vrijdag 29 juni 2018

Pilot branden met asbestverspreiding van start

Stichting Salvage is gestart met een pilot om de samenwerking bij branden met asbestverspreiding te verbeteren. De stichting stroomlijnt binnen de pilot de aanpak: de inventarisatie van de verontreiniging, de opruiming en de informatievoorziening.

De pilot met als motto ‘Samen doorpakken!’ is tot stand gekomen in overleg met het Verbond van Verzekeraars, gemeenten, veiligheidsregio’s (brandweer) en omgevingsdiensten en duurt een half jaar.

Stichting Salvage biedt namens de Nederlandse brandverzekeraars na een brand gedupeerden persoonlijke hulp en advies. De stichting treedt op bij gemiddeld honderd branden per week. Daarvan is bij drie tot vijf branden sprake van asbest. Nogal eens leverde dit ongewenste situaties op, zoals het te laat opruimen van asbest, het niet of niet tijdig informeren van omwonenden en onvoldoende juridische kennis bij betrokken partijen. Tijdens de pilot wordt nagegaan of betere samenwerking leidt tot betere afhandeling van branden met asbestverspreiding.

Een coördinator van Salvage is in de pilot de aanjager van het proces om zo snel mogelijk het verontreinigde gebied te laten inventariseren en verontreiniging snel en efficiënt op te laten ruimen. Tijdens de pilot heeft de Salvagecoördinator ook de mogelijkheid om zelf acties uit te zetten. Daarnaast staat de stichting gedupeerden, de betrokken gemeente en de omgevingsdienst bij met praktische adviezen. Door goede contacten met de betrokken verzekeraars kan er ook met deze partijen snel worden geschakeld.

donderdag 28 juni 2018

PostNL gaat uitstootvrij bezorgen in Leeuwarden

Leeuwarden wordt de eerste stad waar PostNL post en pakketten uitstootvrij gaat bezorgen. Alle pakketten in het centrum van de Friese hoofdstad worden nog dit jaar elektrisch bezorgd. In 2018 vervangt PostNL in de binnenstad Leeuwarden alle voertuigen door elektrische bestelbussen en kleine elektrische voertuigen. Pakketten worden met elektrische voertuigen bezorgd vanaf een centraal overslagpunt in de stad. Brieven werden in Leeuwarden altijd al op de fiets of lopend en dus uitstootvrij bezorgd.

woensdag 27 juni 2018

'Breed gesteunde Klimaatwet is doorbraak'

Je mag het gerust een doorbraak noemen dat bijna alle partijen in de Tweede Kamer deze Klimaatwet steunen, zelfs CDA en VVD, zegt Milieudefensie.

'Met deze wet neemt Nederland zich voor de CO2-uitstoot in 2050 met 95 procent te verminderen (ten opzichte van 1990). Maar het doel voor 2030 is minder ambitieus dan in het oorspronkelijke voorstel: 49 procent in plaats van 55 procent minder uitstoot. En dat is geen verplichting meer, maar een streven.'

De enorme uitstoot van de lucht- en scheepvaart is niet in de Klimaatwet opgenomen. Vliegtuigen en schepen die in Nederland tanken, moeten ook een eerlijke prijs gaan betalen, vindt Milieudefensie. 'Het is niet uit te leggen dat zij buiten schot blijven.'

In de Klimaatwet staan alleen doelen. Hoe die doelen gehaald moeten worden, komt in het Klimaatakkoord te staan. Daarover wordt nu onderhandeld door overheden, werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties.

Zeven fracties bereiken akkoord over Klimaatwet

Vandaag presenteerden GroenLinks, PvdA, SP, D66, ChristenUnie, VVD en CDA de Klimaatwet. De klimaatwet legt klimaatdoelstellingen wettelijk vast en introduceert een mechanisme dat ervoor zorgt dat overheid die klimaatdoelen ook moet halen. De vierde donderdag van oktober is voortaan Klimaatdag. Op die dag rapporteert het kabinet over de CO2-reductie en presenteert ze, indien noodzakelijk, extra maatregelen om de klimaatdoelen te halen.


De Klimaatwet bevat drie doelstellingen:
•Een vermindering van de broeikasgasuitstoot tot een niveau dat 95% lager ligt in 2050 dan in 1990
•Streven naar een reductie van 49% van de broeikasgasuitstoot in 2030 (t.o.v. 1990)
•100% CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050

De doelstelling voor 2030 is aangepast van 55 procent CO2-reductie naar 49 procent CO2-reductie om deze doelstelling in lijn te brengen met het regeerakkoord. In de Klimaatwet is bovendien een doelstelling opgenomen van 95 procent CO2-reductie in 2050.

Eens in de vijf jaar schrijft het kabinet een Klimaatplan. Het klimaatplan bevat de hoofdzaken van het klimaatbeleid voor de komende jaren. Er staat in welke maatregelen worden getroffen om de doelen uit de Klimaatwet te halen. Iedere twee jaar wordt het klimaatplan geëvalueerd en zo nodig aangepast.

Naast Prinsjesdag kent de Tweede Kamer voortaan Klimaatdag op de 4e donderdag in oktober. Op die dag wordt bekeken of Nederland nog op koers ligt om de klimaatdoelen te halen en wordt bekend of, en zo ja welk aanvullend beleid noodzakelijk is.
 
Dit werkt zoals de begrotingscyclus. Op Prinsjesdag presenteert het Centraal Planbureau (CPB) de Marco-Economische Verkenningen (MEV) en reageert het kabinet daarop met de Miljoenennota. Op Klimaatdag presenteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en reageert het kabinet daarop met de Klimaatnota.

In de Klimaatnota geeft het kabinet aan welke aanvullende maatregelen eventueel nodig zijn en wanneer deze ingaan. De Raad van State geeft een onafhankelijk oordeel over de vraag of het Klimaatplan en de jaarlijkse Klimaatnota voldoende zijn om de doelen uit de Klimaatwet te halen.

De Klimaatwet wordt ingediend door Klaver (GroenLinks), Asscher (PvdA), Beckerman (SP), Jetten (D66), Dik-Faber (ChristenUnie), Agnes Mulder (CDA) en Yesilgöz (VVD). Zoals gebruikelijk bij een omvangrijke nota van wijziging vragen de indieners de Raad van State om opnieuw advies uit te brengen over de Klimaatwet. De parlementaire behandeling kan dan naar verwachting na het zomerreces starten.

 

Inspectie zet vraagtekens bij afvalbehandeling Chemours

Chemours informeert afvalverwerkers niet dat er restanten fluorhoudende stoffen zitten in het afval van de Dordtse fabriek. Dat concludeert de Inspectie Leefbaarheid en Transport (ILT) na onderzoek in opdracht van minister Cora van Nieuwenhuizen. De inspectie heeft niet gekeken of er méér fluorhoudende stoffen in het afval zitten dan is toegestaan. Daarom is ook niet duidelijk of het bedrijf zich heeft gehouden aan de bestaande wet- en regelgeving.

Sorghumproeven op drie grondsoorten in Nederland

Sorghum is een milieuvriendelijk gewas, dat goed omgaat met droogte en weinig bemesting vraagt. Het gewas staat bekend om zijn efficiëntie benutting van stikstof en water. Door de dichte en diepe beworteling heeft het bovendien een positief effect op de bodem en het grondwater.

Voor de teelt onder verschillende Nederlandse omstandigheden zijn er toch nog de nodige kennishiaten bijvoorbeeld rond opkomst, afrijping en voederwaarde. Daarom heeft Wageningen Livestock Research in drie regio’s proefvelden aangelegd, namelijk op löss, zand en veen. Voor iedere grondsoort gelden andere onderzoekvragen. De proefvelden zijn tevens demonstratievelden voor o.a. veehouders, adviseurs, medewerkers van waterschappen en financiers.

In het veenweidegebied van Friesland is het beperken van veenoxidatie een belangrijk argument om niet-kerende grondbewerking en een potentieel alternatieve teelt voor maïs te stimuleren. Daarom is in Aldeboarn een proefveld met vroegrijpe sorghum en vroegrijpe maïs aangelegd met normale en met minder grondbewerking. Het gaat om blokken geploegde veengrond en even grote blokken met in stroken (10 cm breed) gefreesde grond. Peilbuizen moeten uitwijzen welk voedergewas het meeste water onttrekt van het grondwater. Demodagen zijn gepland op 3 juli en medio september 2018. Wageningen Livestock Research voert dit project uit in opdracht van Provincie Friesland.

In Woudenberg (provincie Utrecht) zijn op zandgrond vijf sorghumrassen en één maïsras ingezaaid met een tussenrijbreedte van 50 cm. Bij deze proef zijn de belangrijkste onderzoekvragen: opkomstpercentage, afrijping, droge-stofopbrengst, voederwaarde, nitraatuitspoeling naar grondwater en vochtopname door plant. De opkomst lijkt goed. Er zal nog worden gedund tot het gewenste aantal planten van 225.000 en 110.000 per ha voor resp. sorghum en maïs. Rond 15 september is een demodag gepland. Opdrachtgevers voor deze proef zijn Waterschap Vallei en Veluwe, Landbouw en Milieu Utrecht (LaMi) en O-Gen.

In Wijnandsrade (Zuid-Limburg) zijn op lössgrond vijf sorghumrassen en één maïsras bij twee stikstofniveaus (50 kg/ha en 100 kg/ha) gezaaid. De rijafstand bij sorghum is 25 cm en bij maïs 75 cm. Twee weken na zaaien bleek de opkomst van maïs goed, maar van sorghum matig tot slecht te zijn, waarschijnlijk veroorzaakt door korstvorming na een forse regenbui. Daarom zijn op 4 juni alle velden opnieuw ingezaaid. De onderzoekvragen hierbij zijn: opkomstpercentage, afrijping, droge-stofopbrengst, voederwaarde, nitraatuitspoeling naar grondwater, en natuurlijk het effect van het stikstofniveau op deze facetten. Op 15 september 2018 is een demodag gepland. Opdrachtgevers van deze proef zijn Waterschap Limburg, Stichting Boerenbond Zuid, Duurzaam Schoon Grondwater van WML, Project Slim bemesten, Proefboerderij Wijnandsrade en DSV Zaden Nederland.

dinsdag 26 juni 2018

Luchtkwaliteit binnensteden nog dit jaar verbeterd

De luchtkwaliteit in binnensteden zal nog dit jaar in rap tempo verbeteren. Met nieuwe maatregelen voor alle knelpunten voldoet volgens huidige prognoses ieder Nederlands stadscentrum voor het einde van 2018 aan de Europese waarden voor luchtkwaliteit.

Staatssecretaris Van Veldhoven kondigt in samenwerking met gemeenten extra maatregelen aan in Amsterdam, Arnhem, Eindhoven, Rotterdam en Utrecht. Voorbeelden zijn minder verkeer door de maastunnelcorridor in Rotterdam, walstroom aan de Rijnkade in Arnhem in de plaats van stroomopwekking met gasolie op binnenvaartschepen en subsidies voor elektrische taxi’s in Amsterdam. De nieuwe maatregelen worden toegevoegd aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit en Van Veldhoven stelt er ruim 10 miljoen euro voor beschikbaar.

Van Veldhoven: “We weten steeds beter hoe essentieel luchtkwaliteit is voor onze gezondheid. Schone lucht is van levensbelang en een veilig niveau van verontreiniging bestaat niet. Dat alle Nederlandse binnensteden nog dit jaar voldoen aan de Europese normen is daarom fris nieuws. Hier wordt al sinds 2010 aan gewerkt! En mijn werk gaat door, want het volgende doel is de waarden die de Wereldgezondheidsorganisatie hanteert.”

De verwachting is dat ook de overschrijdingen rond veehouderijen – in Nederweert en Someren – zo snel mogelijk maar uiterlijk in 2023 zijn opgelost. De komende tijd werkt Van Veldhoven samen met die gemeenten de aanpak uit die nodig is om deze knelpunten versneld op te lossen.

Voor een verdere vermindering van gezondheidsrisico’s als gevolg van luchtverontreiniging, werkt de staatssecretaris met het Schone Lucht Akkoord toe naar de streefwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dat akkoord zal begin 2019 aan de Tweede Kamer worden gestuurd. Het recente advies van de Gezondheidsraad 'Gezondheidswinst door schonere lucht' is hiervoor de basis.

maandag 25 juni 2018

Robot verwijdert onkruid, zodat boeren minder gif nodig hebben

Boeren gebruik grote hoeveelheden gif om onkruid te verdelgen, een gebruik dat volgens de ontwikkelaars van de Robot Weeder best wat minder kan. Daarom bouwde men een robot die in staat is om autonoom rond te rijden op zonne-energie over een akker en daar al het onkruid te verwijderen.

vrijdag 22 juni 2018

Milieuschade voor Nederland 31 miljard euro

De milieuschade die Nederland oploopt door de uitstoot van schadelijke stoffen naar bodem, water en lucht bedraagt jaarlijks 31 miljard euro. Dit welvaartsverlies voor de Nederlandse samenleving staat gelijk aan 4,5% van het bruto binnenlands product (bbp). De berekende milieuschade komt voor 98 procent voort uit de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen naar de lucht. Ondanks vijftig jaar milieubeleid heeft Nederland nog steeds een hardnekkig milieuprobleem.

Deze studie berekent de totale monetaire milieuschade als gevolg van de uitstoot van schadelijke stoffen in Nederland in 2015. Om de waarde van de milieuschade in geld te kunnen uitdrukken dient idealiter van elke relevante emissie naar lucht, water of bodem de milieuschade te worden bepaald, evenals het in geld uitgedrukte welvaartsverlies dat door deze schade wordt veroorzaakt. Deze studie combineert informatie over de fysieke emissies, zoals jaarlijks gerapporteerd in de Emissieregistratie (RIVM 2017), met informatie over de milieuprijzen uit het Handboek Milieuprijzen (CE Delft 2017a). Elke milieuprijs geeft de monetaire waarde van de schade die het gevolg is van de emissie van één extra kilogram van de betreffende stof.

De totale monetaire milieuschade als gevolg van de emissie van schadelijke stoffen in Nederland bedroeg in 2015 ruim 31 miljard euro. Deze schade loopt op tot 37 miljard euro als ook rekening wordt gehouden met schade veroorzaakt door Nederlandse consumenten en bedrijven in het buitenland. Alleen al de luchtvaart is goed voor 3,5 miljard extra schade. De berekening geeft in feite het directe jaarlijkse welvaartsverlies als gevolg van de milieuschade voor Nederland en kan direct worden vergeleken met andere maatstaven van welvaart, zoals de welstand op basis van het bruto binnenlands product (bbp). In 2015 bedroeg het bbp 683 miljard euro en de groei hiervan 20 miljard euro. Het bbp komt derhalve 4,5 procent lager uit als rekening wordt gehouden met de monetaire milieuschade.

Uit de berekeningen blijkt verder dat de meeste milieuschade wordt veroorzaakt door verkeer en vervoer: ruim 12 miljard euro schade. Maar ook de sector landbouw (6,5 miljard euro), industrie en raffinage (4,5 miljard euro) en de energiesector (ruim 4 miljard euro) veroorzaken aanzienlijke milieuschade. Consumenten zijn goed voor een kleine 2 miljard euro, terwijl afvalverwijdering en de dienstensector slechts beperkt bijdragen aan de directe milieuschade.

donderdag 21 juni 2018

Luchtmetingen bij Parenco wijzen niet op gezondheidsrisico’s

GGD Gelderland-Midden en de Omgevingsdienst Regio Arnhem hebben luchtmetingen uitgevoerd in de omgeving van Parenco in Renkum in opdracht van provincie Gelderland en gemeente Renkum. De gemeten vluchtige stoffen hebben geen schadelijke gevolgen. Doel van het onderzoek was om meer duidelijkheid te krijgen over de concentraties van vluchtige stoffen in de omgeving van Parenco én zicht te krijgen op het risico voor de gezondheid van omwonenden.

De vluchtige stoffen die gemeten zijn én die mensen als stank ervaren zijn niet schadelijk voor de gezondheid van omwonenden. Er is geen aanleiding meer onderzoek naar de gezondheidsrisico’s uit te voeren. De onderzoekers vermelden dat het zinvol is om nader onderzoek te doen naar het ontstaan van aceetaldehyde (deze stof heeft een fuitige geur) in het productieproces van Parenco. Mogelijk dat ook de uitstoot van andere afbraakproducten een rol spelen in de geurhinder die bewoners ervaren. Mensen kunnen wel als ze geur als hinderlijk ervaren gezondheidsklachten krijgen. Dit bleek uit eerder onderzoek.

Eerdere metingen op het dak van Parenco wees uit dat er geen gezondheidsrisico voor omwonenden was. Bewoners bleven echter klachten houden. Daarom zijn er aanvullende metingen gedaan. Nu op plekken waar bewoners vaak geurhinder hebben. Omwonenden hebben zelf monsters genomen op het moment dat ze veel last hadden van geur. Daarnaast zijn op diverse locaties in Renkum en een controlelocatie in Wageningen één week lang monsters genomen.

woensdag 20 juni 2018

Proef met app voor geuroverlast in Delfzijl van start gegaan

De proef met de app om geurhinder rondom industrieterrein Oosterhorn in Delfzijl te melden, is gestart. Op maandagavond 18 juni kwamen de deelnemers in Hotel Termunterzijl bijeen voor een instructie over het gebruik van de app. Op de bijeenkomst waren 37 omwonenden en vertegenwoordigers van vier deelnemende bedrijven, die gevestigd zijn op Oosterhorn, aanwezig.

De komende maanden ontwikkelt en test onderzoeksinstituut TNO het meetnet. De metingen van de luchtkwaliteit zijn vanaf september zichtbaar in de geurapp. Met het meetnet en de app willen we een goed beeld krijgen van de geurhinder die mensen in dit gebied ervaren en de overlast uiteindelijk verminderen.

Als een deelnemer via de app een melding van geuroverlast doet, krijgt het (vermoedelijk) veroorzakende bedrijf deze melding door. Het bedrijf kan via de app meteen reageren op de melding en inwoners in het vervolg vooraf waarschuwen als er weer geurhinder wordt verwacht. De proef loopt tot december 2018.

Het meetnet en de app worden in opdracht van provincie ontwikkeld in samenwerking met de Natuur en Milieufederatie Groningen, Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta, de Omgevingsdienst Groningen, Groningen Seaports en bewoners, verenigd in de Adviesgroep Geur Delfzijl en omstreken. Ook werken vier industriële bedrijven mee aan de proef.

dinsdag 19 juni 2018

Vlaamse plasticvangers moeten afval in Westerschelde voorkomen

Vlaanderen wil een proef doen met installaties die plastic in de Schelde opvangen. Doel is het afval tegen te houden voordat het vanuit België de Westerschelde indrijft en uiteindelijk in zee terechtkomt.De Vlaamse Waterweg - de overheidstak die waterwegen in Vlaanderen beheert - wil in de lente van 2019 op acht locaties in het Scheldebekken plasticvangers plaatsen.

maandag 18 juni 2018

Aangepaste risicogrenzen PFOA voor grond en grondwater

Het RIVM heeft de eerder in opdracht van de gemeente Dordrecht afgeleide risicogrenzen voor perfluoroctaanzuur (PFOA) in grond en grondwater herzien. De hoogte van deze waarden is sterk afhankelijk van het gebruik van de grond.

De risicogrens voor het gebruik van de grond als moestuin is nu vastgesteld op 86 microgram per kilo droge grond. Deze aanpassing was nodig vanwege een correctie in de doorwerking van plantopname en nieuwe informatie over stofgedrag. Bij het vaststellen van deze risicogrens is het RIVM ervan uitgegaan dat mensen hun leven lang uitsluitend groenten uit dezelfde eigen tuin eten. Voor het gebruik van grond voor wonen met tuin (standaardscenario met een beperkte consumptie uit eigen tuin) is de risicogrenswaarde 900 microgram per kilo droge grond.

Gemeenten kunnen de risicogrenzen gebruiken om te bepalen of de kwaliteit van de grond en het grondwater een risico vormt voor mens en milieu, en of maatregelen nodig zijn. De risicogrenzen van het RIVM gaan een basis vormen voor de regels voor het omgaan met PFOA houdende grond in de regio in de regio Zuid-Holland Zuid.

Het inzicht in het effect van PFOA op de gezondheid en het milieu is in ontwikkeling. Binnenkort publiceert de Europese autoriteit voor voedselveiligheid EFSA nieuwe inzichten die aanleiding kunnen geven om risicogrenzen bij te stellen.

vrijdag 15 juni 2018

Streetview auto's brengen ook de luchtvervuiling in beeld

edereen kent Google Street View en de bijbehorende rondrijdende auto’s met camera’s op het dak. Binnenkort gaan deze auto’s ook de luchtkwaliteit meten, om te beginnen in Kopenhagen. De Universiteit Utrecht is verantwoordelijk voor de technische en wetenschappelijke ondersteuning van het project. “Dit gaat belangrijke data opleveren.”

Het doel van Google Air View is tweeledig. Allereerst zullen vooral wetenschappers en beleidsmakers de data gebruiken. “Wij doen veel onderzoek naar de relatie tussen luchtkwaliteit en volksgezondheid” zegt Roel Vermeulen, hoogleraar Milieu-epidemiologie en exposome analyse aan de Universiteit Utrecht. “Het unieke aan dit project is dat we op straatniveau de luchtkwaliteit van een hele stad in kaart kunnen brengen met metingen. Nu gebruiken we daarvoor een beperkt aantal meetpunten en wordt aan de hand van modellen de rest van de vervuiling in de stad berekend. Met Google Air View gaan we ook een daadwerkelijke metingen doen door een hele stad.”

Op termijn zullen ook burgers toegang krijgen tot de meetdata, waardoor zij kunnen zien waar de lucht het schoonst is en waar het viest. Bij een proef in Oakland in de Verenigde Staten bleek een metaalverwerkingsbedrijf een enorme bron van luchtvervuiling – daar stonden iedere dag twintig draaiende vrachtwagens te wachten tot ze hun vracht konden lossen. Een gestandaardiseerd model pikt dat niet op, Google Air View wel.

De twee auto’s worden eerst door Utrechtse onderzoekers uitgerust met de juiste apparatuur. Een normale sensor is gemaakt voor gebruik op één plek. De Universiteit Utrecht heeft veel ervaring met gebruik van mobiele apparatuur en de data die dat oplevert.

Dit najaar zullen de eerste metingen worden gedaan. Ieder traject in Kopenhagen wordt een aantal keren gemeten. Die metingen worden vervolgens door onderzoekers van de Universiteit Utrecht omgezet naar een jaargemiddelde concentratie.

De auto’s zullen de lucht testen op stikstofoxides, fijnstof, roet en ultra fijnstof. Eerst alleen in Kopenhagen, later naar verwachting ook in andere steden in Europa. En dat gaat een schat aan onderzoeksdata opleveren, vertelt Vermeulen. “De ultra fijne deeltjes worden nu nog helemaal niet standaard gemeten, dus dat is sowieso nieuwe informatie. Daarbij wil ik onderzoek doen naar de effecten op de volksgezondheid van lage concentratie luchtvervuiling. Daar is nog niet veel over bekend, maar met de data van Google Air View kunnen we dat veel beter gaan onderzoeken.”

donderdag 14 juni 2018

Steeds meer Nederlanders voor een rookvrije speeltuin

Om kinderen te beschermen tegen sigarettenrook zijn steeds meer Nederlanders voorstander van het rookvrij maken van speeltuinen. Dat blijkt uit recente cijfers van Kantar Public in opdracht van KWF Kankerbestrijding die vandaag op de Nationale Buitenspeeldag bekend worden gemaakt. 85% van de Nederlanders is voor maatregelen om ervoor te zorgen dat er in speeltuinen niet meer gerookt wordt. In 2015 ging dat nog om 65%. Longfonds directeur Michael Rutgers is blij met de steun voor de Rookvrije Generatie: “Een rookvrije omgeving voor kinderen is steeds vanzelfsprekender. Mensen realiseren zich wat de risico’s zijn van roken en meeroken, en dan vooral voor hun kinderen en kleinkinderen. We hopen dat alle speeltuinverenigingen hiermee aan de slag gaan.”

Door de plekken waar juist veel kinderen komen rookvrij te maken, worden kinderen niet alleen beschermd tegen de schadelijke gevolgen van (mee)roken, maar komen ze ook minder in de verleiding om zelf te gaan roken. Inmiddels zijn in Nederland ongeveer 120 speeltuinen en honderden speelplekken rookvrij. Uit onderzoek blijkt dat zien roken, doet roken. Elke week raken nog honderden kinderen verslaafd aan roken in Nederland. Ruim de helft van de mensen die blijft roken, sterft aan de gevolgen daarvan. Jaarlijks zijn dat 20.000 tabaksdoden en enkele duizenden doden door meeroken.

Speeltuin De Zoutkeet in Hilversum is een voorbeeld van een speeltuin die onlangs de stap heeft genomen naar een rookvrij terrein. Voorzitter wijkcentrum de Zoutkeet Marg Tax: “We hebben in eerste instantie een briefje opgehangen met het verzoek om niet meer te roken in de speeltuin. Eigenlijk gaf dat nauwelijks weerstand. Daarom hangt er nu een bord dat we rookvrij zijn. En dat vindt iedereen in een omgeving voor kinderen heel logisch.” Naast speeltuinen, nemen ook steeds meer andere plekken waar kinderen spelen rookvrije maatregelen, zoals kinderboerderijen en buitenzwembaden.


Het Longfonds stimuleert zoveel mogelijk speeltuinverenigingen zelf aan de slag te gaan om alle buitenspeelplekken voor kinderen rookvrij te maken. Daarvoor is een handig stappenplan ontwikkeld. Voor de eerste 100 speeltuinen die zich vanaf vandaag aanmelden, is een gratis rookvrij bord beschikbaar dat bijvoorbeeld bij de ingang geplaatst kan worden. Ook speeltuinen die al wel rookvrije maatregelen hebben genomen, maar nog geen bord hebben geplaatst, kunnen zich melden via rookvrijegeneratie.nl/gratisbordenspeeltuinen.

woensdag 13 juni 2018

Blokhuis: harde feiten gif in sigaretten zeer zorgelijk

Teer, nicotine en koolmonoxide gehalten in sigaretten die gemeten worden volgens de Canadian Intense (CI) methode zijn minimaal twee keer zo hoog als de gehalten gemeten met de wettelijke voorgeschreven ISO methode waarmee de EU en dus ook Nederland werkt. In sommige gevallen liggen de gehaltes zelfs tot meer dan 20 keer hoger. Dat blijkt uit onderzoek van het RIVM, dat 100 sigaretten onder de loep nam. Staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS) heeft als opdrachtgever het onderzoek vandaag in ontvangst genomen. Hij maakt zich in de Europese Unie sterk voor gebruik van een nieuwe eerlijke meetmethode voor sigaretten.

Blokhuis: “We gingen er natuurlijk al vanuit dat de resultaten slecht zouden zijn. Daarom heeft mijn ambtsvoorganger dit onderzoek ook gevraagd in 2017. Maar eerlijk gezegd ben ik alsnog van deze harde feiten geschrokken. Dat rokers eigenlijk bij alle sigaretten veel meer gif binnen krijgen dan ze wordt voorgehouden - van 2 tot 26 keer meer - is zeer zorgelijk. Ik ben al in gesprek met Europese collega’s en de Eurocommissaris om sigaretten zonder gesjoemel te meten. Da’s een proces van lange adem maar ik ga er vol mee door.”

Circulaire oplossing voor met asbest vervuild staal komt dichterbij

De samenwerking van toonaangevend waste-to-product bedrijf Renewi en start-up Purified Metal Company (PMC) brengt een unieke en veilige oplossing voor de grote hoeveelheid met asbest verontreinigd staal een stap dichterbij. De samenwerking biedt voordelen voor klant en milieu door omzetting van complexe afvalstromen in waardevolle grondstoffen en beperking van de CO2-uitstoot.

Asbest werd vooral tussen 1960 en 1993 veel gebruikt in gebouwen, installaties, schepen en woningen. Voor veel van deze objecten eindigt de komende jaren de economische levensduur, waardoor er relatief veel staalschroot vrijkomt dat met asbest is vervuild. Asbest is schadelijk voor de gezondheid, waardoor sanering een zeer arbeidsintensief en kostbaar proces is en het vervuilde materiaal of het asbest gecontroleerd gestort moet worden. Door het te storten, verschuiven we het verwerkingsprobleem echter naar toekomstige generaties.

PMC biedt een unieke oplossing: het wordt de eerste recyclingfabriek met een specifieke industriële verwerkingsmethode voor met asbest vervuild staal. Het proces is volledig opgebouwd uit bestaande en bewezen technieken en machines uit verschillende industrieën. Het is een uniek en zeer innovatief proces dat wereldwijd nog nergens op deze wijze wordt toegepast. De asbestvezelstructuur wordt tijdens het proces vernietigd, zodat het geen gevaarlijke stof meer is. Maar ook andere gevaarlijke stoffen, zoals chroom 6 en kwik, waarmee het staal is vervuild worden afgevangen of geneutraliseerd. Het staal wordt tijdens het proces gereedgemaakt voor hergebruik als premium grondstof in de vorm van Purified Metal Blocks (PMB’s).

Deze innovatieve methode van PMC is veiliger voor mens en milieu, omdat het materiaal niet langer gestort wordt en op een veilige manier een nuttige toepassing krijgt. Daarnaast is de methode betaalbaarder en efficiënter dan de bestaande saneringsmethodes. De fabriek is speciaal ontworpen voor het recyclen van staal dat met asbest (of andere gevaarlijke stoffen) is vervuild: gevaarlijk afval in, producten uit! De verwachting is dat de fabriek in 2020 operationeel is.

Vanuit haar visie ‘Waste no More’, is Renewi continu op zoek naar nieuwe en innovatieve manieren om afvalstromen te verwerken tot waardevolle grondstoffen. De samenwerking met PMC sluit hier perfect op aan. Als partner van PMC is Renewi de enige partij die direct vervuild staal levert aan PMC. Renewi verzorgt namelijk de logistieke kant van de circulaire oplossing: de inzameling en het transport.

dinsdag 12 juni 2018

Ruim 30 partijen vragen aandacht voor klimaat en grondstoffentransitie

Een groep van meer dan dertig partners uit de markt, de regionale overheid en de maatschappij omarmen de ambitie om als maatschappij in 2050 geen CO₂ meer uit te stoten. Ze roepen ook op om ook actief mee te doen aan de grondstoffentransitie.

De grondstoffentransitie is een fundamenteel en onmisbaar onderdeel van de klimaatopgave. De partners hebben met elkaar de draagkracht om de grondstoffentransitie mogelijk te maken. Ze vragen het Rijk deze route samen verder in te vullen. De Vereniging Afvalbedrijven is een van de betrokken partners.

In een film maken AkzoNobel, Tata Steel, de Haven van Rotterdam, Amsterdam Economic Board en de partners van CO₂smartgrid zichtbaar hoe ze samenwerken om tussen nu en 2050 een realistisch alternatief te vinden voor fossiele grondstoffen en het verminderen van CO₂-uitstoot.

maandag 11 juni 2018

‘Goedkeuring glyfosaat moet anders’

In de risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen moet ook de sociaal-economische component meegenomen worden. Dit bepleiten hoogleraren Juliette Legler (Universiteit Utrecht) en Nico van Straalen (VU) in een opiniestuk in Science.

Juliette Legler is hoogleraar aan het Institute for Risk Assessment Sciences en het Utrecht Institute for Pharmaceutical Sciences (UU) en Nico van Straalen is emeritus hoogleraar Ecologische Wetenschappen aan de VU. Aanleiding voor hun opiniestuk is het besluit van de Europese Commissie, op 12 december 2017, om toestemming  te geven om de toelating van glyfosaat te verlengen. Glyfosaat is qua volume op dit moment wereldwijd het meest gebruikte bestrijdingsmiddel in de landbouw, maar het is ook het meest bediscussieerde middel.


Glyfosaat is de werkzame stof in onkruidverdelgingsmiddelen zoals Roundup. De beslissing van de EU vond plaats in een storm van protest en ongenoegen, stellen Van Straalen en Legler. Nota bene had een burgerinitiatief uit 22 EU-landen meer dan 1 miljoen handtekeningen verzameld tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw en voor een verbod op glyfosaat.

De schaal van het protest is volgens de hoogleraren indicatief voor de groeiende maatschappelijke afkeer van een landbouwsysteem dat afhankelijk is van multinationals en de grootschalige inzet van pesticiden. De Europese Commissie vond echter dat er noch wetenschappelijke, noch juridische gronden waren voor een verbod en kondigde een verlenging af met vijf jaar.

Dit moet voortaan anders, betogen Van Straalen en Legler in Science. Maar de wetenschappelijke wereld is verdeeld en worstelt met procedures die niet internationaal zijn afgestemd waardoor verschillende instanties tot verschillende conclusies komen. Bijna alle adviesorganen in Europa en de VS zijn van mening dat er aan het gebruik van herbiciden met glyfosaat geen risico’s kleven voor de menselijke gezondheid en het milieu. Eén instituut had echter een ander oordeel en kwalificeerde glyfosaat als “waarschijnlijk carcinogeen”. Verschillende onderzoeksgroepen wijzen op de leemtes in kennis als het gaat om uitspoeling naar het grondwater en de effecten op bodem- en waterorganismen.

Van Straalen en Legler pleiten ervoor dat bij de risicobeoordeling van bestrijdingsmiddelen niet alleen technische gegevens over giftigheid en milieueffecten bekeken worden, maar dat ook – en zeker als er twijfel is over de technische gegevens zoals in het geval van glyfosaat – een beoordeling plaatsvindt van de economische en maatschappelijke voors en tegens.

vrijdag 8 juni 2018

Einde aan chloortransporten door Nederland

Uiterlijk in 2021 komt er een einde aan de chloortransporten door Nederland. Dan rijdt de laatste incidentele trein met chloor over ons spoor. Daarover hebben staatssecretaris Stientje van Veldhoven (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) en chloorproducent AkzoNobel Specialty Chemicals maandag een convenant gesloten.

Het kabinet werkt continu aan het veiliger maken van vervoer over spoor. Structurele chloortransporten waren daarom al in 2006 beëindigd. Incidente chloortransporten mochten echter nog wel worden uitgevoerd. Chloor is een zeer giftig gas en omwonenden maakten zich vaak zorgen over de risico’s van de deze transporten.

Van Veldhoven: “Dit is een zaak waar ik als staatssecretaris direct op heb ingezet, want we hebben het hier al jaren over. Ik ben heel blij dat we nu zo ver zijn dat de laatste chloortransporten stoppen en we met deze afspraken Nederland een stuk veiliger maken. Chloor is een belangrijke grondstof voor de chemische industrie, maar mensen maken zich zorgen over wagons vol chloor. Mooi dat AkzoNobel deze zorgen heeft erkend, herkend en zich heeft ingespannen voor het vinden van oplossingen.”

AkzoNobel heeft in Rotterdam-Botlek nu één productielijn voor chloor. Als die niet draait - bijvoorbeeld vanwege groot onderhoud - zijn incidentele transporten vanuit Duitsland nodig om in de vraag naar chloor te voorzien. Met het afsluiten van dit convenant zal AkzoNobel een tweede productielijn bouwen, die naar verwachting in 2021 gereed is. Incidentele chloortransporten zijn dan overbodig. Een subsidie van het Rijk is hiervoor beschikbaar gesteld.


Foto: Rob Dammers (cc)

donderdag 7 juni 2018

Wat fossieltjes ons leren over klimaatverandering

Fossielenjagers kicken op ammonieten (denk aan inktvissen in spiraalvormige schelpen), trilobieten en dinosaurussen. Dat zijn de BF’s (Bekende Fossielen), maar kent u de nummulieten? Zo’n 54 tot 50 miljoen jaar geleden krioelde het in onze regio van deze fossielen. En zodra ze uit het modderige zand gehaald zijn, leren ze geologen heel wat over het paleoklimaat.

Heel, heel, héél lang geleden – 50 miljoen jaar terug in de tijd – waren de polen zo goed als ijsvrij: Antarctica was gewoon een gebergte en boven de poolcirkel zwommen zelfs krokodillen rond. Qua fauna was het eventjes stilletjes geweest na het uitsterven van de dino’s, maar nieuw leven floreerde en de zoogdieren begonnen volop te evolueren en te migreren.

Het was het begin van het Eoceen, een tijdperk met een uitgesproken warm en nat klimaat. Het draagt de speciale interesse weg van geologen en dat heeft te maken met de klimaatverandering van vandaag, legt postdoctoraal onderzoeker Peter Stassen uit. “Het Eoceen was een broeikaswereld. De globale temperatuur lag gemiddeld meer dan acht graden hoger dan nu en de lucht bevatte een hoge concentratie koolstofdioxide: 560 tot 2.000 CO2-deeltjes per miljoen andere deeltjes, al naargelang de periode. Nu zitten we aan meer dan 400 CO2-deeltjes. We komen dus aardig in de buurt.”

woensdag 6 juni 2018

Van Veldhoven: ‘Strenger regime hardleerse bedrijven gevaarlijke stoffen’

Voor bedrijven die willens en wetens niet aan de regels voldoen en werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, zou in de toekomst apart toezicht en handhaving moeten gelden.

Dat heeft staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Milieu) aangekondigd. Het gaat om bedrijven die vallen onder de werking van het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo). Van Veldhoven: “Ik vind het niet meer dan redelijk dat we strenger kunnen optreden tegen bedrijven die willens en wetens niet aan de regels voldoen. Want de gevolgen van het gedrag van deze achterblijvers, zoals het opruimen van hun troep bij incident of veroordeling, worden betaald door de maatschappij – u en ik dus – en niet te vergeten, door het milieu. Dat vind ik ontoelaatbaar.”

Van Veldhoven constateert ook dat ingrijpen bij overtreders voor lokale bestuurders – die er vaak verantwoordelijk voor zijn – onnodig ingewikkeld is. Daarom is er nu een overzicht
gemaakt dat laat zien welke gevaarlijke stoffen voor kunnen komen bij bepaalde bedrijfstakken. Op die manier hebben bestuurders beter inzicht in het omgaan met milieuvergunningen. Overheden die dergelijke vergunningen afgeven, hebben tevens gevraagd om meer afstemming in de omgang met zorgwekkende stoffen en de mogelijkheid van elkaar te leren. De staatssecretaris heeft het RIVM gevraagd dat met een zogenaamde kennisnetwerk mogelijk te maken. Dit netwerk is vanaf deze zomer actief.

Voorkomen is nog altijd beter dan genezen, maar momenteel wordt bij de ontwikkeling van producten te weinig aan veiligheid en gezondheid gedacht. Veilige materialen, producten en processen zijn een voorwaarde voor een circulaire economie en een veilige leefomgeving. Materialen, producten en processen moeten vanaf begin af aan veilig zijn, het zogenaamde Safe-by-Design.

In de afgelopen decennia is de leefomgeving en de kwaliteit van water, bodem en lucht in Nederland fors verbeterd. Ook de veiligheid is toegenomen. Bijvoorbeeld dankzij het oplossen van risicovolle situaties. Onlangs sloot Van Veldhoven bijvoorbeeld een overeenkomt met AkzoNobel om een einde te maken aan chloortransporten door Nederland.

Milieuzone Rotterdam volledig van kracht

De gemeente Rotterdam mag dieselauto's van vóór 2001 en benzineauto's van vóór 1 juli 1992 weren uit het centrum van de stad. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van vandaag (6 juni 2018) bepaald dat de zogenoemde 'Milieuzone Rotterdam' weer volledig van kracht is. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam moet nu bepalen vanaf welke datum de milieuzone feitelijk ingevoerd en gehandhaafd zal worden.

Een groot aantal eigenaren van oudere benzineauto's kwam eerder tegen het verkeersbesluit waarbij de milieuzone is ingesteld in beroep bij de rechtbank Rotterdam. Die draaide in juni 2017 het verbod op oude benzineauto's terug. De rechtbank oordeelde dat de voordelen van het weren van deze auto's uit het centrum niet in verhouding staan tot de economische belangen van de eigenaren van die auto's. Het verbod op oude dieselauto's liet de rechtbank wel in stand. Het gemeentebestuur van Rotterdam is tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het gemeentebestuur 'beleidsruimte' bij het afwegen van de belangen vóór en tegen de milieuzone. Dat betekent dat het gemeentebestuur de ruimte heeft voor zijn eigen keuzes bij het nemen van een verkeersbesluit. Het is de taak van de bestuursrechter om te beoordelen of de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor betrokkenen niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel dat ermee wordt gediend. De bestuursrechter mag echter niet naar eigen inzicht de waarde of het maatschappelijk gewicht vaststellen dat het gemeentebestuur aan die belangen toekent. Die bevoegdheid heeft de bestuursrechter niet.

De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat het gemeentebestuur de belangenafweging goed heeft verricht en dat "de nadelige gevolgen van de milieuzone niet onevenredig zijn in verhouding met de daarmee te dienen doelen". Daarmee komt zij tot een ander oordeel dan de rechtbank in eerste instantie. Dat de milieueffecten van het weren van de oudste, meest vervuilende benzineauto's uit het centrum mogelijk niet "in absolute termen significant groot" zijn, doet er niet toe. Voldoende is dat deze maatregel deel uitmaakt van een groter pakket aan maatregelen die de luchtkwaliteit in Rotterdam moeten verbeteren. Bovendien past het in het streven van de gemeente om een zo groot mogelijk effect op de luchtkwaliteit te bereiken met een zo beperkt mogelijk verbod op auto's. Daarbij is belangrijk dat het gemeentebestuur met zogenoemde flankerende maatregelen, zoals een sloopregeling en ontheffingsmogelijkheden, rekening heeft gehouden met de nadelige gevolgen van de milieuzone voor autobezitters, aldus de hoogste algemene bestuursrechter.

Het gevolg van de uitspraak is dat het gehele verkeersbesluit opnieuw van kracht is geworden, dus inclusief het verbod voor benzineauto's van vóór 1 juli 1992 om de milieuzone in te rijden. Het gemeentebestuur zal nu bekend moeten maken per wanneer de eigenaren van oude benzineauto’s zich hieraan weer moeten houden.

Infrastructuur voor groene waterstof

Groningen Seaports en Pipelife hebben een samenwerkingsovereenkomst getekend om de infrastructuur voor het transport van groene waterstof aan te leggen in de haven van Delfzijl en in de Eemshaven. Hiermee zet het Groningse havenbedrijf een belangrijke stap in de verdere ontwikkeling van de infrastructuur voor waterstof in haar industriegebied. In eerste instantie zal vier kilometer aan infrastructuur worden aangelegd. Het doel is om binnen een jaar tijd de leiding te realiseren.

De aan te leggen infrastructuur gaat waterstof gemaakt met duurzame energie uit windmolens en zonneparken (groene waterstof) naar bedrijven die actief zijn in de chemie en industrie in de regio Groningen transporteren. Door het gebruik van kunststofbuizen is onder andere een aanzienlijke kostenreductie op het transport te realiseren.

Pipelife levert de buizen en Groningen Seaports zorgt voor de aanleg. Waterstof kan een belangrijke oplossing bieden voor de problemen die fluctuaties in het (groene) energieaanbod met zich mee brengen. Elektriciteit (van windmolens) kan omgezet worden naar moleculen en opgeslagen als waterstof. Waterstof kan op haar beurt weer omgezet worden naar grondstof of brandstof voor diverse chemie- en industriële bedrijven.

Cas König, directeur van Groningen Seaports: “Groene waterstof biedt een grote kans de Groningse economie duurzamer en toekomstbestendiger te maken. Groningen Seaports wil een vooraanstaande rol spelen in de energietransitie van de regio. Wij verbeteren hiermee ook het vestigingsklimaat, zowel voor nieuwe als bestaande bedrijvigheid in ons gebied”.

Mark van Loon, directeur van Pipelife: “SoluForce heeft als techniek een bewezen trackrecord die we graag toepassen op het vervoer van groene waterstof. Groene waterstof heeft veel potentieel, maar is nu nog kostbaar. De voordelen van flexibele kunststofbuizen maken veel business cases met betrekking tot groene waterstof nu wel haalbaar.”

De verwachting is dat de opgebouwde kennis van en ervaring met het transport van waterstof ook buiten de regio toegepast zullen worden. Niet alleen worden groene waterstof en andere hernieuwbare energiebronnen steeds belangrijker voor de Nederlandse economie, het gebruik van flexibele kunststofbuizen voor het transport van waterstof en de daarbij gepaard gaande kostenbesparingen maken groene energie aantrekkelijker. .

SoluForce, onderdeel van Pipelife B.V., is een bewezen technologie om buizen uit flexibel composiet kunststof te fabriceren. In vergelijking met conventionele stalen buizen zijn composiet kunststofbuizen langdurig, duurzaam en veilig inzetbaar voor transport van groene waters

dinsdag 5 juni 2018

Staatssecretaris informeert Kamer over Chroom-6-onderzoek

Staatssecretaris Barbara Visser heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het Chroom-6 onderzoek van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het onderzoeksinstituut heeft op verzoek van Defensie een historisch onderzoek gedaan naar het gebruik van Chroom-6 op POMS-locaties (prepositioned organizational material storage). Het onderzoek betreft de periode waarin op de POMS-locaties is gewerkt tussen 1984 en 2006.

Een zogenoemde paritaire commissie zorgde voor onafhankelijke begeleiding van het RIVM onderzoek. Die bestond onder andere uit vertegenwoordigers van de vakbonden, Defensie en een onafhankelijke wetenschappelijk expert onder voorzitterschap van de heer R.L. Vreeman. In de vandaag verstuurde Kamerbrief gaat de staatssecretaris in op de conclusies van het RIVM onderzoek en de aanbevelingen van de paritaire commissie.

Het onderzoek concludeert dat (oud-)defensiemedewerkers op de 5 POMS-locaties zijn blootgesteld aan chroom-6. De mate van blootstelling varieert per functie. De mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling zijn divers. Het varieert van kankervormen tot allergieën en chronische longziektes. Doordat de meeste van de ziekten ook andere oorzaken kunnen hebben, kan in veel gevallen niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze ziekten bij (oud-) medewerkers het gevolg zijn van blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties. De kans op het optreden van een ziekte neemt in de regel echter toe als de blootstelling aan chroom-6 intenser was en/of langer duurde.
Daarnaast concludeert het onderzoeksinstituut dat Defensie in het verleden verzuimde om (oud-) medewerkers voldoende te informeren over de risico’s van het werken met Chroom-6. Het ontbrak tevens tot medio jaren 90 aan maatregelen om veilig te kunnen werken met chroom-6. Visser: ‘‘Het is nu duidelijk dat Defensie in het verleden verzuimde om deze (oud-)collega’s voldoende te beschermen en ook niet als werkgever heeft voldaan aan haar zorgplicht. Dit betreur ik ten zeerste en bied ik mijn excuses voor aan. De tijd kan ik niet terugdraaien maar Defensie zal, zoals vanaf het begin van het RIVM-onderzoek is aangegeven, zijn verantwoordelijkheid nemen en onze (oud-)collega’s nazorg blijven bieden waar nodig.’

De paritaire commissie heeft op basis van het RIVM onderzoek 4 aanbevelingen gedaan. Aan de 1e is inmiddels voldaan. Defensie heeft in overleg met de bonden een regeling opgesteld voor de (oud-) medewerkers van de POMS-locaties die ziek zijn geworden door het werken met chroom-6 of hun nabestaanden. Visser: “Ik zie toe op een goede, toegankelijke en soepel verlopende uitvoering van de regeling. Daarbij ben ik mij volledig bewust van het feit dat geen enkele financiële uitkering het leed, de onzekerheid en het verdriet bij betrokkenen, familieleden of nabestaanden kan wegnemen.’’
De 2e aanbeveling heeft betrekking op de nazorg voor de betrokkenen. Visser weet dat er bij hen veel leed en verdriet is. “Ik acht het van groot belang om de nazorg goed in te vullen en te organiseren. De nazorg en ondersteuning die nu al wordt geboden wordt gehandhaafd en indien gewenst aangepast.”

De derde aanbeveling richt zich op preventie. De ontwikkelingen binnen Defensie op het gebied van veiligheid sluiten hier op aan. Recentelijk is het plan van aanpak ‘Een veilige defensieorganisatie’ gepresenteerd. Met 40 concrete maatregelen wordt de veilige werkomgeving bij Defensie versterkt. Recentelijk is er onderzocht of er veilig wordt gewerkt met chroom-6. Uit deze onderzoeken blijk dat er afdoende maatregelen worden genomen om veilig te werken met chroom-6. Het aanpakken van de meer structurele maatregelen, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van state-of-the-art spuitcabines, heeft de volle aandacht maar vergt helaas meer tijd. De verbeteracties hiervoor zijn al opgestart.
De laatste aanbeveling gaat over de aanvullende onderzoeken naar het gebruik van chroom-6 op andere defensielocaties en het gebruik van CARC (Chemical Agent Resistant Coating) op POMS-locaties. Deze onderzoeken worden momenteel opgestart en zullen onder inhoudelijke aansturing door de paritaire commissie door het RIVM worden uitgevoerd.

In de loop van 2014 bleek sprake van een toenemend aantal meldingen van gezondheidsklachten bij (oud-)medewerkers die op POMS-locaties hebben gewerkt. Hierop besloot toenmalig minister Jeanine Hennis-Plasschaert in maart 2015 tot een onderzoek. Dit is uitgevoerd door het RIVM (coördinatie), de Universiteit Utrecht, TNO en de Maastricht University.

maandag 4 juni 2018

Snel minder lood in sportvisserij

Het gebruik van lood door sportvissers moet de komende drie jaar met minimaal dertig procent dalen. Voor de langere termijn is het de bedoeling om het vislood helemaal uit te bannen. Dit spaart het milieu en het is beter voor de gezondheid van vissers. 

Over de beoogde reductie van het gebruik van lood in de sportvisserij heeft minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit namens het kabinet afspraken gemaakt met Sportvisserij Nederland, Natuurmonumenten, de Unie van Waterschappen en brancheorganisatie Dibevo. De afspraken, waaraan ook de ministeries van VWS, I&W en EZK zich hebben gecommitteerd, zijn vastgelegd in een ‘green deal’, die vandaag door alle partijen is getekend.

Nederland telt een groot aantal sportvissers. Bijna 1,2 miljoen mensen gaan één of meerdere keren per jaar vissen. Vrijwel elke sportvisser maakt daarbij gebruik van lood, als verzwaring aan de vislijn. Door verlies belandt er jaarlijks naar schatting 54.000 kilo lood in het zoete oppervlaktewater en nog eens 470.000 kilo in het zee- en kustwater. Dit lood hoort niet thuis in het milieu, het is gevaarlijk voor mens en dier. Bovendien kleven er aan het gebruik van lood ook directe gezondheidsrisico’s. Met name sportvissers die zelf lood gieten, lopen het risico dat zij giftige dampen inademen.

Om ervoor te zorgen dat er in 2021 daadwerkelijk dertig procent minder lood wordt gebruikt, zullen alle partijen de komende periode sterk inzetten op volwaardige, duurzame alternatieven voor het huidige vislood. Daarbij gaat het producten van bijvoorbeeld steen, glas of ijzer. De detailhandel gaat klanten nieuwe, milieuvriendelijke producten adviseren en het assortiment lood wordt geleidelijk afgebouwd. Daarnaast komt er een campagne om sportvissers te informeren over de nadelen van lood en om hen te wijzen op de beschikbare alternatieven. Ook is het de bedoeling om de komende jaren gebieden aan te wijzen waar niet meer met lood gevist mag worden.

vrijdag 1 juni 2018

Bedrijven willen in 2030 helft minder CO2-uitstoot zakelijke reizen

Meer dan veertig grote Nederlandse bedrijven - waaronder Philips, Unilever, KPN en ook Tauw - hebben met elkaar afgesproken om de uitstoot door hun zakelijke reizen in 2030 met de helft terug te brengen. Tijdens een bijeenkomst hebben de CEO’s van de bedrijven de onderhandelaars van het Klimaatakkoord gevraagd hun ideeën over te nemen.

De bedrijven, met gezamenlijk bijna 300.000 werknemers, hebben zich verenigd in de coalitie Anders Reizen. Daarin delen ze kennis en ervaring over het verlagen van de CO2-uitstoot door zakelijk verkeer. Die is nu ruim 13 megaton per jaar, evenveel als de CO2-uitstoot door aardgas van meer dan 4,5 miljoen huishoudens.

De bedrijven hebben de afgelopen jaren ervaring opgedaan met het stimuleren van duurzamer reizen. ABN AMRO geeft nieuwe medewerkers bijvoorbeeld standaard een OV-jaarkaart en PwC vervangt vliegreizen onder de 500 kilometer zo veel mogelijk door treinreizen. Verder gaat Eneco geheel over op elektrische leaseauto’s en Arcadis verhuisde naar een locatie met goede OV-verbindingen, iets wat VodafoneZiggo ook gaat doen.

Ook Tauw stapt (vanaf 2023) over op een volledig elektrisch leasewagenpark. Een eerste groep leaserijders heeft inmiddels de omschakeling gemaakt. “Als we de opwarming van de aarde willen afremmen, moeten we de uitstoot van CO2 drastisch verminderen: alles wat kan, moeten we doen”, vertelt Annemieke Nijhof, CEO bij Tauw en voorzitter van de sectortafel mobiliteit voor het nieuwe Klimaatakkoord. “In het personenvervoer is de technologie klaar voor elektrisch rijden (op groene elektriciteit). Koplopers in de markt moeten ervoor zorgen dat er versneld een nieuwe ‘laadinfrastructuur’ ontstaat. Tauw gaat daar zijn steentje aan bijdragen. En ik doe mee, ook al betekent dit dat ik mijn gedrag, en dus het aantal kilometers, moet aanpassen. Maar dat mes snijdt aan vele kanten: tijd, geld én energieverbruik!”

Maatregelen die bedrijven hebben ingevoerd of willen invoeren, zijn door onderzoeks- en adviesbureau CE Delft getoetst op CO2-reductie en impact. De studie laat zien dat de ambitie om de CO2-uitstoot door zakelijke mobiliteit in 2030 te halveren haalbaar is. De hulp van de overheid is daarbij wel nodig. De maatregelen vereisen grote capaciteitsverhoging in het openbaar vervoer en uitbreiding van fietsinfrastructuur.

De meest effectieve maatregelen zijn volgens het onderzoek het overstappen naar elektrische leaseauto’s, het stimuleren van OV-gebruik en het beperken van vliegverkeer. De effecten van de maatregelen kunnen volgens de onderzoekers versterkt worden door ze slim te combineren, door het inzetten van gedragsveranderingscampagnes en door duurzaamheid voortdurend onder de aandacht te brengen.

Natuur & Milieu, VNO-NCW, het ministerie van Infrastructuur & Milieu en NS namen in 2015 het initiatief voor de Anders Reizen-coalitie. Dat gebeurde in aanloop naar de Klimaattop van Parijs. Inmiddels hebben zich meer dan veertig grote bedrijven aangesloten. De bedrijven willen ervoor zorgen dat duurzaam reizen steeds gewoner en makkelijker wordt in Nederland.