maandag 30 april 2018

Internationale city climatescan wereldwijd toepasbaar

De ‘internationale city climatescan’, die de bewustwording rond klimaatadaptatie in steden vergroot, is effectief gebleken. Deze praktische, actiegeoriënteerde methodiek om in steden de klimaatopgave in beeld te krijgen, is wereldwijd toegepast en op 11 april 2018 gepresenteerd op het internationale congres ‘Resilient And Responsible Architecture And Urbanism’. De climatescan wordt in de nabije toekomst gehouden in Nederland, Polen, Indonesië en de Filipijnen. Tauw heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming ervan.

Het veranderende klimaat beïnvloedt het leefklimaat in onze steden. Een bekend voorbeeld is hevigere neerslag, met overstromingen tot gevolg. Maar klimaatverandering heeft ook effect op de lucht- en waterkwaliteit en de stad kan zo opwarmen dat er hittestress ontstaat. Het is van belang dat alle stakeholders zich bewust zijn van deze veranderingen/klimaatopgave.

In Nederland wordt de adaptatiestrategie ‘weten, willen, werken’ vaak toegepast, waarbij bij de eerste stap, ‘weten’, vaak stresstesten worden uitgevoerd. Alle gemeenten in Nederland moeten de komende twee jaar een stresstest doen om knelpunten op het gebied van wateroverlast, droogte en hitte in kaart te brengen.

Om de stappen van ‘weten’ naar ‘werken’ te zetten, is na diverse internationale oriënterende cityscans zoals in Mega city Manila, eind 2017 de internationale city climatescan in Rotterdam opgezet. Bij een scan werkt een internationaal team in een korte tijd in een ‘triple helix’-samenstelling samen (overheden, bedrijven en kennis- en onderwijsinstellingen inclusief young professionals en studenten). Hierbij wordt de status van klimaatadaptatie in een gemeente in korte tijd met diverse stakeholders geëvalueerd met concrete metingen en resultaten.

Wat de climatescan uniek maakt, is de mogelijkheid om in korte tijd relevante informatie te verzamelen over de mate van veerkracht op straat- en wijkniveau. Dit inzicht kan burgers en andere belanghebbenden in buurten of wijken helpen bij het ontwikkelen van draagkracht voor en implementatie van klimaatadaptieve maatregelen. Zo zijn in samenwerking met de deelnemende partijen voor de city climatescan in Rotterdam diverse uitdagingen geselecteerd: overstromingsgevaar, hittestress, waterkwaliteit (oppervlaktewater en plastic afval) en luchtkwaliteit.

De city climatescan Rotterdam was een gezamenlijk initiatief van de Hogeschool Rotterdam en de Hanzehogeschool Groningen, Wróblewska Technical University in Gdansk en Ignace van Campenhout van de Dienst Stadsonwikkeling gemeente Rotterdam, die als opdrachtgever optrad. De climatescan werd mogelijk door medewerking van het Netherlands Water Partnership (NWP), Citydeal, TNO, Tauw, climatecafe, INDYMO en internationale projecten INXCES en WaterCoG. Naast vertegenwoordigers van elke organisatie hebben 37 Rotterdamse, 20 Poolse en 3 Franse studenten de city climatescan in Rotterdam uitgevoerd.

donderdag 26 april 2018

West-Europese landen roepen op tot ambitieuze klimaatagenda

De klimaatministers en hun vertegenwoordigers van Frankrijk, Nederland, Zweden, Finland, Portugal, Duitsland en Luxemburg willen dat het Europese klimaatbeleid ‘Paris Proof’ wordt. Deze landen, woensdag bijeengekomen in Parijs, vinden het noodzakelijk dat in alle landen, en in het bijzonder in de Europese Unie, een ambitieuze langetermijnstrategie voor het klimaat wordt opgesteld en uitgevoerd, in lijn met de doelstellingen met de Overeenkomst van Parijs.

Uit de alarmerende wetenschappelijke analyse van klimaatverandering blijkt dat meer actie door alle landen dringend nodig is om de doelen van de Overeenkomst van Parijs te halen. Het komende IPCC-rapport over temperatuurstijging tot 1,5 graad Celsius, zal dit onderschrijven. De groep landen vindt dat de Europese Unie haar leiderschap op het gebied van klimaat moet tonen door alle partijen te mobiliseren in de strijd tegen klimaatverandering.

De Europese Raad van regeringsleiders heeft op 22 maart de Europese Commissie opgeroepen om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2019 een langetermijnstrategie te presenteren. De Europese Commissie, vandaag ook aanwezig in Parijs, heeft een voorstel voor een dergelijke strategie toegezegd.

De verantwoordelijke bestuurders en vertegenwoordigers van Frankrijk (Brune Poirson), Nederland (Marcel Beukeboom, klimaatgezant), Zweden (Eva Svedling) Finland (Kimmo Tiilikainen), Portugal (Jose Mendes), Duitsland (Karsten Sach) en Luxemburg (André Weitenhaupt) vragen de Commissie te overwegen om het ambitieniveau in de Europese Unie te verhogen, met tussenliggende doelen. Het einddoel is een klimaatneutrale samenleving, in lijn met de Overeenkomst van Parijs. De landen committeren zich aan een aanpak hiervoor in hun eigen land, in alle sectoren.

Marcel Beukeboom, klimaatgezant: ,,Nederland wil vooroplopen bij de aanpak van het klimaatprobleem en zoekt daarbij nauwe samenwerking met andere lidstaten, op zoek naar mogelijkheden voor meer ambitieuze aanpak in Europa. Nederland heeft een nationaal klimaatdoel van 49% CO2-reductie in 2030 en zoekt kansen om het EU-doel te verhogen tot 55%.”

woensdag 25 april 2018

'1,5˚C ook bereikbaar met minder negatieve emissies'

De mondiale doelen van het klimaatakkoord van Parijs kunnen met minder negatieve emissies worden gehaald dan in de meeste analyses wordt aangenomen. Meer inzetten op gedragsverandering, meer gebruik van hernieuwbare energie of een verregaande reductie van methaanuitstoot vormen een alternatief voor negatieve emissies zoals bio-energie in combinatie met CO2-afvang en -opslag (BECCS). Hoewel negatieve emissies niet tot nul terug te brengen zijn, kan het gebruik van BECCS wel aanzienlijk worden verminderd.

Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit Utrecht en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een artikel in Nature Climate Change. Verkenningen rond de doelen van het Parijsakkoord laten meestal zien dat naast snelle emissiereductie ook grootschalige inzet van negatieve emissies nodig is, zoals herbebossing en BECCS. Veel van deze methoden leiden tot een groot ruimtegebruik, met mogelijke gevolgen voor de wereldvoedselvoorziening en de natuur. PBL en de Universiteit Utrecht tonen nu met behulp van het IMAGE-model aan dat alternatieve paden mogelijk zijn om de doelen van het Parijsakkoord te halen.

Het Parijsakkoord beoogt de stijging van de wereldwijde temperatuur te beperken tot ruim onder de 2 graden, en bij voorkeur 1,5 graad Celsius. Deze doelstelling vereist een zeer sterke reductie van de broeikasgasemissies. Scenario’s gericht op het Parijsdoel gebruiken daarom vrijwel altijd methoden om CO2 uit de lucht te halen, zogeheten negatieve emissies. Vaak is in de berekeningen de hoeveelheid negatieve emissies aan het eind van de eeuw zo groot, dat dit negatieve gevolgen kan hebben voor de voedselvoorziening of de natuur. De vraag is of dit kan worden beperkt.

Met behulp van computermodellen is het mogelijk om alternatieve scenario’s te verkennen. Normaal gesproken wordt de modellen vooral gebruikt om een zo goed mogelijk pakket aan maatregelen te vinden om aan de klimaatdoelstelling te voldoen. In deze studie verkennen onderzoekers van het PBL en de Universiteit Utrecht juist allerlei alternatieve scenario’s die tot minder negatieve emissies zouden kunnen leiden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om gedragsverandering, het verder reduceren van niet-CO2 broeikasgassen zoals methaan, en meer gebruik van hernieuwbare energie.


De nieuwe IMAGE-scenario’s laten zien dat er meerdere paden zijn voor het bereiken van het 1,5 graad-doel. Dat betekent dat er meer flexibiliteit is om beleid te formuleren. De meeste nieuwe scenario’s zijn minder afhankelijk van negatieve emissies dan de standaardoplossing. In het gedragsveranderings-scenario wordt onder meer uitgegaan van een reductie van de vleesconsumptie tot het niveau aangeraden voor een gezond menselijk dieet. Dit leidt tot minder uitstoot van methaan door koeien en het vrijkomen van land die nu wordt gebruikt voor veevoer. Deze gebieden kunnen worden gebruikt voor herbebossing en/of productie van bio-energie. De scenario’s tonen overigens ook aan dat ontwikkeling van negatieve emissie technologie noodzakelijk blijft.

dinsdag 24 april 2018

RIVM in consortium voor nauwkeurig in beeld brengen troposfeer

Het RIVM gaat bijdragen aan het nieuwe Ruisdael Observatorium, dat het onderste deel van de atmosfeer – de troposfeer – nauwkeurig in beeld gaat brengen. Deze toponderzoeksfaciliteit, onder leiding van de TU Delft, gaat een landelijk dekkend meetnetwerk combineren met fijnmazige simulaties en berekeningen.

Op 12 april kreeg het consortium één van de tien certificaten voor de Nationale Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur. Minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reikte het certificaat ter waarde van ruim 18 miljoen euro uit aan professor Herman Russchenberg, hoogleraar atmospheric remote sensing, directeur van het TU Delft Climate Institute en trekker van het Ruisdael Observatorium.

Het doel van het observatorium is een simulatie van de hele Nederlandse atmosfeer met een resolutie van 100 meter. Nederland kent op een relatief klein oppervlak vele verschillende soorten landschappen en weersomstandigheden. De huidige modellen werken met blokken van een kilometer groot, terwijl de meeste atmosferische verschijnselen zich op veel kleinere schaal afspelen.

De metingen en berekeningen leveren informatie op voor onder anderen het opstellen van lokaal toegespitste weersverwachtingen, klimaatonderzoek en het in beeld brengen van luchtkwaliteit.

Het RIVM draagt bij met een uitgebreide set aan luchtkwaliteitsmetingen op grondniveau. Deze metingen dragen bij aan luchtkwaliteitsonderzoek en klimaatonderzoek. Ook gaat het RIVM de depositie van ammoniak meten. Ammoniak wordt uit de atmosfeer verwijderd door contact met de bodem. De hoeveelheid is van belang om de stikstofbelasting van de natuur in beeld te brengen.

Het Ruisdael Observatorium is een samenwerkingsverband van het KNMI, Universiteit Utrecht, Rijksuniversiteit Groningen, Vrije Universiteit, Wageningen University & Research, RIVM, TNO en TU Delft (penvoerder). Het RIVM is blij met het tot stand komen van deze uitgebreide faciliteit voor atmosfeeronderzoek.

maandag 23 april 2018

Nederlands-Vlaams samenwerkingsverband zet in op 90 procent CO2-reductie in 2050

Elf multinationale ondernemingen in de regio Zuid-West Nederland en West-Vlaanderen pakken gezamenlijk de uitdaging op om aan de in Parijs gestelde doelen van 80 tot 95% CO2-reductie in 2050 te werken. Daarnaast willen zij een substantiële bijdrage leveren aan het aankomende Klimaatakkoord. Dit doen zij via het grensoverschrijdende samenwerkingsverband Smart Delta Resources (SDR).

Aan onderzoeksbureau CE Delft is gevraagd om samen met de bedrijven een routekaart te ontwikkelen met maatregelen die vanaf 2018 nodig zijn om deze doelen te bereiken. De maatregelen zijn opgenomen in de ‘Roadmap towards a climate neutral industry in the Delta region’. De roadmap is op dinsdag 17 april 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer en de algemeen afgevaardigde van de Vlaamse regering in Nederland.

In de roadmap zijn drie strategische prioriteiten geformuleerd:  elektriciteit en waterstof, circulaire grondstoffen en CO2-opslag en gebruik (CCS en CCU). De drie prioriteiten zijn vervolgens vertaald in acht concrete projecten. Bij uitvoering ervan kan dit leiden tot het beoogde effect van CO2-reductie tot -90% in 2050. Het gaat om onder meer een waterstofnetwerk voor uitwisseling van waterstof tussen Gent en Vlissingen, een electrolyser van 100 MW om waterstof te produceren, het aanleggen van een netwerk ten behoeve van de opslag van CO2 en het project steel to chemicals, waarbij restromen van de staal- en chemische industrie worden omgezet in synthesegas.

De SDR-regio is bij uitstek geschikt om te starten met de industrie-transitie. De SDR bedrijven liggen relatief dicht bij elkaar. Door onderlinge samenwerking kunnen zij een hogere CO2-reductie realiseren dan wanneer zij de klimaatdoelen afzonderlijk nastreven. Momenteel behoren zij tot de top van de wereld als het gaat om energie efficiëntie en emissiereductie. Daar is de afgelopen tientallen fors in geïnvesteerd. Door samenwerking op het gebied van realisering van de klimaatdoelstellingen willen zij echter toonaangevend worden in de wereld.

De bij SDR aangesloten bedrijven starten nu met de uitwerking van deze projecten en hebben daarvoor budget en menskracht vrijgemaakt. Realisatie van deze projecten hangt echter af van meerdere externe factoren. Daarom zoekt SDR uitdrukkelijk de samenwerking met overheden, netwerkbedrijven en andere stakeholders. Het gaat hierbij vooral om investeringen in infrastructuur, de ontwikkeling van technologie, regelgeving, regionale inpassing en de prijsontwikkeling van onder andere CO2, energie en olie. Minstens zo belangrijk is daarnaast de voorwaarde dat de concurrentiekracht en de continuïteit van de SDR bedrijven bij de uitvoering van de projecten behouden blijft. Dit kan enkel als er voor de bedrijven ook een internationaal gelijk speelveld is. Dit vereist een realistische aanpak.

De doelstellingen om de klimaat-transitie te realiseren zijn ambitieus, kennen veel onzekerheden en zijn met de huidige bedrijfseconomische omstandigheden lastig realiseerbaar. De SDR bedrijven beseffen echter dat deze omstandigheden moeten veranderen om de transitie te realiseren. Het zetten van eerste stappen, in samenwerking met relevante stakeholders, is daarom nu noodzakelijk. De roadmap is bedoeld om hier een substantiële aan te leveren.

Vrachttransport over spoor niet altijd zo schoon en zuinig als gedacht

Vrachttransport over het spoor blijkt in de praktijk op een aantal aspecten minder schoon en zuinig dan gedacht. Diesellocomotieven die, bijvoorbeeld in de haven, worden ingezet om te rangeren, draaien in de praktijk meer dan driekwart van de tijd stationair. Dit stationair, dus onbelast, draaien blijkt verantwoordelijk voor meer dan 10% van de totale CO2-uitstoot en meer dan de helft van de totale NOx-emissies. Het energieverbruik van elektrische locomotieven lijkt ook niet zo laag als in de regel wordt aangenomen. In de slechtste gevallen is dat, tegen de verwachting in, vergelijkbaar met transport met een vrachtwagen.

Dit blijkt uit onderzoek van TNO naar het praktijkverbruik en de CO2- en NOx-uitstoot van spoorgoederenvervoer. Connekt en de Topsector Logistiek verleenden TNO in het kader van het Factor6 programma de opdracht om een elektrische locomotief en twee diesellocomotieven te meten. Niet eerder werden locomotieven hierop gemonitord. Voor vrachtverkeer op de weg zijn de afgelopen jaren de praktijkemissies fors lager geworden. Maar voor zogenoemde Non-Road Mobile Machinery (NRMM), zoals binnenvaartschepen, bouwmachines en spoorvrachtvervoer, nog niet. TNO is betrokken bij verschillende meetprogramma’s om, vaak voor het eerst, inzicht te krijgen in de werkelijke uitstoot van dit soort voertuigen in dagelijks gebruik.

Diesellocomotieven op rangeerterreinen draaien in de praktijk meer dan driekwart van de tijd stationair. Dit stationair draaien is nodig om het remsysteem van de trein op druk te houden. De NOx-uitstoot bij stationair gebruik is tot wel drie keer hoger dan bij actief gebruik. Ook vormt de CO2-uitstoot, die direct is gekoppeld aan het dieselverbruik, bij stilstand een relevant aandeel in het totaal (10 tot 15%). De wetgeving voor locomotieven loopt achter op de wetgeving voor vrachtwagens. Omdat de levensduur van een diesellocomotief dertig jaar is, speelt dit probleem van hoge uitstoot nog een lange tijd.  Dat heeft negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in en nabij havens en rangeerterreinen.

Uit de metingen blijk dat het energieverbruik van de elektrische locomotief niet zo laag is als in de regel wordt aangenomen. In de slechtste gevallen is dat, tegen de verwachting in, vergelijkbaar met transport met een vrachtwagen. Dit blijkt voor het belangrijkste deel te worden veroorzaakt door de totale lengte van de trein (rol- en wrijvingsweerstand) en minder door de belading.

donderdag 19 april 2018

Blootstelling aan bisfenol A via het voedsel zeer beperkt

Uit berekeningen van het RIVM blijkt dat de totale hoeveelheid bisfenol A (BPA) die mensen in Nederland via het voedsel binnenkrijgen zeer beperkt is. Zelfs onder de meest ongunstige omstandigheden ligt de blootstelling nog 30 keer onder de huidige tolereerbare dagelijkse inname. Deze zeer beperkte hoeveelheid BPA is niet aan één of enkele bronnen toe te schrijven, maar is gelijkmatig over de verschillende voedselbronnen verdeeld. Dat blijkt uit onderzoek van het RIVM.

BPA is een chemische stof die als grondstof dient voor transparant plastic (polycarbonaat), dat onder andere wordt gebruikt in voedselverpakkingsmaterialen. Verder wordt BPA gebruikt in coatings om de kwaliteit van ingeblikt voedsel en dranken te beschermen (de witte laag aan de binnenkant van het blik). Onder andere via deze verpakkingen kan BPA in voedsel terecht komen. Producten als kassabonnen, bouwmaterialen (verf en coatings) en medische hulpmiddelen kunnen ook BPA bevatten. De focus in het onderzoek van het RIVM is op voedselbronnen gelegd, omdat voedsel voor de gemiddelde consument de belangrijkste bron is.

Dit onderzoek volgt op eerder onderzoek van het RIVM (2016) waarin aandacht gevraagd werd voor nieuwe informatie met betrekking tot de tolereerbare dagelijkse inname. European Food Safety Authority (Europese voedselveiligheidsautoriteit, EFSA) is momenteel bezig met een nieuwe beoordeling van deze gezondheidsnorm. In afwachting van dit onderzoek vroeg het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het RIVM om te onderzoeken via welke bronnen mensen in Nederland het meest worden blootgesteld aan BPA en om welke hoeveelheden het daarbij gaat.

woensdag 18 april 2018

Binnenvaart sluit akkoord voor minder broeikasgassen

De binnenvaartsector ondertekende een dezer dagen samen met minister Van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) de Declaration of Nijmegen. Hiermee verklaart de sector de komende jaren alles uit de kast te halen om sneller te vergroenen. Het doel is concurrerend blijven met weg- en spoorvervoer, en 20 procent minder CO2-uitstoot in 2030.

‘De binnenvaart heeft een fikse voorsprong als je hun CO2-uitstoot vergelijkt met die van vrachtwagens en treinen. Om deze voorsprong te behouden moeten binnenvaartschepen omschakelen naar nog schonere motoren en brandstoffen,’ aldus minister Van Nieuwenhuizen. ’Een schip gaat veertig jaar mee, een vrachtwagen wordt na zes of zeven jaar al vervangen door een nieuwe. De sector heeft dus geen tijd te verliezen om de omslag naar nieuwe schonere technologie te maken. De Declaration of Nijmegen is daarvoor een mooi startpunt.’

In de Declaration of Nijmegen, een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in nauwe samenwerking met European Green Capital Nijmegen, spreken overheden, havens, logistieke bedrijven en verladers af dat zij versneld het scheepsvervoer verduurzamen. Op dit moment stoot de binnenvaart jaarlijks zo’n 2,1 Megaton uit, in 2030 moet dat teruggebracht zijn tot maximaal 1,7 Megaton. Dat is een besparing van 20 procent, wat gelijkstaat aan de uitstoot van bijna 50.000 huishoudens. Deze doelstelling wordt ook in het nog te sluiten Klimaat- en Energieakkoord opgenomen. In 2050 moet de binnenvaartsector klimaatneutraal zijn.

De Declaration legt vast dat de deelnemende partijen werken volgens een driestappenplan: via haalbaarheidsonderzoek en demonstraties naar praktijkpilots, en als stap drie opschaling. Tot eind 2020 vindt de grensoverschrijdende verkenning plaats naar duurzame binnenvaartoplossingen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar emissies, maar ook naar de aandrijflijn en alternatieve en hernieuwbare brandstoffen. Uit de voorgestelde oplossingen gaat de sector een aantal commercieel haalbare ideeën uitwerken in publiek-private pilots. Succesvolle pilots zullen op grote schaal worden ingezet. Afhankelijk van de gekozen oplossing kan de datum van opschaling eerder of later zijn. 

Doordat juist nu al grote logistieke bedrijven zich aansluiten bij de Declaration kan al op korte termijn een flinke reductie in CO2-uitstoot worden gehaald. De deelnemende verladers wegen vanaf nu deze uitstoot mee bij hun keuze voor transportmiddelen en kiezen zo eerder voor het minst vervuilende alternatief. Dit geeft een extra impuls aan de vervoerders in de binnenvaartsector om duurzame investeringen te doen om zo een interessanter alternatief voor de verladers te worden.

dinsdag 17 april 2018

Frank Brichau, CCO van Essent, naar Spitsbergen voor duurzamer Nederland

Onder leiding van poolreiziger en klimaatjournaliste Bernice Notenboom gaat Frank Brichau, CCO van Essent, op expeditie naar Spitsbergen. Naast energieleveranciers als Essent, belangenbehartigers en maatschappelijke organisaties gaan zo’n dertig bestuurders mee van banken, verzekeraars, investeerders en vermogensbeheerders. Het doel van de reis is om samen een bijdrage te leveren aan het klimaatdoel om in 2030 de CO2 uitstoot met 49 procent terug te brengen.

Essent werkt naar eigen hard aan het terugbrengen van de CO2 uitstoot. Zo levert zij al haar klanten standaard energie uit Europese wind en biedt zij als eerste energiemaatschappij groen gas met biogas: een duurzaam alternatief voor aardgas. Met DubbelGroen levert het bedrijf het schoonste energieproduct van Nederland. Klanten die daar voor kiezen, krijgen een combinatie van groen gas en windstroom dat is opgewekt uit 100% Nederlandse wind.

Essent is er van overtuigd dat de transitie naar een duurzame samenleving met name een kwestie is van geld. Technologische ontwikkelingen om tot een duurzame samenleving te komen volgen elkaar in hoog tempo op. De energieleverancier investeert hier fors in en levert een belangrijke financiële bijdrage aan de energietransitie. Ook veel particuliere huishoudens doen mee, bijvoorbeeld met zonnepanelen of een warmtepomp. Maar die investeringen kosten hen vaak veel geld.
Het bedrijf zoekt daarom naar oplossingen. Zo biedt zij, bijvoorbeeld, iedere huizenbezitter een extra mogelijkheid om mee te doen aan de energietransitie door zonnepanelen te verhuren. Huiseigenaren hoeven dan géén investering te doen en betalen een vast huurbedrag per maand dat wordt verrekend met de energierekening.

Frank Brichau reist met het schip de Rembrandt van Rijn af naar Spitsbergen om de gevolgen van klimaatveranderingen rond de Noordpool zelf te ervaren. Tijdens de reis worden belangrijke thema’s besproken en samenwerkingen opgezet om ook na de expeditie met elkaar aan oplossingen te werken.

maandag 16 april 2018

Klimaatakkoord voor minder broeikasgassen in de zeevaart

Op de slotdag van de conferentie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) in Londen zijn verregaande afspraken gemaakt over het fors terugdringen van de CO2-uitstoot door de zeevaart. De 173 bij de IMO aangesloten landen zijn het eens geworden dat de totale CO2-uitstoot van de internationale scheepvaart in 2050 moet zijn gehalveerd in vergelijking met 2008, en dat de sector daarna zo snel mogelijk volledig klimaatneutraal gaat werken. Om deze doelen te bereiken is een tussenstap afgesproken: in 2030 moeten schepen gemiddeld al 40 procent minder uitstoten. De afspraken zijn een belangrijke stap voor het verder uitwerken van maatregelen om de internationale scheepvaartsector versneld te vergroenen.

Minister van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat): ‘Ik ben blij met dit wereldwijde akkoord. Het is goed voor onze maritieme sector en een winst voor het klimaat dat er nu internationale afspraken zijn voor schonere zeeschepen. Nederland heeft zich binnen de IMO voortdurend ingezet voor concrete en haalbare doelen, want het kabinet wil naast de binnenvaart en onze havens ook de zeevaart verduurzamen. We testen in Nederland al met schonere brandstoffen voor schepen en later dit jaar starten proeven met elektrisch varen. Deze nieuwe internationale afspraken zijn een steun in de rug voor scheepvaartsector die al investeert in een duurzame vloot en dienen als inspiratie voor andere landen om ook deze omslag te maken.’

De zeevaart stoot wereldwijd 2,5 procent van alle broeikasgassen uit. Het klimaatakkoord van Parijs bevatte geen specifieke afspraken voor terugdringing van uitstoot van de internationale scheepvaart. Sindsdien is binnen de VN-organisatie IMO gewerkt aan afspraken om ook de CO2 van de scheepvaart de komende decennia terug te dringen. De afspraken voor reductie worden komende tijd uitgewerkt in een strategie en in concrete maatregelen om de schepen te verduurzamen, bijvoorbeeld door de inzet van schonere brandstoffen en het ontwerpen van energiezuiniger schepen.

Eerder dit jaar werd het Werkprogramma Maritieme Strategie ondertekend, waarmee rederijen, zee- en binnenvaartschippers, havens, en betrokken overheden de uitdagingen voor verduurzaming, innovatie en cybersecurity gaan oppakken. De Nederlandse binnenvaartsector heeft ook afspraken gemaakt om de binnenvaartschepen te verduurzamen. Gisteren tekende minister Van Nieuwenhuizen samen met de binnenvaartsector de Declaration of Nijmegen, waarmee de binnenvaartsector onder meer onderschrijft dat zij in 2050 klimaatneutraal moet zijn.

vrijdag 13 april 2018

Eickhout dient klacht in bij Europese Ombudsman over CO2-uitstoot luchtvaart

Europarlementariër Bas Eickhout wil duidelijkheid over de relatie tussen de Europese Commissie en de luchtvaartindustrie bij het bepalen van het Europese standpunt bij het opstellen van nieuwe internationale VN-regels om de CO2-uitstoot van vliegtuigen terug te dringen. Hij heeft een klacht ingediend bij de Europese ombudsman.

Uit een Europees WOB-verzoek bleek dat de Europese vliegtuigbouwer Airbus een vinger in de pap had bij het Europese onderhandelingsstandpunt voor de internationale eisen voor de zuinigheid van vliegtuigen. Dat had tot gevolg dat de EU zich inzette voor betekenisloze eisen, die de VN uiteindelijk overgenam.

“Airbus kon vervolgens tevreden achteroverleunen”, constateert Eickhout. “Hun nieuwe vliegtuigen voldoen nu al aan die eisen die pas over jaren gaan gelden. En dat is nogal wat, Airbus bouwt bijna de helft van alles wat rondvliegt in de wereld.”

Wat de zaak nog schrijnender maakt is dat de Europese Commissie documenten met de luchtvaartindustrie lijkt te delen, die ze niet eens aan het Europees Parlement voorlegt. Eickhout: "De industrie mag haar eigen regels schrijven, terwijl democratische processen omzeild worden. Dat is zorgwekkend.” Helemaal nu ook nog eens de onderhandelingen over een wereldwijd beprijzingssysteem voor CO2-uitstoot in volle gang zijn, benadrukt Eickhout.

donderdag 12 april 2018

Vuilstort Woltersum: geen nieuwe verontreiniging

Het onderzoek van begin dit jaar naar de voormalige vuilstort in Woltersum, aan de Bouwerschapweg, heeft geen nieuwe verontreinigingen aan het licht gebracht. In de stort zit circa elfduizend ton chemisch afval van het bedrijf AKU, de voorloper van Akzo Nobel. De hoeveelheid verontreinigd stortmateriaal en grond is groter dan verwacht, maar de huidige situatie vormt geen risico voor de volksgezondheid. Dit is bevestigd door de GGD. 

Het onderzoek is uitgevoerd door een onafhankelijk adviesbureau. De vuilstort, een voormalig openluchtzwembad, was vanaf medio jaren zestig in gebruik als stortplaats voor huisvuil, bedrijfsafval en chemisch afval. De exacte hoeveelheid en samenstelling van het stortmateriaal was tot voor kort niet bekend. Begin jaren tachtig heeft de provincie Groningen de stort voorzien van een waterdichte afdeklaag en een drainagesysteem. Sindsdien is de stortplaats, het drainwater en het grondwater rondom de vuilstort periodiek gecontroleerd. Uit de monitoringsresultaten van 2012, 2014 en 2016 bleek dat er stoffen uit de stort lekken via het grondwater. Mede gezien de aanwezigheid van een restverontreiniging in de berm van de Bouwerschapweg, is besloten aanvullend onderzoek te doen en de huidige aanpak te heroverwegen.

In de stort ligt zesduizend ton chemisch afval van AKU en vijfduizend ton AKU-afval vermengd met ander stortmateriaal. Op de naastgelegen percelen is geen AKU-afval aangetroffen. In de stort zijn zware metalen (kobalt, koper, lood, zink), PAK, PCB’s en minerale olie aangetroffen, evenals organische stoffen gerelateerd aan het AKU-materiaal. Ook is ander afval aanwezig, zoals huisvuil en auto-onderdelen.

De stortplaats is gemiddeld zo’n vier meter diep. Onder het AKU-afval zit een laag klei, afgewisseld met veen, dat de stort aan de onderkant afsluit. Aan de bovenkant is het stortmateriaal, na de sanering begin jaren tachtig, afgedekt met klei, waarboven een hypofors-laag (een soort dakbedekking) is aangebracht.

Uit de periodieke monitoring bleek dat er stoffen via de zijkanten uit de stort lekken. Onder de stort is in het grondwater geen verontreiniging aangetroffen. De stoffen die lekken betreffen voornamelijk kobalt en organische stoffen die voortkomen uit het afbraakproces van de producten van het bedrijf AKU. In de nabijheid van de stort is het grondwater (kobalt en organische stoffen) en het slootwater (alleen kobalt) beïnvloed. De concentraties van kobalt in het grondwater en het slootwater zijn echter dermate laag, dat het geen  gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Daarnaast levert de aanwezigheid van de organische stoffen in het grondwater in de directe nabijheid van de stort ook geen gevaar op voor de volksgezondheid. Dit is door de GGD bevestigd. Het gewas in de directe nabijheid van de stortplaats is ook onderzocht, waarbij geen verontreinigingen zijn aangetroffen.

Strijd tegen plastic afval barst in België los op verschillende fronten

Om de kolossale afvalberg veroorzaakt door plastic verpakkingen terug te dringen, schieten in België allerlei acties uit de grond.  "Als je al een plastic zakje nodig hebt om een wortel te kopen in de supermarkt, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig?" zegt Iris Verschaeve van het Gentse Milieufront. Samen met de organisatie Plastic Attacks organiseert zij een 'aanval' in Gent. Het idee van die 'plastic attacks' is dat klanten, nadat ze in de supermarkt hun boodschappen gedaan hebben, alle overbodige verpakkingen van hun producten halen en in de winkel achterlaten.

woensdag 11 april 2018

Cleantech Tomorrow: wandel door de wereld van morgen

Cleantech Regio pakt flink uit tijdens de vijfde editie van het evenement Cleantech Tomorrow, van 20 t/m 24 april. Op het programma staan een publieksfestival, een businessdag en lokale activiteiten in Epe en Voorst. Je maakt er kennis met inspirerende ontwikkelingen op het vlak van duurzaamheid, zoals het elektrische vliegtuig en de waterstofauto. Rode draad is het thema ‘The Next Level’.

Cleantech Tomorrow trapt op vrijdag 20 april af met pre-events in de gemeentes Epe en Voorst. Je kunt daar bijvoorbeeld zien wat zwembad De Schaeck doet aan duurzaamheid, een rondje maken langs de kraampjes van de energiemarkt, en de Ecotribe Teuge leren kennen (een groep creatieve zielen die duurzame oplossingen zoekt).

Op zaterdag 21 april organiseert Cleantech een publieksdag op Airport Teuge. Er worden demonstraties met een elektrisch vliegtuig gegeven, de Hesla (de Tesla op waterstof) is te bewonderen en je komt er meer te weten over e-auto’s, e-bikes en deelauto’s. In het Dorp van Morgen krijg je zicht op het Huis, het Bedrijf, de Markt en het Onderwijs van Morgen. Zangeres Maan zorgt voor muziek, en foodtrucks voor de inwendige mens. Ook voor kinderen is er van alles te doen, zoals de TechnoDiscovery, waar je aan de slag kunt met allerlei technische activiteiten. De toegang is gratis, aanmelden is niet nodig.

Ondernemers, bestuurders, medewerkers van overheid en onderwijs en studenten kunnen volop ideeën opdoen tijdens de businessdag op 24 april op Airport Teuge. Onder meer Ed Nijpels, Plastic Visser Marius Smit, bergbeklimmer Katja Staartjes en Maggie Feng – CEO van Wittenborg University – laten van zich horen. Er zijn presentaties van het Bedrijf van Morgen, in de Cleantech Battle wordt gestreden om het meest innovatieve idee, en in de Business Challenge denken studenten mee over het duurzamer maken van je bedrijf. De toegang is gratis, aanmelden is wel nodig.

dinsdag 10 april 2018

Nijmegen gaat fijnstof vangen en meten

Nijmegen gaat een speciale fijnstofvanger inzetten om de luchtkwaliteit rond de Waalkade te verbeteren. Daarnaast wordt het gehalte fijnstof straks door acht sensoren rond de kade gemeten. Door de vele schepen is de luchtkwaliteit daar slechter. Het vangapparaat zou een bel van schone lucht creëren in een straal van twaalf meter. 'Op andere plekken worden momenteel percentages fijnstofvangst van 50 tot 85 procent behaald', meldt de gemeente.

Stank in Delfzijl vanaf 1 juni te melden via een app

Op 1 juni gaat er een proef van start om geurhinder te melden en de stoffen in de lucht te meten rondom het industrieterrein Oosterhorn in Delfzijl. Met deze proef willen we als provincie objectief en onafhankelijk inzicht krijgen in de luchtkwaliteit in het gebied.

Om de luchtkwaliteit te meten komt er een meetnet, dat verschillende stoffen continu en periodiek meet en zichtbaar maakt via een app. Tijdens de pilot kunnen inwoners van het gebied geurhinder melden en de luchtkwaliteit raadplegen in de app. Zo krijgen alle deelnemers op elk gewenst moment inzicht in geurmeldingen, aangekondigde mogelijke geurhinder door bedrijven en de luchtkwaliteit binnen het gebied.

De app wordt, samen met omwonenden en bedrijven, tijdens een pilot van vier maanden ontwikkeld. Voor deze pilot zoekt de provincie Groningen deelnemers, om de app aan de hand van gebruikerservaringen en -wensen verder te ontwikkelen. Deelnemers blijven volledig anoniem en er worden op geen enkele wijze privégegevens met derden gedeeld. De tijdsinvestering is minimaal.

maandag 9 april 2018

Milieudefensie weer in de rechtszaal


Vanochtend was Milieudefensie bij het Gerechtshof in Den Haag om opnieuw het recht op gezonde lucht te verdedigen. In september vorig jarig won men het kort geding dat was aangespannen tegen de Nederlandse Staat. Die moest vanaf dat moment hard aan de slag om overal in Nederland aan de wettelijke normen voor de luchtkwaliteit te voldoen. Ook oordeelde de rechter toen dat de Staat geen nieuwe maatregelen mag nemen die weer kunnen leiden tot nieuwe overschrijdingen van de normen.

Vanochtend hebben drie rechters zich over deze vraag gebogen: mag de Nederlandse overheid maatregelen nemen die de lucht vervuilen, zoals bijvoorbeeld hogere snelheden invoeren of nieuwe wegen aanleggen, op plekken waar de luchtkwaliteit al zo slecht is dat het kan leiden tot nieuwe overschrijdingen van de normen?

Milieudefensie vindt van niet. Advocaat Phon van den Biesen heeft in de rechtszaal nogmaals benadrukt hoe belangrijk schone lucht is. Ook gaf hij aan dat de Staat verplicht is zich aan de wet te houden, dus dat het dan logisch is dat zij geen maatregelen mag nemen die ertoe kunnen leiden dat ze de wet overtreden. De landsadvocaat vond dat zo'n maatregelenverbod in vervuilde gebieden strenger is dan de Europese wet en vindt dat dit verbod weer van tafel moet. De rechters stelden verschillende vragen en zullen zich nu over alle informatie gaan buigen.

Brabantse subsidie voor metingen aan innovatieve stalsystemen

De provincie stelt subsidies beschikbaar om bij innovatieve stalsystemen te meten hoe goed zij de uitstoot van geur, ammoniak en fijn stof tegengaan. In de eerste openstelling is 750.000 euro beschikbaar.

Deze metingen bepalen de officiële emissiefactor, wat nodig is voor brede toepassing van zo’n stalsysteem. Met de 1e openstelling kunnen naar verwachting twaalf stalsystemen gemeten worden, verdeeld over melkvee, vleesrunderen, varkens, geiten en pluimvee.

De subsidie van de provincie richt zich op stalsystemen die het ontstaan van ongewenste stoffen integraal en bij de bron aanpakken. Gedeputeerde Anne-Marie Spierings (Agrarische ontwikkeling): “Dit draagt bij aan schone lucht, mooiere natuur en een goed klimaat. Want de verwachting is dat nieuwe stalsystemen leiden tot minder uitstoot van geur, ammoniak, fijnstof en methaan. De bronaanpak zorgt bovendien voor frissere lucht in de stallen. Dat is fijn voor de boer, zijn personeel en de dieren, een win-win-win situatie dus. Met deze subsidie nemen we een drempel weg om stalsystemen officieel toegelaten te krijgen in Nederland.”

De belangrijkste manieren om een bronaanpak te bereiken zijn scheiden van mest en urine, koelen, contactoppervlak verkleinen, drogen of verdunnen met water. Zo komt bij een temperatuur onder de 15 graden nog nauwelijks ammoniak vrij uit mest. Ook de geur neemt af. Of door vaste mest en urine niet in aanraking met elkaar te laten komen, voorkom je de vorming van ammoniak. In Noord-Brabant passen steeds meer pionierende ondernemers deze methoden toe in nieuwe stalsystemen.
Metingen aan nieuwe stalsystemen kosten veel geld en die investeringen zijn bij open innovatie niet terug te verdienen. De provincie subsidieert de metingen aan stalsystemen. Na vaststelling van de officiële emissiefactor kan elke veehouder het stalsysteem toepassen zonder opnieuw te hoeven meten. Op basis van een evaluatie volgt later in het jaar waarschijnlijk nog een subsidieronde.

De subsidies zijn een onderdeel van de versnelling van de transitie in de veehouderij die de provincie nastreeft. De provincie wil dat de veehouderij versneld verduurzaamt en minder stoffen uitstoot die schadelijk zijn voor het milieu en de leefomgeving. Stalsystemen die de emissies bij de bron aanpakken hebben de voorkeur boven luchtwassers omdat daarmee het klimaat in de stal zelf ook verbetert voor dieren en boer. Aanvragen voor deze subsidie kunnen vanaf 3 april worden ingediend.

vrijdag 6 april 2018

430 studenten zamelen plastic in tijdens Lustrum Race of the Classics

De Race of the Classics is al 30 jaar een begrip onder studenten. Vanuit het hele land doen teams van Hogescholen of Universiteiten mee aan een race met Klassieke Zeilschepen op de Noordzee. Ook dit jaar zullen weer ruim 400 studenten proberen de overtocht naar Engeland te maken. En dat niet alleen, ook komen de studenten dit jaar in actie voor een schone Noordzee.

In samenwerking met KIMO Nederland en België krijgen de studententeams bij de start Big Bags uitgereikt. In deze Big Bags verzamelen zij het plastic dat ze verbruiken tijdens de week. De teams zullen dezelfde Big Bags gebruiken die vissers van 111 schepen gebruiken in het project Fishing for Litter. Door het project Fishing for Litter wordt er per jaar ruim 300 ton aan afval door vissers uit de Noordzee ‘gevist’.  Tijdens dit zesde lustrum van de Race of the Classics willen de deelnemende studenten hier een steentje aan bijdragen, zodat er nog minstens 30 ‘Rees’ jaren aan vast kunnen worden geplakt.

De lustrumeditie van de Race of the Classics eindigt op zondag 8 april in Amsterdam.

donderdag 5 april 2018

Rundveehouderij doelmatiger met stikstof en fosfor

Er zit steeds minder fosfor en stikstof in rundveemest en er zitten ook steeds minder van deze mineralen in het voer. Toch is er ongeveer net zoveel vlees en melk geproduceerd. Dit blijkt uit de Mineralenbalans landbouw van het CBS.

De rundveehouderij is in staat om de mineralen beter te verwerken. Dit hangt samen met lagere mineralengehalten in het veevoer terwijl de productie van melk en vlees vrijwel gelijk bleef. Verder wordt steeds meer mest afgezet buiten de landbouw, zoals mestverwerking en export. Deze ontwikkelingen zorgen voor een lager mineralenoverschot. Er komt dus minder fosfor en stikstof via rundveemest in het milieu terecht.

In de jaren 2013 tot en met 2016 steeg de totale hoeveelheid fosfor en stikstof in de rundveemest door de toename van het aantal runderen. Er werd in deze periode ook meer fosfor en stikstof vastgelegd in melk en vlees.

In de jaren 1990–2012 daalde de via het voer aangevoerde hoeveelheid stikstof met 177 miljoen kilo (33 procent). De hoeveelheid fosfor in het voer daalde met 15 miljoen kilo (22 procent). In de laatste vier jaar steeg deze aanvoer weer. Er werden meer runderen gehouden en de mineralengehalten in het voer waren hoger.

woensdag 4 april 2018

Milieudefensie start klimaatzaak tegen Shell

Milieudefensie kondigde vandaag vanuit de oude Shell-toren in Amsterdam aan een rechtszaak te starten tegen Shell. Milieudefensie roept alle Nederlanders op om aan deze rechtszaak mee te doen, door mede-eiser te worden via klimaatzaakshell.nl.

Shell is inmiddels ook op de hoogte van de zaak. Het bedrijf ontving vanochtend een officiële brief, waarin advocaat Roger Cox samen met Milieudefensie eist dat Shell zijn plannen in lijn brengt met het klimaat-akkoord van Parijs. Doet Shell dit niet, dan stappen we naar de rechter. Het is voor het eerst dat van een bedrijf geëist wordt om koers te wijzigen vanwege klimaatverandering.

Shell is de grootste vervuiler van Nederland en stoot twee keer meer CO2 uit dan heel Nederland bij elkaar. Shell weet al ruim 30 jaar dat het opboren van olie en gas rampzalige gevolgen heeft voor het klimaat. Sindsdien is Shell niet minder, maar juist méér olie en gas gaan opboren. Na de ontdekking dat fossiele brandstoffen funest zijn voor ons klimaat, werd het bedrijf zelfs lid van lobbygroepen die twijfel zaaien over klimaatverandering.

Milieuvoetafdruk uitrekenen kan veel simpeler

Hoe bereken je de milieuschade van een product? Welke factoren neem je wel en niet mee? Voor het berekenen van een milieuvoetafdruk zijn inmiddels honderden indicatoren ontwikkeld. Maar zijn ze ook allemaal nodig? ‘Het kan veel simpeler’, zegt milieukundige Zoran Steinmann van de Radboud Universiteit. Een set van vier relatief simpele indicatoren is al voldoende. Steinmann promoveerde 26 maart op onderzoek naar de optimale set aan milieu-indicatoren voor productanalyses.

Als we naar een meer duurzame wereld willen, moeten er veranderingen komen in het gebruik van middelen op aarde. Om de milieuschade, of ‘voetafdruk’, van producten die wij allemaal consumeren te verminderen, moet eerst uitgerekend worden wat die voetafdruk is. Dat gebeurt met een zogeheten ‘life cycle assessment’. ‘Daarmee wordt de gehele levenscyclus van een product in kaart gebracht, van het winnen van de ruwe grondstoffen tot aan de uiteindelijke afvalverwerking, inclusief alle benodigde transport- en verwerkingsstappen tijdens deze cyclus’, legt Steinmann uit.

Het meenemen van de gehele levenscyclus is hierbij cruciaal voor een eerlijke vergelijking tussen producten. ‘Een voorbeeld hiervan is de voetafdruk van kolenelektriciteit in de Verenigde Staten: deze is in totaal 1.1 kg CO2eq/kWh. De bijdrage van winning en transport, de zogeheten 'upstream' fase, aan deze voetafdruk is met 6 procent gering. Daarentegen heeft elektriciteit uit een aardgascentrale met een gecombineerde stoomcyclus een lagere voetafdruk dan kolenelektriciteit, gemiddeld 0.5 kg CO2eq/kWh, maar het aandeel van de upstream fase is met 19 procent echter zowel relatief als absoluut gezien hoger’, vertelt Steinmann.

Voor het in kaart brengen van een levenscyclus wordt gekeken naar milieu-indicatoren, zoals hoeveel water er verbruikt wordt, hoeveel energie er nodig is, gebruik van materialen en invloed op land. Er zijn inmiddels meer dan honderd van deze milieu-indicatoren. Steinmann vergeleek er 135 voor 976 producten uit de life cycle database Ecoinvent. In deze database zitten diverse producten variërend van graankorrels tot LCD displays tot cementblokken.

Steinmann gebruikte een analyse die de onderlinge correlaties tussen indicatoren in kaart brengt en waarmee een minimale set aan indicatoren gevonden kan worden die een zo groot mogelijke hoeveelheid aan variantie tussen de indicatoren kan verklaren. Steinmann: ‘Hieruit blijkt dat het overgrote deel van de meer dan honderd verschillende indicatoren niet strikt noodzakelijk is om de variantie in milieuschade tussen producten te verklaren.’
Een set van de vier relatief simpele indicatoren, voor respectievelijk energie, land, water en materialen blijkt al voldoende om meer dan negentig procent van de variantie in de schade aan biodiversiteit en gezondheid te verklaren.

dinsdag 3 april 2018

Boeren en tuinders pakken handschoen klimaatbeleid op

Boeren en tuinders in Nederland pakken de handschoen van het klimaatbeleid op. Door aanpassingen in de bedrijfsvoering, binden van koolstof in de bodem en door productie van groene energie vermindert de CO2-uitstoot. “Dat zal niet van de ene op de andere dag gaan, en we moeten aan de bak, maar we gaan deze uitdaging niet uit de weg”, aldus LTO bestuurder Kees van Zelderen, klimaat en duurzame energie.

“Dat we wat kunnen, heeft de sector al bewezen. Geen reden om genoegzaam achterover te leunen. De zwaarste opdracht is immers de stap naar de laatste procenten reductie. De laatste loodjes wegen het zwaarst.” Het kabinet maakte bekend dit jaar 300 miljoen euro te investeren in een reeks maatregelen die de CO2-uitstoot te verminderen. Tot en met 2030 wordt jaarlijks 300 miljoen euro beschikbaar gesteld voor maatregelen die bijdragen aan de ambitie om de CO2-uitstoot met 49% te verminderen. Ruim 30 miljoen euro gaat dit jaar naar innovaties die bijdragen aan CO2-reductie in de glastuinbouw en het terugdringen van uitstoot in de veehouderij. “Dat is een mooie opstap voor de projecten die we samen met boeren en tuinders gaan uitvoeren dit jaar”, aldus Van Zelderen. “We zullen de komende jaren op deze lijn - besparen, opwekken, binden, verbeteren, innoveren - doorgaan en nieuwe verdienmodellen ontwikkelen.  Daar zullen we niet alleen klimaat en energie, maar ook de gezondheid van mens en dier, de biodiversiteit en de kwaliteit van natuur en landschap een plek geven. De agrarische sector is een deel van de oplossing.”

In de land- en tuinbouw is nog een potentieel van circa 150 miljoen vierkante meter dak voor de productie van zonne-energie. Met groen gas door vergisting van biomassa, het benutten van aardwarmte en inzetten van warmtekrachtkoppelingen kan de sector al veel bijdragen aan de doelen van het kabinet. “Tel je de windmolens op het erf en besparing in verbruik door precisielandbouw daarbij op, dan is dat een onmiskenbare bijdrage aan het opwekken van duurzame energie en verminderen we de CO2-uitstoot. Het wordt weleens vergeten dat inmiddels circa 40% van de totale hoeveelheid duurzaam opgewekte energie in Nederland van een boeren- of tuinderserf komt”, zegt Van Zelderen. “Binden van CO2 (koolstof) in de bodem via organische materiaal, is eveneens een optie om de doelstellingen te realiseren. En we werken tegelijkertijd aan een betere bodem en biodiversiteit.”  

De agrarische sector zal de komende jaren veranderen. De diversiteit in bedrijven zal toenemen, de productie wordt in alle schakels van de keten volledig transparant, nieuwe technologie zal zijn intrede doen en precisielandbouw neemt een vlucht. Tegelijkertijd zet de sector in op versnellen van de circulariteit en sluiten van grondstofkringlopen. “Ondernemerschap, samenwerken in de keten en antwoord geven op de op de maatschappelijke vraag, is de kracht van de Nederlandse agrarische sector”, aldus Van Zelderen.