstoten.

Daarom is besloten om de reductiedoelstelling voor melkveehouders op te hogen van 4 naar 5 miljoen kilo fosfaat. De komende weken wordt onderzocht welke aanvullende maatregelen hiervoor nodig zijn. Hier wordt begin juni over besloten. Daarbij wordt gekeken of het mogelijk is het fosforgehalte in het veevoer verder te verlagen. Ook zal dan het exacte reductiepercentage voor de derde periode van dit jaar worden vastgelegd. Hierover is tot nu toe aangegeven dat dit maximaal 20% zal zijn, tegenover respectievelijk 5 en 10% in de eerste twee perioden van dit jaar. Boeren die meer dan 10% zijn gegroeid kunnen hier nu al tijdig op inspelen.