Certificaten voor duurzame houtproductie werken in bepaalde regio’s averechts, waardoor de productie ervan niet meer toeneemt. Dat berekende bio-ingenieur Jan Brusselaers (Universiteit Gent).
Je ziet ze opduiken op papier, hout en zelfs in kledij: labels die aangeven of het hout dat in het product verwerkt is, duurzaam geproduceerd werd. Denk maar aan het FSC-label (Forest Stewardship Council), of het PEFC-label (Programme for Endorsement of Forest Certification Schemes).
Met deze certificaten willen ngo’s er wereldwijd voor zorgen dat het hout dat op de markt komt, zoveel mogelijk uit duurzaam beheerde bossen komt. Dat zou de illegale boskap moeten tegenhouden en de bijhorende risico’s op klimaatverandering verkleinen die ontstaan door ontbossing.
Toch hebben deze inspanningen een averechts effect, zo bleek uit onderzoek van doctoraatsstudent Jan Brusselaers.
“Een groot aandeel van de wereldwijde houtproductie gebeurt in Afrika en Latijns-Amerika”, licht hij toe. “De kosten om een certificaat te krijgen, liggen vrij hoog voor de lokale bosbeheerders daar. Dat komt bijvoorbeeld omwille van de controle: om na te gaan of men voldoet aan alle kwaliteitseisen van het label, moeten de lokale bosbeheerders zelf controleurs betalen. Bovendien liggen de standaarden voor bosmanagement in Afrika lager dan in Europa. Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse bosbeheerders moeten dan ook relatief veel investeren om dit certificaat te halen. Spijtig genoeg willen we hiervoor als consument niet mee betalen.”
Met ingang van 1 januari 2018 zijn glastuinbouwbedrijven bij wet verplicht hun gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Hiertoe hebben staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) en staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) eerder besloten na overleg met brancheorganisatie LTO Glaskracht en andere betrokken partijen. De wijziging van het Activiteitenbesluit is vandaag gepubliceerd in het Staatsblad. De regel wordt ingevoerd om ervoor te zorgen dat er geen milieuschade meer ontstaat door de afvoer van gewasbeschermingsmiddelen naar het riool en oppervlaktewater.
Bedrijven kunnen het afvalwater zelf zuiveren of daarvoor een mobiele installatie laten komen. Zij kunnen er ook voor kiezen om gebruik te maken van een collectieve zuiveringsinstallatie. Om bedrijven de tijd te geven een collectieve zuivering te organiseren, kunnen zij bij hun gemeente (lozing op riolering) of waterschap (lozing op oppervlaktewater) uitstel van uitvoering aanvragen tot uiterlijk 1 januari 2021.
Bedrijven met een open teelt moeten maatregelen nemen om de verwaaiing (drift) van gewasbeschermingsmiddelen met ten minste 75 procent te verminderen. Deze verplichting geldt voortaan voor het hele perceel, dus ongeacht de aanwezigheid van een sloot of de afstand tot een sloot.
Om het naastgelegen oppervlaktewater te beschermen, moet een teeltvrije zone worden toegepast. De minimale teeltvrije zone is 0,50 m (voorheen 0,25 m), en is groter voor bepaalde gewassen. Bij toepassing van een driftreductie van 90 procent in plaats van de minimaal voorgeschreven 75 procent, is het in een aantal gevallen mogelijk om deze teeltvrije zone te verkleinen.
De voorschriften voor drift en teeltvrije zone gaan op een nog te bepalen tijdstip later dit jaar in werking, wanneer de bijbehorende Ministeriële Regeling is gepubliceerd in de Staatscourant.
Bedrijven kunnen het afvalwater zelf zuiveren of daarvoor een mobiele installatie laten komen. Zij kunnen er ook voor kiezen om gebruik te maken van een collectieve zuiveringsinstallatie. Om bedrijven de tijd te geven een collectieve zuivering te organiseren, kunnen zij bij hun gemeente (lozing op riolering) of waterschap (lozing op oppervlaktewater) uitstel van uitvoering aanvragen tot uiterlijk 1 januari 2021.
Bedrijven met een open teelt moeten maatregelen nemen om de verwaaiing (drift) van gewasbeschermingsmiddelen met ten minste 75 procent te verminderen. Deze verplichting geldt voortaan voor het hele perceel, dus ongeacht de aanwezigheid van een sloot of de afstand tot een sloot.
Om het naastgelegen oppervlaktewater te beschermen, moet een teeltvrije zone worden toegepast. De minimale teeltvrije zone is 0,50 m (voorheen 0,25 m), en is groter voor bepaalde gewassen. Bij toepassing van een driftreductie van 90 procent in plaats van de minimaal voorgeschreven 75 procent, is het in een aantal gevallen mogelijk om deze teeltvrije zone te verkleinen.
De voorschriften voor drift en teeltvrije zone gaan op een nog te bepalen tijdstip later dit jaar in werking, wanneer de bijbehorende Ministeriële Regeling is gepubliceerd in de Staatscourant.
Geen opmerkingen: