dinsdag 26 februari 2019

Nieuwe Klimaattoets 1.0 toetst leefomgeving op klimaatbestendigheid

Tauw heeft samen met zes Brabantse steden (Eindhoven, Tilburg, Breda, ’s-Hertogenbosch, Oss en Helmond), de waterschappen (Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel), de provincie Noord-Brabant, HAS Hogeschool, Wageningen Environmental Research, Deltares en de Hogeschool van Amsterdam in een community of practice het prototype voor de Klimaattoets 1.0 ontwikkeld. Deze klimaattool biedt partijen handvatten om de klimaatbestendigheid van de leefomgeving te toetsen.

Onze steden, dorpen en gemeenten hebben in toenemende mate te kampen met problemen op het gebied van veiligheid, leefbaarheid, mobiliteit, energievoorziening, watervoorziening en gezondheid. Omdat die problemen aan elkaar zijn gerelateerd, elkaar beïnvloeden en versterken, is er behoefte aan integrale oplossingen. Dat vraagt om stedenbouwkundige ontwerpen, ordeningsprincipes en technieken die meerdere knelpunten tegelijk oplossen en de leefomgeving bestand maken tegen de toenemende druk. Om knelpunten te doorgronden en oplossingen in te passen, is interdisciplinaire kennis en kunde noodzakelijk om de leefomgeving klimaatbestendig, gezond en leefbaar te houden.
Daarom heeft het KennisCentrum Natuur en Leefomgeving het project ‘Klimaatbestendigheid getoetst’ in het leven geroepen, met als doel om de Klimaattoets 1.0 te ontwikkelen en om kennisoverdracht en -uitwisseling te bevorderen.

De Klimaattoets 1.0 is ontwikkeld om ontwerpen - in welke fase dan ook - te toetsen aan de mate van klimaatbestendigheid. De toets helpt gemeenten concrete keuzes te maken over wat een klimaatbestendige inrichting is en helpt bij inrichtingsprojecten op deze keuzes te sturen. Daarbij wordt gekeken naar de aspecten wateroverlast, hitte en droogte (zie afbeelding hieronder). Gebruikers van de tool kunnen kiezen welke doelen en criteria ze op deze aspecten nastreven en aangeven welke grenswaarden ze daarbij hanteren. Door hier in het proces regelmatig op te toetsen, wordt aan de hand van een score berekend in hoeverre het ontwerp klimaatbestendig is. Ook wordt - door middel van praktijkvoorbeelden - per doel en criteria weergegeven hoe hier invulling aan gegeven kan worden.

maandag 25 februari 2019

Provincie en gemeente Delfzijl breiden meetnet rondom ESD-SIC uit

De provincie Groningen en gemeente Delfzijl laten drie meetstations plaatsen in de dorpen rondom het bedrijf ESD-SIC. Hiermee wordt gemeten of de uitstoot van siliciumcarbidevezels (SiC) ook in de woonkernen terecht komt. De extra meetpalen komen in Farmsum, Wagenborgen en Borgsweer. Ook krijgen de meetstations bij Heemskesbrug, RWZI Delfzijl en Geefsweersterweg speciale filterkoppen om SiC-vezels te meten. De meetresultaten van de Geefsweesterweg zijn een goede graadmeter voor Meedhuizen, omdat het dorp in dezelfde windrichting van ESD ligt. Een meetpaal in Meedhuizen is hierdoor niet nodig.

De uitbreiding van het meetnet vindt plaats op verzoek van omwonenden van ESD-SIC. Zij maken zich zorgen over de uitstoot van vermoedelijk kankerverwekkende vezels in hun dorp. Met de nieuwe meetpalen ontstaat een dekkend meetnet voor de woonkernen en de meest voorkomende windrichtingen.

De extra meetpalen worden dit voorjaar geplaatst en tot eind 2019 gebruikt. Op deze manier ontstaat een beter beeld van de uitstoot van SiC-vezels over een langere periode en een groter gebied. De metingen vinden plaats tijdens het normale bedrijfsproces en de zogenaamde blazers. Onderzoeksbureau TNO maakt elke maand een analyse van de metingen. De resultaten worden twee weken later bekend gemaakt.

vrijdag 22 februari 2019

'1 miljoen ton CO2 besparen in de scheepvaart'

We4Sea, een maritieme startup uit Delft, heeft nieuwe financiering opgehaald om de ontwikkeling en uitrol van hun platform voor het monitoren van het brandstofverbruik en emissies van zeeschepen te versnellen. Met het software platform van We4Sea kunnen schepen hun brandstofverbruik optimaliseren en drastisch verminderen. De investering door ENERGIIQ, Mainport Innovation Fund II en informal investors werd bekendgemaakt door gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland Adri Bom-Lemstra tijdens het Maritime Delta diner in Schiedam.

Hoge druk op scheepvaart om luchtvervuiling te verminderen
Zeeschepen gebruiken gemiddeld 30.000 liter stookolie per dag, en brandstofkosten vormen 40-50% van de totale operationele kosten van een schip. De maritieme sector staat onder druk om luchtvervuiling drastisch te verminderen, en de eisen voor monitoring en reductie van CO2 emissies in de sector zijn recent internationaal aangescherpt. Nieuwe regelgeving per januari 2020 zorgt voor een verwachte stijging van 70% van de brandstofkosten omdat veel schepen op schonere, duurdere brandstoffen over moeten gaan. Ook zijn vanuit de wetgevende instanties emissie-gecontroleerde gebieden opgelegd voor de scheepvaart.

De Delftse startup We4Sea analyseert en rapporteert brandstofverbruik en de bijbehorende CO2-uitstoot van zeeschepen op basis van een uniek Digital Twin concept. De verzamelde data wordt geanalyseerd en vervolgens gebruikt om het brandstofverbruik te minimaliseren. Er wordt rekening gehouden met vaarsnelheid, diepgang en waterdiepte, maar ook wind, golven en stroming worden meegenomen in de analyses. Met behulp van simulatiemodellen worden de schepen op afstand gemonitord. Door de Digital Twin kan dit zonder hardware te installeren, zoals bij concurrenten.

Met deze unieke software-only technologie kan We4Sea zeer nauwkeurige berekeningen van het brandstofverbruik en emissies van schepen leveren aan partijen die niet direct toegang tot het schip hebben, zoals scheepsfinanciers en charteraars.

De besparing kan voor een schip met een gemiddeld brandstofverbruik al gauw oplopen tot duizenden tonnen CO2 en tienduizenden euro’s per jaar.

De oprichters Michiel Katgert en Dan Veen startten We4Sea – dat in 2016 is voortgekomen uit het groeiprogramma Port Innovation Lab van YES!Delft - vanuit de overtuiging dat schepen efficiënter en duurzamer moeten worden. Met de nieuwe investering kunnen ze de ontwikkeling en uitrol van hun platform versnellen.

donderdag 21 februari 2019

'Klimaattafel negeert CO2-reductie door slimmer rijgedrag'

Verbetering van rijgedrag is de eenvoudigste én goedkoopste manier om de verkeersemissies te verminderen. In de voorstellen van de Klimaattafel Mobiliteit ontbreekt echter deze meest voor de hand liggende optie om verkeersemissies te verminderen. Onbegrijpelijk, want de klimaatwinst daarvan kan oplopen tot wel 3 Mton CO2-reductie per jaar, evenveel als een kolencentrale uitstoot.

Dat blijkt uit een analyse van Martin Kroon en Henk Wardenaar, oud-projectleiders snelheden/HNR bij VROM en Verkeer en Waterstaat, in Tijdschrift Milieu. Met het huidige rijgedrag wordt maar liefst 30 tot 40 procent brandstof verspild, blijkt uit hun artikel. Met name door minder toeren te maken en rustiger acceleratie is flinke CO2-winst te boeken. Nevenvoordeel is minder slijtage van motoren, banden en remmen. Plus minder verkeersongevallen. Een afname van het verbruik met 10 procent bespaart op jaarbasis circa al 1,4 miljard liter brandstof met een waarde van meer dan 2 miljard euro.

Beide verkeersexperts uiten in hun artikel stevige kritiek op de eenzijdige keuze van het Klimaatakkoord voor elektrische auto’s en andere dure technische innovaties, die zich meestal nog moeten bewijzen. Onder de noemer ‘Het Nieuwe Rijden’ (HNR) kreeg snelheidsbeheersing en zuinig rijgedrag onder hun leiding binnen het rijksbeleid jarenlang prioriteit. HNR betekent vooral minder toeren maken bij elke snelheid. Het programma was buitengewoon kosteneffectief en na een paar jaar campagne boekte HNR een reductie van 0,6 Mton CO2 per jaar. Het is de meest rationele rijstijl, maar wordt in de praktijk nauwelijks toegepast.

Juist omdat HNR een aantoonbaar effectieve CO2-maatregel voor verkeer is, bepleiten Kroon en Wardenaar voor het opzetten van een nieuwe HNR-campagne. Daar is het milieu én de portemonnee van de burger en ondernemer bij gebaat, iets wat voor de meest klimaatvoorstellen niet geldt. Neveneffect is dat het aantal ongevallen in het verkeer flink zal verminderen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat deze kansrijke optie door de Klimaattafel Mobiliteit wordt genegeerd, aldus de auteurs. Zelfs de woorden ‘snelheid’ en ‘rijgedrag’ komen niet in de voorstellen voor.

woensdag 20 februari 2019

Subsidie voor klimaat-projecten gemeenten

Gemeenten die maatregelen willen treffen om de leefomgeving aan te passen aan de klimaatverandering, kunnen met ingang van 1 april rekenen op financiële ondersteuning van de provincie Noord-Brabant.

Gemeenten spelen een cruciale rol bij klimaatadaptatie: het aanpassen van de leefomgeving aan de steeds extremere weersomstandigheden. De provincie ondersteunt gemeenten hierbij onder andere via subsidies, samenwerking en kennis.

Subsidiëring van klimaatstress-tests en voor het voeren van gemeentelijke klimaatadaptatie-dialogen behoorden al tot de mogelijkheden. Daar komt nu dus subsidiëring van concrete projecten bij. Het kan bijvoorbeeld gaan om maatregelen om beter om te gaan met hittestress in steden of om wateroverlast tegen te gaan.

Elke Brabantse gemeente, individueel of in samenwerkingsverband, kan tussen 1 april en 18 december 2019 subsidie voor klimaatadaptatie-projecten aanvragen bij de provincie. Alleen aanvragen ingediend na 1 april worden (op volgorde van binnenkomst) in behandeling genomen. Aanvragen van de subsidie kan via het subsidieloket op Brabant.nl. In totaal is  € 2 miljoen beschikbaar.

dinsdag 19 februari 2019

VUB-wetenschapper mee op prestigieuze internationale Antarctica-expeditie

Quentin Jossart, post-doc onderzoeker aan het Marine Biology Lab van de Vrije Universiteit Brussel, vertrekt op dinsdag 19 februari 2019 samen met een groep internationale wetenschappers vanuit Ushuaia (Argentinië) naar de Straat van Gerlache, aan het West-Antarctisch schiereiland. Zij zullen er de mariene biodiversiteit onderzoeken van een gebied dat aan snelle milieuveranderingen is blootgesteld. Daarnaast maken ze ook een documentaire van hun reis.

De expeditie, geleid door Dr. Bruno Danis (ULB), heet Belgica121, een knipoog naar de eerste wetenschappelijke expeditie naar Antarctica 121 jaar geleden. Adrien de Gerlache zette op 16 augustus 1897 met de Belgica vanuit Antwerpen koers naar Antarctica, met aan boord de beroemde ontdekkingsreiziger Roald Amundsen. Het was de eerste wetenschappelijke expeditie die Antarctica bereikte en meteen ook de eerste die er in extreme omstandigheden overwinterde.
Tijdens deze nieuwe expeditie zal een internationaal team van 9 Italiaanse, Belgische, Duitse en Franse wetenschappers die verbonden zijn aan Belgische onderzoeksinstellingen research doen naar de biodiversiteit in de ondiepe wateren van Antarctica. Om die te bereiken, reist het team met een zeilboot in plaats van met een grote ijsbreker. Dat is bovendien ook duurzamer. Deze expeditie wordt gefinancierd door Belspo, het Federaal Wetenschapsbeleid.

Een van deze teamleden is Dr. Quentin Jossart, post-doc onderzoeker aan het Marine Biology Lab van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Dit wordt zijn eerste reis naar Antarctica en hij hoopt meer informatie te verzamelen voor zijn onderzoek naar de evolutie en de biodiversiteit van zeesterren: "Ik ben drie jaar geleden begonnen met de studie van Antarctische organismen. Sindsdien droom ik er natuurlijk van om erheen te kunnen gaan. Veldstudie is natuurlijk belangrijk om stalen en gegevens te verzamelen, maar ik weet ook uit vroeger veldwerk dat de manier waarop je je onderzoek doet verandert naarmate je de organismen in hun omgeving kan bestuderen".  Tijdens de expeditie zal Jossart ook de diversiteit van (intergetijden)organismen op Antarctica onderzoeken waar vandaag weinig bekend over is: “Ondanks de algemene opvatting dat de intergetijdenomstandigheden op Antarctica (bv. schuren door ijs, hoge UV-straling) te extreem zijn om dierenleven toe te laten, hebben recente studies aangetoond dat organismen in sommige regio's kunnen blijven bestaan".

Naast het wetenschappelijk onderzoek, zal het team ter plaatste ook een unieke documentaire draaien over hun bevindingen en het verloop van een wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast willen de wetenschappers ook tonen hoe onderzoek op Antarctica duurzamer kan. Want de klimaatverandering laat zich ook op de zuidpool voelen. De regio is vandaag blootgesteld aan snelveranderde milieuparameters zoals de temperatuur van het zeewater, het zoutgehalte, het regime van het zee-ijs. Dit heeft gevolgen voor de organismen die er leven, die op hun beurt weer een invloed hebben op de structuur van het hele ecosysteem in de Antarctische regio.

De documentaire wordt eind 2019 verwacht.

maandag 18 februari 2019

Provincie Noord-Holland neemt vervuilde locaties over in Nederhorst den Berg

De provincie Noord-Holland neemt de nazorg van meerdere vervuilde locaties op de Dammerweg in Nederhorst den Berg over van Stichting Bosatex. Om de natuur, het zwemwater en het drinkwater te beschermen, houdt de provincie Noord-Holland de kwaliteit van het grondwater nauwlettend in de gaten. Een van de maatregelen die de provincie hiervoor heeft, is het afkopen van vervuilde gronden.

Op 30 januari is de afkoopovereenkomst met Stichting Bosatex gesloten. Hierbij betaalt Stichting Bosatex €186.500,- aan de provincie in ruil waarvoor de provincie de nazorg voor het verontreinigde grondwater overneemt. De verontreiniging van het grondwater wordt vanaf nu beheerd en gemonitord door de provincie. Deze afkoop maakt onderdeel uit van de zogenaamde Bosatex-regeling. Dit is een collectieve aanpak in de textielreinigingsbranche. Voormalige textielreinigingsbedrijven kunnen deelnemen aan de regeling, waarna de aanpak en uitvoering van verontreinigde bedrijfsterreinen wordt uitgevoerd door de Stichting Bosatex.

Bij de Dammerweg zijn 4 veroorzakers en/of eigenaren van grondwaterverontreinigingen, waarbij 3 locaties aan de Dammerweg liggen en 1 locatie aan de Eilandseweg. In oktober 2018 vond de eerste afkoop plaats. Met deze ondertekening is de afkoop afgerond en kan de nazorg uitgevoerd worden.

Fosfaatproductie dierlijke mest opnieuw lager

De fosfaatproductie in dierlijke mest is in 2018 opnieuw gedaald. De productie bedroeg vorig jaar 160,7 miljoen kilo fosfaat. Dat is ruim 12 miljoen kilo onder het fosfaatplafond van 172,9 miljoen kilo. Ook de stikstofuitscheiding is iets gedaald, maar ligt met 506,1 miljoen kilo nog wel iets boven het stikstofplafond van 504,4 miljoen kilo. Dit meldt het CBS op basis van voorlopige cijfers.

In 2018 werd er vergeleken met een jaar eerder 8,3 miljoen kilo minder fosfaat geproduceerd, een daling van 5 procent. Het is het tweede achtereenvolgende jaar dat de productie onder het door de Europese Unie (EU) vastgestelde fosfaatplafond ligt.

De fosfaatproductie van de melkveesector bedroeg vorig jaar 77,4 miljoen kilo, 9,2 miljoen kilo minder dan in 2017. Hiermee ligt de fosfaatproductie in de melkveesector 9 procent onder het fosfaatplafond voor de melkveesector (84,9 miljoen kilo). De fosfaatproductie van vleesrundvee lag met 11,2 miljoen kilo iets hoger dan een jaar eerder.

vrijdag 15 februari 2019

FNV eist openheid chroom 6 Regional Jet Center KLM/Martinair

De FNV eist dat het Regional Jet Center (RJC) op Schiphol onmiddellijk openheid geeft over eventuele blootstelling van werknemers aan het kankerverwekkende chroom 6. Monteurs van het RJC onderhouden, schuren en verven vliegtuigen van onder andere KLM Cityhopper en Martinair.

Zeer recent zijn de vakbonden vertrouwelijk geïnformeerd over een oud rapport uit 2016 met bevindingen, meetresultaten en aanbevelingen rond blootstelling aan chroom 6.

Silvia Kaas, bestuurder FNV Metaal: ‘De gezondheid van werknemers staat voorop en daar is RJC verantwoordelijk voor. Als het bedrijf weet dat er met een kankerverwekkende stof is gewerkt, moet snel en adequaat gehandeld worden. Openheid naar eigen monteurs is daarbij van het grootste belang. Daarom roepen wij nu de directie op hun verantwoordelijkheid te nemen en zelf het rapport en hun plannen over de aanpak van chroom 6 kenbaar te maken.’

Enkele weken geleden werd de FNV ingelicht over het bestaan van een rapport over de blootstelling aan chroom 6 bij het onderhoudswerk vanaf 2013. Het rapport zelf dateert van oktober 2016. De FNV kreeg het rapport onder de voorwaarde om er vertrouwelijk mee om te gaan. De FNV ziet chroomblootstelling echter als een misstand, die moet worden gemeld. De directie van RJC heeft volgens de FNV inmiddels echter voldoende tijd gehad om met een duidelijk plan te komen over blootstelling aan chroom 6. Ook moet er een diepgaand onderzoek komen naar de blootstelling in het verleden bij het Regionale Jet Center, aldus de FNV.

donderdag 14 februari 2019

Buitenseizoen van start met Landelijke Opschoondag

Ook dit jaar wordt het buitenseizoen traditiegetrouw ingeluid met Landelijke Opschoondag: de dag waarop heel Nederland meehelpt om zwerfafval op te ruimen.

De zeventiende editie vindt dit jaar plaats op 23 maart 2019 en draagt het thema 'Iedereen doet mee'. Hiermee wil initiatiefnemer NederlandSchoon benadrukken dat iedereen welkom is deel te nemen aan deze grootschalige opschoonactie.

Niet alleen particulieren van jong tot oud steken de handen uit de mouwen: ook scholen, bedrijven, verenigingen, (sport)clubs, scholen en gemeenten melden zich jaarlijks in groten getale aan voor deelname. Met opvallende acties dragen organisaties niet alleen bij aan een schonere omgeving, maar vergroten zij ook de eigen zichtbaarheid én de band met de buurt. Aanmelden voor de Landelijke Opschoondag 2019 is mogelijk via www.supportervanschoon.nl.

Op Landelijke Opschoondag hebben alle buurten in Nederland één gezamenlijke missie: zo zwerfafvalvrij mogelijk worden, zodat het buitenseizoen aangenaam is voor iedereen. De acties leveren dan ook niet alleen schone straten en parken op, maar stimuleren ook ontmoeting en saamhorigheid in de buurt. In 2018 werd een recordaantal opschoon-initiatieven aangemeld, variërend van groot en soms zelfs gemeentebreed tot kleine, maar effectieve wijkacties.

woensdag 13 februari 2019

Verkennend onderzoek RIVM naar chroom-6 in gevangenissen afgerond

Er zijn geen aanwijzingen voor extra gezondheidsrisico’s bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) door het werken met verduurzaamd hout. Dat concludeert het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) na een verkennend onderzoek in opdracht van minister Dekker (Rechtsbescherming). Medewerkers en gedetineerden hebben in het verleden in een aantal gevangenissen gewerkt met hout dat met de stof chroom-6 geïmpregneerd was. Het RIVM heeft de metingen die de DJI liet uitvoeren naar chroom-6 in de lucht onderzocht. Uit deze metingen bleek niet dat de wettelijke grenswaarden werden overschreden. Het RIVM concludeert daarnaast dat de bestudeerde documenten geen inhoudelijke aanleiding geven voor een vervolgonderzoek.

Minister Dekker gaf het RIVM in augustus vorig jaar opdracht voor een verkennend onderzoek dat antwoord moest geven op de vraag of, en zo ja in welke mate, personeel en gedetineerden in het verleden zijn blootgesteld aan te hoge doses chroom-6.

Bij de Dienst Justitiële Inrichtingen is op arbeidszalen in een aantal gevangenissen gewerkt met geïmpregneerd hout. Het ging daarbij om het monteren van tuinschermen en tuinpoorten. Een deel van dit hout is met chroom-6 geïmpregneerd. Tijdens het machinaal bewerken van het hout zou houtstof met chroom-6 in de lucht terecht kunnen zijn gekomen. De Arbo-organisatie van DJI heeft tussen 2014 en 2017 metingen laten verrichten en kreeg de indruk dat de geldende grenswaarden voor chroom-6 in de lucht waren overschreden. Het RIVM heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de toen geldende grenswaarde is overschreden. De door DJI beschikbaar gestelde documenten, evenals het aantal gezondheidsklachten en de aard van deze klachten geven geen inhoudelijke aanleiding voor een vervolgonderzoek.
 

dinsdag 12 februari 2019

Gft-compost zorgt voor vruchtbare bodem en schoon water

Om de meerwaarde van gft-compost aan het verhogen van de bodemvruchtbaarheid van landbouwgronden aan te tonen, heeft de Vereniging Afvalbedrijven laten onderzoeken hoe fosfaat uit de organische bodemverbeteraar gft-compost zich gedraagt in vergelijking met organische meststoffen zoals dierlijke mest. Uit onderzoek, uitgevoerd door het Nutriënten Management Instituut (NMI), blijkt dat gft-compost een goede bodemverbeteraar is die veel organische stof aanvoert met een lage afwenteling op de uitspoeling van fosfaat uit de bodem naar het watersysteem.

Het NMI heeft de effecten van gft-compost, runderdrijfmest, vaste mest en bermmaaisel onderzocht op uitspoelingsgevoelige zandgronden. De mate van fosfaatuitspoeling bij het toedienen van organische meststoffen en organische bodemverbeteraars wordt bepaald door:
De samenstelling en fosfaattoestand van de bodem zelf
De fosfaatbeschikbaarheid in het organische product
De interactie tussen het organische product en de bodem

Gebleken is dat gft-compost een lage fosfaatbeschikbaarheid heeft en daarnaast een positieve invloed lijkt te hebben op de mate waarin de bodem fosfaat kan binden. Dat is goed voor de bodemvruchtbaarheid en houdt het oppervlaktewater schoon. Het hoge gehalte bodembestanddelen in gft-compost, met name mineralen waaronder calcium, speelt hierbij een rol. Het onderzoek heeft aangetoond dat de fosfaatuitspoeling naar het watersysteem significant lager is bij het gebruik van gft-compost dan bij het gebruik van dierlijke mest.

De voordelen van gft-compost hebben vooral een positief effect op gronden die gevoelig zijn voor uitspoeling en veel fosfaat bevatten. Hiervan is sprake bij meer dan de helft van de Nederlandse landbouwgronden. Het betreft met name Drentse, Gelderse en Brabantse zandgronden. Binnen de landbouw is het op peil houden van het organisch stofgehalte van de bodem belangrijk voor het waarborgen van de bodemkwaliteit en de landbouwkundige functie van de bodem. Gft-compost kan hier aantoonbaar een goede bijdrage aan leveren. De overheid stimuleert de toepassing van organische bodemverbeteraars op gronden die veel fosfaat bevatten (zie het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn). Het NMI-onderzoek toont aan dat dit beleid bijdraagt aan het beperken van fosfaatuitspoeling op uitspoelingsgevoelige zandgronden.

De composteersector maakt van ingezameld gft-afval kwalitatief hoogwaardige producten als gft-compost. Gft-compost is een belangrijke bodemverbeteraar. Door organische reststromen terug te brengen in de samenleving, draagt de sector bij aan het sluiten van de biologische kringloop en de transitie naar de circulaire economie. Compost is in staat om CO₂ op te slaan in de bodem en draagt op die manier bij aan klimaatbescherming. Om de waarde van gft-compost bij het verhogen van de bodemvruchtbaarheid van landbouwgronden en CO₂-vastlegging te laten zien, zijn de composteerbedrijven verenigd in de Vereniging Afvalbedrijven een onderzoeksprogramma gestart.

Met het programma ‘Compost 2017 – 2020’ investeert de sector fors om de belangrijke producteigenschappen van gft-compost wetenschappelijke te onderbouwen. Het rapport van het NMI komt voort uit dit onderzoeksprogramma.

maandag 11 februari 2019

Uitbreiding Maasvlakte deponie Renewi vergund

Mineralz – de dochteronderneming van het toonaangevende waste-to-product bedrijf Renewi, heeft de uitbreiding van zijn gespecialiseerde stortplaats op de Maasvlakte gegund aan Boskalis Nederland. Met de uitbreiding van de enige ‘klasse 1’ stortplaats in Nederland voor gevaarlijke afvalstoffen beschikt de reiniger van vervuilde grond en recycler van minerale reststromen voor de komende 20 jaar over de benodigde deponie capaciteit.

Onlangs werd bekend gemaakt dat Mineralz de stortplaats op de Maasvlakte gaat uitbreiden. De uitbreiding is gegund aan Boskalis Nederland, de toonaangevende expert op het gebied van infrastructuur op land en water. Onder de werkzaamheden op de Maasvlakte vallen onder andere het verplaatsen van de huidige slufterleiding, de opstallen, de infrastructurele werken en het bouwen van een onderafdichting. De uitbreiding voegt een gebied van zo’n 8 hectare toe aan de huidige deponie. Op de uitbreiding kan zo’n 3,7 miljoen m3 afval worden gestort. De totale oppervlakte van de deponie neemt met zo’n 45% toe, terwijl de afval-capaciteit van de deponie met zo’n 85% toeneemt.

vrijdag 8 februari 2019

Landelijke Opschoondag weer in aantocht op 23 maart 2019

Op 23 maart is het zover. Dan vindt alweer de 17e editie van de Landelijke Opschoondag plaats: de dag waarop heel Nederland meehelpt om zwerfafval op te ruimen. Met het thema ‘Iedereen doet mee’ wil initiatiefnemer NederlandSchoon benadrukken dat iedereen welkom is deel te nemen aan deze grootschalige opschoonactie.

Op Landelijke Opschoondag hebben alle buurten in Nederland één gezamenlijke missie: zo zwerfafvalvrij mogelijk worden, zodat het buitenseizoen aangenaam is voor iedereen. De acties leveren dan ook niet alleen schone straten en parken op, maar stimuleren ook ontmoeting en saamhorigheid in de buurt. In 2018 werd een recordaantal opschoon-initiatieven aangemeld, variërend van groot en soms zelfs gemeentebreed tot kleine, maar effectieve wijkacties.

Een Nederland vrij van zwerfafval is belangrijk voor mens, dier en milieu. NederlandSchoon werkt daarom al 25 jaar intensief samen met bedrijven, burgers, maatschappelijke instanties en overheid om zwerfafval aan te pakken en ervoor te zorgen dat een schone omgeving de norm wordt en blijft. Door middel van onderzoeken, samenwerkingen, het delen van kennis en het geven van advies, wordt niet alleen meer bewustwording, maar ook gezamenlijk verantwoordelijkheidsgevoel gecreëerd. Een voorbeeld van deze aanpak is Supporter van Schoon, een landelijk initiatief dat mensen verenigt en activeert om zo een grotere vuist tegen zwerfafval te maken. Ga voor meer informatie naar www.nederlandschoon.nl of www.supportervanschoon.nl.

donderdag 7 februari 2019

Renewi introduceert de eerste slimme prullenbak

Het EcoSmart-concept van toonaangevend waste-to-product bedrijf Renewi, helpt bedrijven afval te voorkomen. Onderdeel van het concept zijn slimme inzamelmiddelen. Met de introductie van de IQubic is er nu voor het eerst een ‘prullenbak’ beschikbaar die zelf aangeeft wanneer hij geleegd moet worden.

Vooral voor kantoororganisaties is het goed scheiden van afval vaak een uitdaging. Hoe beter de interne afvalscheiding is geregeld, hoe minder restafval er over blijft en hoe beter het afval kan worden omgezet tot nieuwe grondstoffen. Het EcoSmart-concept van Renewi helpt organisaties de interne afvalscheiding te realiseren. Hiervoor wordt een uitgebreid scala van middelen ingezet, waaronder inzamelmiddelen, rapportages en medewerkers.

Met de IQubic introduceert Renewi de eerste slimme prullenbak voor inpandig gebruik. Aan de inzamelmiddelen van EcoSmart is een sensor toegevoegd die meldt hoe vol of hoe leeg de bak is en wanneer deze geleegd moet worden. De voordelen zijn legio. Prullenbakken worden nooit te vol, er is geen onnodige interne logistiek én het afval wordt optimaal gescheiden.

De IQubic is te koppelen aan andere slimme apparaten en past dus perfect in een smart building. De IQubic wordt geleverd met een webapplicatie waarmee kan worden bijgehouden op welke plekken en momenten het meeste afval vrijkomt. Daarmee kan de interne inzameling gestuurd worden maar ook het gedrag van medewerkers. Het systeem is modulair: losse prullenbakken worden aan elkaar gekoppeld waardoor het systeem eenvoudig op een specifieke situatie kan worden aangepast.

woensdag 6 februari 2019

Afvalverwerking in Nederland stabiel

Er zijn kleine schommelingen te zien in de verwerking van afval in 2017. De hoeveelheid gecomposteerd gft-afval is met 4 procent toegenomen, de hoeveelheid gestort afval met 3 procent en de hoeveelheid verbrand afval met 2 procent. De geproduceerde energie bij die afvalverbranding is met 3 procent toegenomen.

Uit de rapportage ‘Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2017’ blijkt dat in 2017 vier procent meer gft is ingezameld dan in 2016. De hoeveelheid geproduceerde compost is in dat jaar echter met zeven procent gedaald. De Vereniging Afvalbedrijven vermoedt dat verontreiniging van het ingezamelde gft hieraan ten grondslag ligt.

Door de nadruk die vanuit het beleid wordt gelegd op het terugdringen van de hoeveelheid restafval, zien de leden van de Vereniging Afvalbedrijven een toename van de verontreiniging van gescheiden ingezamelde afvalstromen, waaronder gft. Om dit goed in beeld te kunnen brengen, is de sector recent gestart met het analyseren van de kwaliteit van het gescheiden ingezamelde gft. De eerste resultaten zijn veelzeggend. Gemiddeld bevat het gescheiden ingezamelde gft 4,4 procent verontreiniging per ton. Dat is twee keer zoveel als in 2008. Met name glas en plastic zijn toegenomen.

In 2017 is minder Nederlands restafval en meer buitenlands restafval verwerkt in afvalenergiecentrales (AEC's) dan in het jaar daarvoor. De Vereniging Afvalbedrijven verwacht dat de cijfers over 2018 duidelijk zullen maken dat deze ontwikkeling is omgebogen. Door de aantrekkende economie en meer recycling- en sorteeractiviteiten, waarbij residuen ontstaan, groeit de hoeveelheid Nederlands restafval. Nederlandse AEC’s hebben – waar contractueel mogelijk – de import uit met name het Verenigd Koninkrijk gereduceerd om meer capaciteit te creëren voor Nederlands restafval. Daarom is in 2018 aanzienlijk minder afval geïmporteerd dan voorgaande jaren.
Downloads

dinsdag 5 februari 2019

Milieu gebaat bij betere planning scheepvaart Westerschelde

De CO2-uitstoot van zeeschepen op de Westerschelde kan worden verminderd als deze gebruik maken van het getij. Met de stroom meevaren levert een flinke brandstofbesparing op. Met die suggestie komt ingenieur Sebastiaan Keijmel van de Technische Universiteit Delft na berichten van Omroep Zeeland dat de zeevaart in Zeeland verantwoordelijk is voor méér dan de helft van de CO2-uitstoot door zeeschepen in Nederland.

maandag 4 februari 2019

'Zeewier kan 5,6 miljoen legkippen vervangen in 2030'

Grootschalige zeewierteelt op de Noordzee kan in 2030 net zoveel eiwit opleveren als 5,6 miljoen legkippen. Dat blijkt uit een quickscan van Natuur & Milieu. Zo kan zeewier een goede rol spelen in de eiwittransitie: het vervangen van dierlijke door plantaardige eiwitten op ons bord. De teelt kent nog meer duurzaamheidsvoordelen: het verbetert naar verwachting de biodiversiteit en biedt potentie voor groen gas. Voor de ontwikkeling van de sector is wel ondersteuning nodig.

Zeewier bevat veel bruikbare stoffen. Eiwit is daar één van. Deze eiwitten kunnen met een speciale techniek uit het zeewier gehaald worden en gebruikt worden voor voedingsmiddelen. Het restant dat dan nog overblijft kan vervolgens omgezet worden in groen gas dat ingezet kan worden in de Nederlandse industrie. Zo wordt zowel de voedselvoorziening verduurzaamd, als de industrie.

De Nederlandse Noordzee is heel geschikt voor de teelt van zeewier. Dit komt omdat er een overschot is aan voedingsstoffen in de Noordzee. Deze voedingsstoffen worden aangevoerd door de rivieren die bij Nederland in de Noordzee stromen. Zeewier gedijt goed op deze voedingsstoffen en biedt daarnaast een schuilplaats voor vissen. Het zeeleven is dus ook gebaat bij zeewierteelt op de Noordzee.

De komende decennia bouwen we vele windmolenparken op de Noordzee. Als we de ruimte tussen de windmolens gebruiken voor zeewierteelt dan maken we dubbel zo goed gebruik van de beperkte ruimte op de Noordzee. Het is nog niet definitief hoeveel hectare windmolenparken de Noordzee in 2030 zal bevatten, maar zeker is dat dit enkele honderdduizenden hectares zullen zijn. Als er op 15.000 hectare zeewier geteeld zou worden, levert dit al evenveel eiwit als de eierproductie van 5,6 miljoen legkippen en 62 miljoen kuub groen gas op.

Natuur & Milieu constateert dat zeewierteelt op de Noordzee niet uit zichzelf van de grond komt. Momenteel is het nog niet rendabel om hiermee te beginnen, maar voor de verduurzaming van onze economie is het wel belangrijk om een start te maken. Wanneer de sector groter wordt zal het tegen lagere kosten kunnen produceren en op eigen benen kunnen staan.

vrijdag 1 februari 2019

Meer dan 3300 wetenschappers eisen verscherpte klimaatambities op basis van de harde feiten

In een open brief roepen meer dan 3300 wetenschappers van alle Belgische universiteiten en onderzoeksinstellingen de beleidsmakers op om dringend meer klimaatambitie te tonen.

Het klimaat is een hot thema, dat kan niemand meer ontkennen. Sinds enkele weken spijbelen elke donderdag duizenden scholieren voor het klimaat. Zij krijgen – nu de examens achter de rug zijn – ook de steun van de studenten. En zondag 27 januari stapten ondanks het slechte weer zowat 70 000 mensen mee op in de grootste klimaatmars ooit. Ook in de media gaat er heel veel aandacht naar de klimaatproblematiek.

“Die aandacht is belangrijk”, zegt Sara Vicca verbonden aan het Global Change Ecology Centre of Excellence (GCE) van de Universiteit Antwerpen. “Maar helaas wordt het debat al te vaak ideologisch benaderd en krijg je discussies over al dan niet doemdenken en dergelijke. Zulke discussies leiden af van de essentie, namelijk het aanpakken van het probleem, en daar is nu geen tijd meer voor. Vanuit de wetenschappelijke wereld willen we een duidelijk signaal geven. De feiten spreken voor zich: de actievoerders hebben het gelijk aan hun kant, meer actie is absoluut cruciaal.”

Vicca en haar collega’s schreven een open brief, waarin ze op een krachtige en heldere manier de wetenschappelijke feiten op een rijtje zetten. Zo staat het als een paal boven water dat onze aarde opwarmt. Wereldwijd steeg de gemiddelde temperatuur nu al met ongeveer 1°C, vergeleken met de periode tussen 1850 en 1900. En nog een wetenschappelijk feit: met de klimaatvoorstellen die vandaag op tafel liggen, stevenen we af op een opwarming van meer dan 3°C tegen het einde van de eeuw. Dat is rampzalig.

Ondertussen werd de open brief al door meer dan 3300 Scientists4Climate ondertekend. Ook de rectoren van de vijf Vlaamse universiteiten deden dat. De wetenschappers vertegenwoordigen heel uiteenlopende disciplines. Dit toont aan dat het topic in vele wetenschappelijke domeinen leeft, wat ook niet verwonderlijk is aangezien het een zeer multidisciplinair probleem betreft. Bovendien vereist ook het oplossen van klimaatverandering de input van wetenschappers uit alle domeinen.

Vicca: “Er is absoluut nood aan meer kennis, aan pure feiten over alle aspecten van het klimaatprobleem, en over de oplossingen. Dat leerden we vorige week reeds, toen een klimaatbrief gericht aan de spijbelende scholieren massaal gelezen en gedeeld werd.”