maandag 31 juli 2017

Duurzaam hout werkt niet altijd

Certificaten voor duurzame houtproductie werken in bepaalde regio’s averechts, waardoor de productie ervan niet meer toeneemt. Dat berekende bio-ingenieur Jan Brusselaers (Universiteit Gent).

Je ziet ze opduiken op papier, hout en zelfs in kledij: labels die aangeven of het hout dat in het product verwerkt is, duurzaam geproduceerd werd. Denk maar aan het FSC-label (Forest Stewardship Council), of het PEFC-label (Programme for Endorsement of Forest Certification Schemes).

Met deze certificaten willen ngo’s er wereldwijd voor zorgen dat het hout dat op de markt komt, zoveel mogelijk uit duurzaam beheerde bossen komt. Dat zou de illegale boskap moeten tegenhouden en de bijhorende risico’s op klimaatverandering verkleinen die ontstaan door ontbossing.  

Toch hebben deze inspanningen een averechts effect, zo bleek uit onderzoek van doctoraatsstudent Jan Brusselaers.

“Een groot aandeel van de wereldwijde houtproductie gebeurt in Afrika en Latijns-Amerika”, licht hij toe. “De kosten om een certificaat te krijgen, liggen vrij hoog voor de lokale bosbeheerders daar. Dat komt bijvoorbeeld omwille van de controle: om na te gaan of men voldoet aan alle kwaliteitseisen van het label, moeten de lokale bosbeheerders zelf controleurs betalen. Bovendien liggen de standaarden voor bosmanagement in Afrika lager dan in Europa. Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse bosbeheerders moeten dan ook relatief veel investeren om dit certificaat te halen. Spijtig genoeg willen we hiervoor als consument niet mee betalen.”

vrijdag 28 juli 2017

GenX: hoe zit het?

Diverse media berichtten over de kwaliteit van het drinkwater in relatie tot de stoffen GenX en PFOA.

GenX wordt en PFOA is door sommige industrieën uitgestoten in water en lucht. Deze stoffen verspreiden zich zo in het milieu. Het komt voor in de oppervlaktewaterbronnen, die Evides gebruikt om drinkwater van te maken, zoals de Maas en het Haringvliet.

Tegenwoordig bestaan er zeer specifieke meetmethoden. Die methoden zijn uiterst gevoelig en kunnen hele lage concentraties stoffen aantonen. Ze zijn in staat nanogrammen te traceren; een nanogram is een miljoenste milligram. Uit dergelijke metingen blijkt dat er een minieme hoeveelheid GenX en PFOA kan voorkomen in het drinkwater van Evides.

De aangetroffen concentratie is zeer laag: 25 tot 75x lager dan de richtwaarde die de overheid stelt voor deze stoffen als veiligheidsgrens voor betrouwbaar drinkwater. Tegelijkertijd blijft Evides pleiten voor een schoon milieu en zo voor schone bronnen - oppervlakte- en grondwater - voor het maken van drinkwater. Het drinkwater is nu veilig, maar de lozingen en uitstoot van de stoffen kunnen in de toekomst wel tot hogere concentraties leiden.

donderdag 27 juli 2017

Zuivering afvalwater glastuinbouw vanaf 1 januari 2018 verplicht

Met ingang van 1 januari 2018 zijn glastuinbouwbedrijven bij wet verplicht hun gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Hiertoe hebben staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) en staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) eerder besloten na overleg met brancheorganisatie LTO Glaskracht en andere betrokken partijen. De wijziging van het Activiteitenbesluit is vandaag gepubliceerd in het Staatsblad. De regel wordt ingevoerd om ervoor te zorgen dat er geen milieuschade meer ontstaat door de afvoer van gewasbeschermingsmiddelen naar het riool en oppervlaktewater.

Bedrijven kunnen het afvalwater zelf zuiveren of daarvoor een mobiele installatie laten komen. Zij kunnen er ook voor kiezen om gebruik te maken van een collectieve zuiveringsinstallatie. Om bedrijven de tijd te geven een collectieve zuivering te organiseren, kunnen zij bij hun gemeente (lozing op riolering) of waterschap (lozing op oppervlaktewater) uitstel van uitvoering aanvragen tot uiterlijk 1 januari 2021.

Bedrijven met een open teelt moeten maatregelen nemen om de verwaaiing (drift) van gewasbeschermingsmiddelen met ten minste 75 procent te verminderen. Deze verplichting geldt voortaan voor het hele perceel, dus ongeacht de aanwezigheid van een sloot of de afstand tot een sloot.

Om het naastgelegen oppervlaktewater te beschermen, moet een teeltvrije zone worden toegepast. De minimale teeltvrije zone is 0,50 m (voorheen 0,25 m), en is groter voor bepaalde gewassen. Bij toepassing van een driftreductie van 90 procent in plaats van de minimaal voorgeschreven 75 procent, is het in een aantal gevallen mogelijk om deze teeltvrije zone te verkleinen. 

De voorschriften voor drift en teeltvrije zone gaan op een nog te bepalen tijdstip later dit jaar in werking, wanneer de bijbehorende Ministeriële Regeling is gepubliceerd in de Staatscourant.

Geen opmerkingen:

woensdag 26 juli 2017

Minder CO2 door duurzame bermverharding langs N34

De N34 tussen rotonde Witte Paal en de Drentse grens krijgt duurzame bermverharding. Door het gebruik van Reduton grasbetonelementen wordt in totaal een CO2-reductie gerealiseerd van bijna 1 miljoen kg! Dit staat gelijk aan de hoeveelheid CO2 die 200 auto’s gezamenlijk in een jaar tijd uitstoten of wat een gemiddeld huishouden in 75 jaar uitstoot.

De provincie stimuleert innovaties en toepassing van CO2-arme technologieën en producten. “Wij werken samen met bedrijven om duurzaamheidswinst te bereiken. Door het gebruik van deze bermverharding leveren we een mooie bijdrage aan vermindering van CO2-uitstoot. Daarom gaan we bij alle toekomstige wegwerkzaamheden duurzame bermverharding aanleggen”, aldus gedeputeerde Bert Boerman, verantwoordelijk voor Mobiliteit, Water en Sociaal in de provincie Overijssel.

De aannemerscombinatie FLOOW, heeft van de provincie de opdracht gekregen om de bermen van de N34 te voorzien van Reduton®, het nieuwe grasbetonelement met een extreem lage CO2-emissie. Het beton in deze bermverhardingselementen is vervangen door het toepassen van geopolymeren. De firma v.d. Bosch Beton B.V. uit Almelo fabriceert en levert deze elementen.

dinsdag 25 juli 2017

Inzicht in stankoverlast Westelijk Havengebied door digitale neuzen

Geuroverlast is een van de grootste bronnen van overlast in Noord-Holland. Om meer inzicht te krijgen in geuroverlast zijn er in 2015 41 eNoses in het Westelijk Havengebied en langs het Noordzeekanaal geplaatst.

Deze 41 eNoses  leveren veel nuttige informatie op. Uit de cijfers blijkt dat een verhoogde eNose-niveau (rood) in 2016 het meest is gesignaleerd in de Amerikahaven/Aziëhaven en de Usselincxhaven/Jan van Riebeeckhaven/Petroleumhaven. Oorzaken kunnen zowel schepen als bedrijven zijn. De informatie uit de eNoses is geraadpleegd bij 84 geurklachten. De meeste klachten komen uit de gemeente Zaanstad door de nabijheid van het havengebied en heersende windrichting. 

Een eNose is een meetinstrument met 4 sensoren. Het signaleert veranderingen in de luchtsamenstelling. Als er een te grote hoeveelheid van een bepaalde stof aanwezig is, dan signaleert ‘de neus’ dat. Het afgelopen jaar is gebruikt om ervaring op te doen met het netwerk en het gebruik ervan.

De provincie Noord-Holland heeft samen met het Havenbedrijf Amsterdam en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied in 2015 41 e-noses geplaatst. Doel is om de leefbaarheid in het Havengebied en omstreken te vergroten omtrent geur. Van de 84 geurklachten waren 12 klachten goed te relateren aan het eNose-netwerk. De eNoses zijn namelijk niet gevoelig voor alle geurende stoffen. Cacao wordt bijvoorbeeld niet goed waargenomen. In de jaarrapportage ‘GeurinZicht’ 2016 (pdf, 679kb) staan alle ervaringen met en conclusies over de eNoses.

Het eNose-netwerk is een onderdeel van GeurinZicht, een initiatief van Havenbedrijf Amsterdam in samenwerking met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, de provincie Noord-Holland, de ORAM, de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en bedrijven in Westpoort. Al deze partijen zijn betrokken bij het verminderen van de stankoverlast en vergroten van de veiligheid. De cijfers uit het jaarverslag helpen om de kwaliteit van de leefomgeving in Noord-Holland te monitoren en leveren input aan de provincie om beleid te maken dat bijdraagt aan een gezonder en veiliger Noord-Holland.

maandag 24 juli 2017

Longfonds: maak buitenzwembaden rookvrij

Bij de start van de schoolvakantie roept het Longfonds buitenzwembaden op om rookvrij te worden. In veel buitenzwembaden is roken op bijvoorbeeld de ligweides nog heel normaal. Longfonds directeur Michael Rutgers: “Het buitenzwembad met veel spelende kinderen is juist een plek waar rookvrij de norm zou moeten zijn. Met het stappenplan rookvrij spelen hopen we dat zwembaden hier deze zomer nog mee aan de slag gaan.”

Hoewel het bij veel buitenzwembaden nog heel gewoon is dat er gerookt wordt, ziet het Longfonds dat er steeds meer Nederlanders voorstander zijn om plekken waar kinderen spelen rookvrij te maken. Dat geldt niet alleen voor de speeltuin en kinderboerderij, maar ook voor een speelplek als het buitenzwembad. Uit onderzoek uitgevoerd door Kantar Public in opdracht van KWF Kankerbestrijding (2017) blijkt dat bijna de helft van de Nederlanders (48%) voorstander is van een rookvrije speel- en ligweide bij het zwembad. In 2009 was dit nog minder dan een kwart van de mensen (23%). Longfonds directeur Michael Rutgers: “We zijn blij om te merken dat er steeds meer steun komt om dit soort omgevingen rookvrij te maken. De longen van jonge kinderen zijn nog kwetsbaar en volop in ontwikkeling. Naast peuken op de grond, zijn de risico’s vooral meeroken en voorbeeldgedrag: zien roken, doet roken."

Inmiddels is er een handvol zwembaden die al maatregelen heeft genomen om roken terug te dringen. Een goed voorbeeld is buitenzwembad de Houtvaart in Haarlem. Dit zwembad heeft vorige zomer besloten om rookvrije maatregelen te nemen. Zo is rondom het zwembad en op de ligweide niet meer toegestaan om te roken. Onno Visser, bedrijfsleider van het zwembad: “Wij hebben dit ingesteld omdat er erg veel kinderen en ook ouderen gebruik maken van ons mooie buitenbad. Wij vinden het belangrijk om onze bezoekers niet in aanraking te laten komen met rook. Zwemmen staat voor beweging, plezier en een gezonde leefstijl en daar past een rookvrij openlucht bad uitstekend bij.” Een ander voorbeeld van een zwembad dat recent rookvrije maatregelen heeft genomen is het Twentebad in Hengelo. In een groot deel van het buitenzwembad is roken niet meer toegestaan. Roken mag alleen nog op het achterste gedeelte van de ligweide. Badmanager Ilija Melisie: “We hebben nu de eerste stap genomen. De komende jaren willen we de rookzone verkleinen. Onze hoop is nu dat meer zwembaden gaan volgen.

Het Longfonds stimuleert zoveel mogelijk plekken waar kinderen spelen, zoals speeltuinen, kinderboerderijen en ook buitenzwembaden om ook zelf aan de slag te gaan om rookvrij te worden. Daarvoor heeft het Longfonds een speciaal stappenplan rookvrij spelen ontwikkeld. De eerste 25 rookvrije buitenzwembaden die zich bij het Longfonds melden, krijgen gratis twee rookvrije borden. Meer informatie op: www.longfonds.nl/rookvrij-spelen.

vrijdag 21 juli 2017

Innovatieve stofbestrijding bij aanleg Flevokust Haven

Instral BV uit Lelystad voert bij Flevokust Haven een proef uit om stofoverlast tegen te gaan. Managing director van Instral, Nils Janbroers: “Het is voor het eerst dat we ons innovatieve product  in Flevoland inzetten. Hiermee voorkomen we dat het zand wegwaait en dus stof in de lucht. Daarnaast gaan we de erosie van het terrein tegen.”

Sinds oktober 2016 vindt de aanleg van de Flevokust Haven plaats. Een multimodale binnenhaven met overslagkade en industrieterrein ten noorden van Lelystad, aan het IJsselmeer. Er is een enorme zandvlakte aangelegd, de toekomstige overslagkade van de haven. Janbroers licht toe: “Een dergelijke vlakte is bij droogte natuurlijk kwetsbaar, zand kan immers verwaaien, en dan moet de aannemer weer meer mankracht inzetten en nieuw zand aanbrengen. Bovendien zorgt verstuiving voor stofoverlast voor de directe omgeving.” Instral BV, een van de winnaars van de Floriade Werkt! Challenge, gaat deze overlast op een innovatieve manier te lijf. Op verzoek van aannemersbedrijf Van der Lee uit Lelystad, ontwikkelde Instral een nieuw product dat eenvoudig kan worden toegepast. Over een paar maanden wordt de proef geëvalueerd.

Het is de eerste keer dat deze manier van stofbestrijding wordt toegepast in Flevoland. Dergelijke behandelingen vonden voorheen al met succes plaats in de landbouw en op bouwterreinen, maar ook in industriële omgevingen zoals bij op- en overslag bedrijven. “Deze behandeling beschermt de zandvlakte voor een periode van een half jaar tegen verwaaien en verstuiven. Zelfs onder zware weersomstandigheden zoals regen, hagel, zware wind, blijft de behandeling effectief”, vertelt Janbroers. “De zandkorrels worden op een dusdanige manier aan elkaar gebonden dat deze niet meer  wegwaaien. De komende maanden kan de kade van Flevokust Haven dus niet zomaar verwaaien.”

donderdag 20 juli 2017

Mogelijk nog veel gevaarlijk roestvast staal in overdekte zwembaden

Zo’n 80 procent van de overdekte zwembaden in Nederland voldoet nog niet aan het Bouwbesluit.  Zij kunnen niet aantonen dat er geen riskant roestvast staal zit op plaatsen in het zwembad waar dat gevaarlijk is. Dat zijn zwembaden wettelijk wel verplicht. Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) noemt de situatie "zeer teleurstellend". Dat schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer, met daarbij een rapportage over de situatie in de zwembaden.

Alle overdekte zwembaden moeten met een rapport aantonen dat er geen gevaarlijk roestvast staal in hun gebouw zit. Als het er nog is, moet het vervangen worden. Plasterk vraagt van de gemeenten om de zwembaden te controleren en naleving van het Bouwbesluit te eisen. Als er sprake is van een gevaarlijke situatie, kunnen zij zwembaden (tijdelijk) sluiten of andere maatregelen nemen.
Zwembad gemeentelijke voorziening
Bepaalde soorten roestvast staal kunnen door chloordamp in het zwembad worden aangetast en breken. In 2011 kwam in Tilburg een vijf maanden oude baby om het leven nadat een geluidsbox naar beneden viel die met roestvast staal was opgehangen.

Omdat de zwembaden in Nederland daarna niet zelf genoeg maatregelen namen, kwam er vorig jaar een wettelijke verplichting. Elk binnenzwembad moest voor 1 januari 2017 met een rapport aantonen dat er geen gevaarlijk roestvast staal in hun bad aanwezig was. Uit onderzoek blijkt nu dat pas zo’n 20 procent van de onderzochte binnenbaden aan die verplichting voldoet. De zwembaden die niet reageerden op de vragen in het onderzoek zijn daarbij nog niet meegeteld.

In het onderzoek zijn alle bekende overdekte zwembaden onderzocht door advies- en ingenieursorganisatie Arcadis , in opdracht van het ministerie van BZK. Openbare zwembaden, maar ook baden in hotels, vakantieparken, zorginstellingen en sportcomplexen. Arcadis deed dat met een enquête onder 1027 binnenzwembaden en met bezoeken aan 68 baden.
  • 698 zwembaden (68%) deden mee aan het onderzoek;
  • 329 zwembaden (32%) hebben niet gereageerd, ondanks een herhaald verzoek;
  • van de 698 zwembaden die meededen heeft 75% wel een rapport, maar heel vaak blijkt daaruit nog niet dat de situatie veilig is;
  • in slechts 20% van de 698 zwembaden die de enquête invulden, is geen gevaarlijk roestvast staal aanwezig, aangetoond met een rapport;
  • in de 329 zwembaden die niet meededen, is de situatie onduidelijk.
Het verbod op bepaalde typen roestvast staal in overdekte zwembaden geldt vooral boven het zwembassin en in overige ruimten waar chloordamp is. Daar kunnen bevestigingen van plafonds, installaties of verlichting  van roestvast staal door chloordamp worden aangetast en breken. In en direct rondom het zwembassin is onder voorwaarden het roestvast staal nog wel toegestaan, zoals bij trapjes.

Gemeenten hebben de taak te controleren of zwembaden voldoen aan wettelijke verplichtingen. Zowel voor hun eigen gemeentelijke zwembaden, als voor andere zwembaden binnen de gemeente.

woensdag 19 juli 2017

'Huidig mestbeleid niet effectief genoeg'

In het voorjaar heeft het Planbureau voor de Leefomgeving Evaluatie Meststoffenwet 2016 gepubliceerd. Uit de evaluatie concludeert het PBL dat het huidig mestbeleid niet effectief genoeg is om overal in Nederland de in Europees verband afgesproken doelen voor schoon oppervlaktewater te halen.

De evaluatie is het resultaat van de afspraak de Tweede Kamer minstens een keer in de vijf jaar te informeren over de doeltreffendheid en effecten van de Meststoffenwet in de praktijk. De Evaluatie Meststoffenwet 2016 omvat de periode 2006-2014.

De Meststoffenwet is de Nederlandse uitwerking van de Europese Nitraatrichtlijn. De Meststoffenwet bepaalt onder meer hoeveel stikstof en fosfaat via kunstmest en dierlijke mest mag worden gebruikt op grasland en bouwland en op welke wijze de meststoffen mogen worden toegediend. Uit de evaluatie blijkt dat het meststoffenbeleid effect heeft maar het mestprobleem niet oplost. Enkele constateringen:

Nitraatdoel is bijna gehaald maar overschrijding in het zuidelijk zandgebied (in Noord-Brabant en Noord- en Midden-Limburg) blijft hardnekkig;
Huidige Meststoffenwet vermindert eutrofiëring in 2027 nauwelijks;
Huidige beleidsaanpak biedt weinig perspectief voor oplossing mestprobleem;
Begrenzing omvang veehouderij blijft nodig;
Toenemende afhankelijkheid mestexport maakt veehouderij kwetsbaar;
Huidige aanpak van mestprobleem loopt tegen zijn grenzen aan;
Regionaal maatwerk biedt meer perspectief om de nutriëntendoelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te halen.

Momenteel wordt het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn voorbereid. Lidstaten zijn verplicht elke vier jaar bij de Europese Commissie een actieprogramma in te dienen, waarin de maatregelen beschreven worden om te voldoen aan de eisen en doelen van de Europese Nitraatrichtlijn. Het huidige 5e Actieprogramma loopt tot en met 31 december 2017. Uiterlijk op die datum moet Nederland het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn voor de periode 2018-2021 bij de Europese Commissie inleveren. Op 8 mei heeft de staatssecretaris van Economische Zaken een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de tijdlijn van de invulling van het 6e Actieprogramma. In eerdere brieven heeft Van Dam de contouren van de inhoud van het programma geschetst. Er is nog weinig bekend over de inhoud, omdat nog overleg plaatsvindt met betrokken sectoren en de Europese Commissie. Het Algemeen Overleg dat gepland stond voor eind juni, is tot na het zomerreces uitgesteld.

dinsdag 18 juli 2017

Uitspoeling nitraat naar grondwater licht gedaald bij graslandbedrijven

Op landbouwbedrijven die gebruikmaken van de derogatiebeschikking, spoelt sinds 2006 steeds minder nitraat uit naar het grondwater. Het gaat om bedrijven met minimaal 80 procent grasland. Het stikstofbodemoverschot is tussen 2006 en 2015 gemiddeld met 16 procent gedaald. Dit blijkt uit het jaarlijkse derogatierapport van het RIVM en Wageningen Economic Research.

Het Nederlandse mestbeleid is er op gericht schadelijke milieueffecten van de landbouw te beperken. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik, die onder meer zijn vastgelegd in de Europese Nitraatrichtlijn. In de onlangs verschenen evaluatie van de Meststoffenwet staat dat Nederland nog ver verwijderd is van het halen van de doelen voor oppervlaktewater, voor grondwater geldt dat de overschrijding van de norm in het zandgebied van Noord-Brabant en Noord Limburg hardnekkig is. Deze conclusies blijven gelden, ondanks het hier gerapporteerde resultaat voor de derogatiebedrijven.

De nitraatuitspoeling onder grasland is duidelijk lager dan de uitspoeling onder bouwland (akkerbouw). Nitraat wordt namelijk veel sterker afgebroken onder grasland dan onder bouwland. De bedrijven met een hoge nitraatconcentratie zijn daarom vaker de bedrijven met veel akkerbouwgewassen of maïs. Ook bedrijven op droge, uitspoelingsgevoelige bodems hebben vaak hogere nitraatconcentraties.

De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het zogenoemde stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (via bijvoorbeeld melk). Op derogatiebedrijven is het stikstofbodemoverschot tussen 2006 en 2015 gemiddeld met 16 procent gedaald.

In de meeste regio’s is ook de nitraatconcentratie bij derogatiebedrijven gedaald gedurende de meetperiode (2006-2015). Alleen in de Veenregio is de nitraatconcentratie stabiel, maar laag. Hierbij geldt als kanttekening dat het grootste gedeelte van de daling plaatsvond in de periode 2006-2012.
In 2015 was de nitraatconcentratie in grondwater op derogatiebedrijven in alle regio’s lager dan de EU-norm van 50 milligram per liter. Dit geldt voor het regiogemiddelde, op bedrijfsniveau wordt deze norm soms wel overschreden.

In “Zand zuid” en “Zand midden” (het gebied waar voor derogatiebedrijven de dierlijke mestnorm van 230 kilogram stikstof per hectare geldt op zandgrond) is de gemiddelde nitraatconcentratie 45 milligram per liter. Toch heeft 39 procent van de bemonsterde derogatiebedrijven daar een hogere  nitraatconcentratie dan 50 milligram per liter in het water dat uitspoelt. In de andere regio’s zijn deze percentages lager.

Derogatiebedrijven hebben een uitzonderingspositie binnen de Europese nitraatrichtlijn. Zij mogen meer graasdiermest gebruiken dan de 170 kilogram per hectare die de Nitraatrichtlijn voorschrijft. Voorwaarden zijn dat zij 80 procent grasland hebben en dat ze geen fosfaat kunstmest gebruiken. Een andere verplichting die bij de derogatie hoort is dat Nederland bij 300 van de derogatiebedrijven waterkwaliteit en bedrijfsvoering monitort. Met het derogatierapport rapporteert Nederland aan de Europese Unie over de resultaten van deze monitoring.

maandag 17 juli 2017

Emissietest RDW wijst uit: NOx-uitstoot twee autotypes onnodig hoog

De RDW heeft het tussenrapport ‘Programma emissietesten RDW’ opgeleverd. De RDW constateert ondermeer dat voor twee voertuigtypes de motoren onvoldoende rechtvaardiging is gevonden voor een hogere NOx uitstoot.

Het tweede rapport is het vervolg op het eerdere RDW-onderzoek naar afwijkend emissiegedrag waaruit bleek dat het emissiesysteem van zestien auto’s nader onderzoek nodig had. Het emissiebestrijdingssysteem van deze voertuigen werd buiten de goedkeuringstest anders aangestuurd dan in de praktijk Dit mag alleen wanneer het noodzakelijk is om de motor te beschermen.

In het vervolgonderzoek concludeert de RDW nu dat de onderzochte auto’s in te delen zijn in twee categorieën:

-Aannemelijk

Voor veertien voertuigen maakten betreffende fabrikanten aannemelijk dat de verminderde werking van het emissiebestrijdingssysteem geoorloofd is voor het beschermen van de motor.

-Onvoldoende aannemelijk

Voor twee auto’s (Suzuki Vitara en Jeep Grand Cherokee) is het volgens de RDW niet aannemelijk gemaakt dat de verminderde werking van het emissiebestrijdingssysteem nodig is voor motorbescherming. Bij deze voertuigen wordt nader onderzoek uitgevoerd. De RDW heeft het Openbaar Ministerie geïnformeerd over deze voertuigen.

Niet toegestaan

Het is vanuit regelgeving niet toegestaan het emissiebestrijdingssysteem buiten de goedkeuringstest op een andere manier te laten werken. Behalve wanneer dit noodzakelijk is om de motor te beschermen.

Het resultaat van de indicatieve praktijktesten (die de RDW publiceerde in september 2016) was dat de RDW bij zestien voertuigen sterk verhoogde NOx-emissies heeft gemeten. De uitstoot bleek in sommige gevallen vele malen hoger dan tijdens de typegoedkeuringstest. Deze praktijkuitstoot wilde de RDW verder onderzoeken om te kijken of hier sprake was van een ongeoorloofd manipulatie-instrument. Bij dit vervolgonderzoek zijn intensieve toezichtgesprekken met fabrikanten gehouden en heeft de RDW additionele testen uitgevoerd in het laboratorium. De resultaten staan in het gepubliceerde tussenrapport.

Conclusies

Na analyse van de testresultaten, de gevoerde toezichtgesprekken en door fabrikanten aangeleverde informatie, concludeert de RDW het volgende:

- Hyundai, KIA en Volvo hebben aannemelijk gemaakt dat de verminderde werking van het emissiebestrijdingssysteem nodig is voor motorbescherming.

- Bij Fiat Chrysler Automobiles (FCA) constateert de RDW dat de waarden erg hoog waren ten opzichte van de goedkeuringstest. FCA heeft voor de Jeep Wrangler voldoende aannemelijk gemaakt dat de door hen genomen maatregelen nodig waren om de motor te beschermen. Op verzoek van de RDW stelt FCA in juli 2017 een update beschikbaar voor de Jeep Grand Cherokee met het doel de emissies in de praktijk te verlagen. Deze update moet de RDW nog beoordelen.

- Bij Opel en Chevrolet constateert de RDW dat het emissiebestrijdingssysteem uitschakelt als de buitentemperatuur lager is dan respectievelijk 14°C (Chevrolet) en 18°C (Opel). Dit grenst bijna aan de temperatuur waarbij de goedkeuringstest wordt uitgevoerd. De fabrikant heeft aangetoond dat de gebruikte emissiereductie technologie niet robuust is, waardoor de kans op motorschade bij lagere temperatuur aanwezig is. Er is dus terecht sprake van modulatie van het emissiebestrijdingssyteem vanwege motorbescherming. Daarnaast is het voor deze voertuigen niet mogelijk om een vrijwillige update door te voeren en gelijktijdig aan de waarden van de typegoedkeuring te blijven voldoen. De RDW kan geen actie ondernemen richting fabrikant om de emissies in de praktijk verder omlaag te brengen.

- Bij Suzuki (Vitara) bleek de onderbouwing voldoende, behalve voor de verslechtering van de emissieprestaties naarmate de test langer duurt dan de gebruikelijke emissietest. Dit duidt mogelijk op het gebruik van een tijdsafhankelijke emissiebesturing. Wanneer een tijdsafhankelijke besturing dicht tegen de testgrenzen aanzit, is motorbescherming niet aannemelijk. Wanneer dit het geval is, vindt de RDW dit ontoelaatbaar. Of hiermee een strafbaar feit is gepleegd, is aan het Openbaar Ministerie. De RDW heeft het Openbaar Ministerie daarom ingelicht over deze zaak. De RDW heeft een door Suzuki aangeboden update getest waarbij na de update geen tijdsafhankelijke emissiebesturing meer kon worden vastgesteld bij de desbetreffende voertuigen. Deze update wordt momenteel uitgerold. Er wordt nader onderzocht om nauwkeuriger vast te stellen op welke wijze in de oorspronkelijke voertuigen de tijdsafhankelijke aansturing van het emissiebestrijdingssysteem in zijn werk gaat.

zondag 16 juli 2017

Giftige stof GenX in drinkwater Zuid-Holland door lozingen chemiebedrijf

Uit onderzoek blijkt dat als resultaat van lozing van het bedrijf Chemours, de giftige stof GenX in het drinkwater terecht is gekomen op veel meer plekken dan tot nu toe bekend. Het AD onderzocht kraanwater uit Dordrecht, Alblasserdam, Gouda, Rotterdam, Spijkenisse en Goeree en vond de stof in alle monsters terug. Volgens deskundigen kunnen de ruim drie miljoen inwoners van Zuid-Holland hun kraanwater gewoon blijven drinken omdat de hoeveelheden ruim onder de risicomarges zitten. Maar volgens hoogleraar Jacob de Boer zou het überhaupt niet toegelaten moeten worden dat zulke persistente stoffen in ons drinkwater voorkomen.

vrijdag 14 juli 2017

'In België rijden nog 130.000 VW’s met sjoemelsoftware rond'

Consumentenorganisatie Test-Aankoop zegt dat er nog 130.000 Volkswagens in ons land rondrijden met sjoemelsoftware. In België werden 315.000 voertuigen ingevoerd met software die kunstmatig de uitstoot van stikstofoxide verminderde. Daarvan rijden er nog 300.000 op Belgische wegen.
D’Ieteren, de verdeler van de Volkswagen-groep in ons land, zegt dat de eigenaars van 170.000 voertuigen vrijwillig hun voertuig hebben laten updaten. Test-Aankoop concludeert daaruit dat er nog 130.000 voertuigen met sjoemelsoftware in omloop zijn.

donderdag 13 juli 2017

Duidelijkheid over fosfaatrechten voor melkveehouders

Staatsecretaris Van Dam van Economische Zaken heeft het kortingspercentage vastgesteld waarmee vanaf volgend jaar de toedeling van het aantal fosfaatrechten aan melkveehouders wordt berekend.

Ten opzichte van het aantal gehouden koeien op 2 juli 2015 zullen niet-grondgebonden melkveehouders 8,3% worden gekort op de hoeveelheid toegekende fosfaatrechten. Het fosfaatrechtenstelsel is een nieuw systeem waarmee de toename van de hoeveelheid fosfaat – als bestanddeel van mest - van melkvee wordt begrensd.

De bestaande knelgevallenvoorziening in de wet fosfaatrechten wordt daarnaast uitgebreid met twee categorieën bedrijven. Hiermee wordt advies van de commissie voor de knelgevallen fosfaatrechten overgenomen. Dat schrijft staatssecretaris Martijn van Dam na overleg met de sector in een brief aan de Tweede Kamer.

Boeren mogen in 2018 alleen melkvee houden als ze daarvoor voldoende fosfaatrechten hebben. Zij krijgen deze rechten toegekend op basis van het aantal gehouden koeien op 2 juli 2015. Omdat de totale hoeveelheid fosfaatrechten te groot is om de fosfaatproductie weer onder het Europese plafond te brengen, worden de fosfaatrechten afgeroomd met een kortingspercentage.
Dit percentage is vastgesteld op advies van het CDM en de commissie voor knelgevallen.

Het fosfaatrechtenstelsel treedt in 2018 in werking, afhankelijk van gesprekken met de Europese Commissie over een nieuwe  derogatie. Het nieuwe stelsel volgt op het fosfaatreductieplan waarmee de uitstoot van fosfaat in Nederland in 2017 weer onder het Europese plafond wordt gebracht.
De maatregelen zijn noodzakelijk om het verlies van de derogatie te voorkomen, op basis waarvan Nederland veel meer dierlijke mest mag gebruiken dan is toegestaan volgens de nitraatrichtlijn. Het verlies van deze uitzonderingspositie zou grote financiële gevolgen hebben voor de Nederlandse melkveehouderij.

De knelgevallenvoorziening wordt via een algemene maatregel van bestuur uitgebreid met nieuw gestarte bedrijven en bedrijven die in een buitengewone situatie verkeren vanwege projecten voor het algemeen belang, waardoor zij minder grond of minder dieren hadden op 2 juli 2015.
Het gaat bij deze buitengewone situaties om de realisatie van een natuurgebied, de aanleg of het onderhoud van publieke infrastructuur zoals een weg of het instellen van  een algemene nutsvoorziening zoals de aanleg van een elektriciteitskabel.

De commissie voor knelgevallen heeft in haar advies meegewogen of de gevolgen voor andere veehouders gerechtvaardigd zijn en of de groepen bedrijven voldoende af te bakenen zijn.
In de knelgevallenvoorziening was al rekening gehouden met boeren in een overmachtssituatie, als gevolg van bijvoorbeeld ziekte, stalbrand of een verbouwing.

Bedrijven met voldoende grond in verhouding tot het aantal koeien, de zogenaamde grondgebonden bedrijven, zijn geheel vrijgesteld van de generieke korting. Bedrijven met een relatief klein overschot koeien in relatie tot eigen grond zijn dit gedeeltelijk.

woensdag 12 juli 2017

Asscher: verjaringstermijn bij overtredingen met gevaarlijke stoffen verlengen

De Inspectie SZW kan als het aan minister Asscher ligt bedrijven gaan bestraffen die in het verleden de regels voor het werken met gevaarlijke stoffen hebben overtreden. Dit omdat gezondheidsklachten bij werknemers soms pas na tientallen jaren ontstaan. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid pleit er daarom voor om de nu geldende verjaringstermijn van 5 jaar te verlengen. Ook komt er als het aan de bewindsman ligt een gespecialiseerd team dat bij bedrijven gaat controleren of zij hun werknemers voldoende beschermen tegen schadelijke stoffen, zo schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.

Aanleiding voor de Kamerbrief is een onderzoek naar de werkomstandigheden bij chemiebedrijf Dupont in Dordrecht en de lessen die daaruit getrokken kunnen worden. De minister besloot tot dit onderzoek nadat de afgelopen jaren in verschillende mediaberichten (oud) werknemers van het bedrijf klaagden over gezondheidsschade door het werken met de chemische stoffen DMAC en PFOA. In dit feitenonderzoek, dat de Inspectie SZW uitvoerde, is gekeken naar de regels en maatregelen rondom de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in de afgelopen 45 jaar. Omdat deze gebeurtenissen soms tientallen jaren geleden plaatsvonden en de wet- en regelgeving toen anders was, is het onderzoek niet bedoeld om een oordeel te vellen over het handelen van Dupont in het verleden. Wel wil de minister lessen trekken voor de toekomst om te zorgen dat werknemers beter beschermd worden tegen gevaarlijke stoffen.

Een van die lessen is dat werknemers beter geïnformeerd moeten worden over de risico's van werken met gevaarlijke stoffen. Daarvoor ontwikkelt de Inspectie SZW samen met onder meer de FNV een speciale app. Ook gaat de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) de kennis van bedrijfsartsen vergroten over de gezondheidsrisico's van gevaarlijke stoffen.

De minister schrijft in zijn brief verder dat hij zich in Europees verband gaat inzetten om de regels voor zogenoemde reprotoxische stoffen verder aan te scherpen. Dat zijn stoffen die nadelig kunnen zijn voor de vruchtbaarheid en schadelijk voor het ongeboren kind. Die aanscherping zou kunnen inhouden dat deze stoffen in de toekomst vervangen moeten worden voor andere, minder schadelijke stoffen. Ook komt er een kennisplatform waarin bedrijven en Nederlandse kennisinstituten zoals het RIVM, TNO en de Gezondheidsraad kennis gaan uitwisselen over het veilig werken met schadelijke stoffen.

dinsdag 11 juli 2017

20 mensen chronische bronchitis per jaar door NUON-kolencentrale

Dat kolencentrales klimaatverandering aanjagen is bekend. Maar er is nog een ‘kostenplaatje’: onze gezondheid.

Elke dag stort de Hemwegcentrale grote hoeveelheden kwik, zwavel, stikstofdioxide en fijnstof uit over Amsterdam en omgeving. Deze schadelijke stoffen komen in het directe milieu terecht en ademen we in. In juli 2016 brachten WWF, Climate Action Network, Sandbag en Health and Environment Alliance een rapport uit over de gezondheidsschade door kolencentrales.

Fijnstof blijkt het meest schadelijk: meer dan 80 procent van de gezondheidsschade door kolencentrales ontstaat door fijnstof. Het achterliggende model berekende ook de schade per kolencentrale. Die berekeningen werden tot nu toe niet gepubliceerd, maar Greenpeace brengt ze nu naar buiten.

maandag 10 juli 2017

Vliegverkeer Eindhoven ligt stil door 'irriterende stof'

Bij Eindhoven Airport kunnen maandagmiddag geen vliegtuigen opstijgen of landen. De verkeerstoren is ontruimd. Er is een "irriterende stof" gemeten in de verkeerstoren, meldt de brandweer Brabant-Zuidoost op Twitter. De verkeerstoren kan niet gebruikt worden. Volgens het Eindhovens Dagblad nemen andere commandocentra van de Koninklijke Luchtmacht de verkeersleiding over.

Grondwateratlas voor bestrijdingsmiddelen verschenen

Onlangs is de Grondwateratlas voor bestrijdingsmiddelen gepubliceerd. De Grondwateratlas geeft een beeld van waar en wanneer bestrijdingsmiddelen in het grondwater aangetroffen zijn. Met de meetresultaten in de Grondwateratlas kan de waterkwaliteit in Nederland worden verbeterd. De gegevens zijn bedoeld voor gebruik in de beoordelingen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).



De Grondwateratlas is in de periode 2015-2016 ontwikkeld in opdracht van de ministeries van EZ en I&M. Vanaf 2016 is de drinkwatersector bij de ontwikkeling betrokken om de overdracht van gegevens van waterbedrijven in goede banen te leiden. Vanaf dit moment werken Wageningen Environmental Research (Alterra) en het RIVM aan richtlijnen voor de selectie van meetpunten en meetresultaten met behulp van de Grondwateratlas en aan een voorstel hoe de gegevens in de besluitvorming van het Ctgb kunnen worden meegenomen.

De Grondwateratlas werkt met een eenduidige lijst werkzame stoffen en metabolieten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De identificatie van stoffen in de Grondwateratlas sluit aan op de toelatingsdossiers. De Grondwateratlas bevat meetnetgegevens, veldwaarnemingen tijdens de bemonstering, informatie over de analyse in het lab, en natuurlijk de meetresultaten.
In Nederland wordt het grondwater door de provincies en door waterbedrijven op duizenden locaties bemonsterd. Deze eerste versie van de Grondwateratlas bevat een groot deel van de gegevens van de waterbedrijven die grondwater gebruiken voor de productie van drinkwater. Resterende gegevens worden samen met de bronhouders beoordeeld en in een van de volgende versies opgenomen. Ook een deel van de bestaande gegevens die afkomstig zijn van de meetnetten van provincies is in deze eerste versie aanwezig.

Ga naar de website om de Grondwateratlas te downloaden en te installeren op een pc. In de handleiding van de Grondwateratlas staat beschreven hoe de gebruiker een stof kan selecteren, de periode en diepte van bemonstering kan instellen, en meetnetten kan selecteren. De meetresultaten zijn te bekijken in tabel, grafiek of kaart. De gebruiker heeft ook de mogelijkheid om de brongegevens te exporteren.

vrijdag 7 juli 2017

Helft oude diesels in Rotterdam in 2016 van de straat

Het aantal personen- en bestelauto’s op diesel met een bouwjaar vóór 2001 is in Nederland met 34 duizend gedaald tot 155 duizend voertuigen (1 januari 2017). De daling van het aantal oude diesels is verreweg het grootst in Rotterdam en Utrecht, gemeenten die de afgelopen jaren een milieuzone hebben ingesteld. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers van het motorvoertuigenpark van de RDW.

In de afgelopen jaren hebben verschillende grote steden maatregelen genomen om oude diesels uit hun binnenstad te weren. Na de invoering van een sloopregeling in 2014 en een milieuzone in Utrecht in 2015, een jaar later gevolgd door een milieuzone in Rotterdam, is het aantal oude diesels sterk gedaald.

Begin 2017 telde Nederland 155 duizend diesel personen- en bestelauto’s met een bouwjaar vóór 2001, 34 duizend (18 procent) minder dan een jaar eerder. Vergeleken met begin 2010 is dit een daling van 415 duizend (73 procent). Zeven jaar geleden stonden nog 570 duizend oude diesels geregistreerd in Nederland.

In de gemeente Utrecht geldt al vanaf begin 2015 een milieuzone voor oude dieselauto’s. Bezitters van zo’n auto hadden tussen eind 2013 en begin 2016 ook de mogelijkheid om hun auto te laten slopen tegen een financiële vergoeding. In deze jaren daalde het aantal oude diesels elk jaar met gemiddeld 32 procent. In 2016 is dit aantal met 20 procent gedaald, vrijwel gelijk aan de landelijke daling. Wel was het aantal oude diesels in Utrecht met 1 500 stuks op 1 januari 2017 het laagst van de vier grootste gemeenten.

donderdag 6 juli 2017

Antibitioca in grondwater tot 25 meter diepte

In gebieden met intensieve veehouderij komt antibiotica voor in het grondwater tot circa 25 meter diepte. Dat concluderen onderzoekers van de TNO Geologische Dienst Nederland en het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht na metingen.

In een artikel dat is gepubliceerd in de nieuwste uitgave van het kennismagazine Water Matters van vakblad H2O, suggereren de onderzoekers Mariëlle van Vliet, Henry Beeltje, Hans Peter Broers, Jasper Griffioen en Tano Kivits dat resten van antibiotica, die in de Nederlandse veeteelt op grote schaal worden gebruikt, via bemesting uitspoelen naar het diepere grondwater. In Nederland is nog weinig bekend over antibiotica in het grondwater, stellen de onderzoekers. In hun studie hebben ze zich gericht op gebieden met intensieve veehouderij, te weten het oosten van Noord-Brabant, het noorden van Limburg en de Gelderse Vallei.

Op basis van monsters uit zogeheten minifilterputten brachten ze de aanwezigheid en concentraties van antibiotica in grondwater in kaart. Ze troffen zes soorten antibiotica aan op alle bemonsterde diepten, tussen 3 en 25 meter onder het maaiveld. De stoffen bevonden zich zowel in water van enkele jaren oud als in grondwater dat 40 jaar geleden via infiltratie van regenwater en opgeloste meststoffen in de ondergrond terecht kwam. “Hieruit blijkt dat de aangetroffen antibiotica in het grondwater mobiel zijn en niet gemakkelijk afbreken onder de condities in het onderzochte dieptebereik van het grondwater.”

De concentraties van de aangetroffen antibiotica zijn laag, aldus de onderzoekers. “Toch duidt de studie er op dat waar nitraathoudend grondwater kwelt in sloten en drains, ook een geringe hoeveelheid antibiotica in het oppervlaktewater terecht zal komen met mogelijk negatieve gevolgen voor organismen of voor antibioticaresistentie. Ook kan verspreiding van antibiotica via uitrijden van mest leiden tot antibioticaresistentie van de bodem zelf,” stellen de onderzoekers.

woensdag 5 juli 2017

Samenwerken aan de asbestbodemsaneringsopgave in Overijssel

De provincie Overijssel en de gemeenten Hof van Twente, Borne, Wierden, Rijssen-Holten, Hellendoorn, Haaksbergen en Twenterand tekenden op 29 juni de Samenwerkingsovereenkomst Asbestbodemsaneringsopgave 2016-2022. De Samenwerkingsovereenkomst heeft tot doel om de gewenste integrale aanpak van de asbestbodemsaneringsopgave te bewerkstelligen. Gedeputeerde Annemieke Traag: “De voorgestelde aanpak vraagt om zowel brede inzet vanuit de provincie als ook de gemeenten met een heldere rol- en taakverdeling. Om de kwaliteit van de leefomgeving in de gemeenten te verbeteren, zodat we voor onze inwoners een gezonde en veilige leefomgeving creëren en behouden. Daarom sluiten we nu deze samenwerkingsovereenkomst”.

Het project Asbestbodemsaneringsopgave Overijssel 2016-2022 richt zich op de aanpak van historische asbestbodemverontreinigingen, gerelateerd aan de afvalstromen vanuit de Eternitfabriek te Goor. Ruimtelijk speelt de problematiek van de historische asbestbodemverontreiniging met name binnen de gemeente Hof van Twente en in beperktere mate in de omliggende gemeenten Borne, Wierden, Rijssen-Holten, Hellendoorn, Haaksbergen en Twenterand. De provincie ontvangt voor de asbestbodemsaneringsopgave voor deze periode € 38 miljoen van het Rijk.

In de gemeente Hof van Twente en omliggende gemeenten zijn vanaf 2001 al veel asbestbodemsaneringen uitgevoerd en zijn al veel asbestwegen gesaneerd onder de Saneringsregeling asbestwegen. Momenteel vindt een grootschalige bodemsanering plaats in de wijk ‘t Gijmink in Goor.

Het huidige project Asbestbodemsaneringsopgave 2016-2022 betreft een overall-aanpak. Enerzijds ligt de focus in deze programmaperiode op het identificeren en saneren van risicovolle locaties. Anderzijds willen provincie en de betrokken gemeenten locaties saneren waar sprake is van ruimtelijke of maatschappelijke dynamiek. Op deze locaties is een koppeling tussen de asbestbodemsanering, asbestdakenverwijdering en andere maatschappelijke thema’s (verduurzaming, energietransitie) mogelijk. Op deze wijze komen we tot een integrale aanpak.

Inspectie keek niet om naar gevaarlijke stoffen bij Dupont

De Arbeidsinspectie heeft decennialang nauwelijks omgekeken naar het werken met gevaarlijke stoffen in chemiebedrijf Dupont. Er was wel contact met het bedrijf, maar dat ging vooral over het voorkomen van ongevallen. Dat blijkt uit diepgravend onderzoek naar de situatie in de fabrieken van het bedrijf in Dordrecht, dat minister Asscher (Sociale Zaken) heeft laten uitvoeren. Pas sinds 2011, 50 jaar nadat het bedrijf met de stoffen C8 en DMAC begon te werken, is er sprake van structurele aandacht voor blootstelling aan gevaarlijke stoffen. En dat terwijl er al in de jaren 70 signalen waren dat de stoffen ernstige gevolgen konden hebben. Toen werd bijvoorbeeld al duidelijk dat werken met de stof DMAC schade kan toebrengen aan het ongeboren kind.

dinsdag 4 juli 2017

Daling fosfaatproductie ondanks toename veestapel

De fosfaatproductie door de landbouw kwam in 2016 uit op 175,2 miljoen kg. De melkveestapel groeide vorig jaar wel, maar dit leidde niet tot een hogere fosfaatproductie. Vooral een lager fosforgehalte in zowel ruw- als krachtvoer zorgde ten opzichte van 2015 voor een afname van de fosfaatproductie met 4,9 miljoen kg. De productie ligt echter nog steeds boven de EU-norm. Dit meldt het CBS op basis van de definitieve fosfaatcijfers.

In 2016 was het fosforgehalte van kuilvoer en vers gras lager dan in 2015. Ook de afspraak met de mengvoederindustrie om het fosforgehalte van mengvoer voor melkvee te beperken resulteerde in 2016 in een extra daling van de fosfaatproductie met 1,5 à 2 miljoen kg. Het lagere fosforgehalte is echter niet voldoende om de fosfaatproductie weer onder het plafond van 172,9 miljoen kg te brengen dat de Europese Unie heeft vastgesteld.

Vergeleken met een jaar eerder was het aantal melkkoeien tijdens de landbouwtelling van 2016 met 120 duizend (8 procent) dieren toegenomen naar meer dan 1,7 miljoen. De fosfaatproductie van de totale rundveestapel daalde tegelijkertijd met 3,1 miljoen kg tot 100,5 miljoen kg.
 De voorlopige cijfers van de landbouwtelling per 1 april 2017 laten een daling zien van ruim 50 duizend melkkoeien en circa 120 duizend stuks vrouwelijk jongvee. Deze daling hangt samen met het fosfaatreductiepakket dat in 2017 in werking is getreden.

maandag 3 juli 2017

Omgeving is zwarte rook en stank dierencrematorium beu

Zwarte rook en een vieze stank van gecremeerde huisdieren afkomstig van het dierencrematorium in Naarden teistert de buurt. De ondernemers in de omgeving hebben er al jaren last van en zijn er klaar mee. Ze willen dat er wordt ingegrepen. "Het is niet fijn als je op kantoor zit te werken en je ruikt verbrande haren en verbrand dier", vertelt Sebastiaan Ruiters. Zijn bedrijf deelt een dakterras met het dierencrematorium en daar staan ook de schoorstenen. Hij heeft er veel last van, want als hij de deur open zet, komt de geur binnen. "Het probleem is stank en rookoverlast."

Kwijnende eiken en beenbrekende mezen door verzuring

Het gaat niet goed met de gezondheid van de Nederlandse bossen op droge zandgronden. Verschillende recente onderzoeken laten dit zien. De bodems van deze arme gronden verzuren in rap tempo, een proces dat al jaren speelt, maar nu is de rek uit het systeem verdwenen. De belangrijkste oorzaak is de hoge ammoniakdepositie. De gevolgen voor bos, heide en graslanden zijn groot, zowel voor flora als fauna. Jonge mezen zijn verre van gezond, sperwers zijn ondervoed en eiken sterven af.
Onderzoekers Arnold van den Burg (bureau Biosphere), Henk Siebel (Natuurmonumenten), Roland Bobbink (Radboud Universiteit), Henk Siepel (Radboud Universiteit), Theo Verstrael (SOVON), Frank Berendse (Wageningen Universiteit) en Wim de Vries (Wageningen Environmental Research) trekken nu aan de bel met een serie artikelen in enkele Nederlandse en buitenlandse tijdschriften.

Het wetenschappelijke tijdschrift Landschap komt met een themanummer over de verzurings- en vermestingseffecten in het droge zandlandschap. De artikelen in dit nummer beschrijven de oorzaken en gevolgen van de ontstane onbalans in voedingsmineralen. De centrale vraag is: hoe herstellen we dit ooit aanwezige gradiëntrijke landschap, waarin kenmerkende soorten duurzaam kunnen overleven? Drie grote thema’s komen daarbij aan bod: bodem en vegetatie (Roland Bobbink e.a.), gevolgen voor de fauna (Arnold van den Burg e.a.) en inzicht in de strategische aanpak op landschapsschaal (Henk Siepel e.a.). De bodemverzuring als complex probleem (Henk Siebel e.a.) en de mogelijke praktische aanpak ervan (Theo Verstrael e.a.) geven context. Het geheel wordt afgesloten met een review door Frank Berendse. Zijn conclusie, dat de grenzen van natuurherstel in zicht zijn gekomen, en dat nu allereerst de dramatische effecten van de intensieve veehouderij moeten worden teruggebracht tot aanvaardbare proporties, is glashelder.

In onderzoek dat is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Wim de Vries e.a.) voor het ministerie van Economische Zaken, is gekeken naar duurzame houtoogst voor de Nederlandse bosbouwpraktijk. Hieraan zouden wellicht beperkingen kunnen of moeten worden gesteld. Het verstorende effect van het afvoeren van nutriënten, via houtoogst, op de bodemvruchtbaarheid speelt vooral op arme zandgronden. Uit ander onderzoek van Wageningen Environmental Research, in opdracht van de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) bleek dat van veel voedselarme bosbodems de buffercapaciteit de afgelopen decennia sterk is gedaald. Dit is alarmerend, omdat hieruit ook blijkt dat het natuurlijke herstelvermogen van arme zandgronden aanzienlijk is aangetast. De resultaten van beide studies zullen in het septembernummer van het Vakblad Natuur Bos Landschap verschijnen.

Al in juni van dit jaar stond in het Vakblad Natuur Bos Landschap een artikel over de dramatische broedresultaten van koolmezen op de Zuidwest-Veluwe. In dit stuk schrijft Arnold van den Burg dat koolmezen hier geen gezonde eieren en jongen meer kunnen voortbrengen. Eischalen zijn te dun, jongen breken hun botten in het nest. Een belangrijke oorzaak is kalkgebrek als gevolg van bodemverzuring.

In juni verscheen ook een themanummer over de effecten van ammoniakdepositie op het ecosysteem in het wetenschappelijke tijdschrift Biological Conservation, met vele bijdragen uit Nederland. Deze artikelen zijn op de website van Biological Conservation te vinden.