woensdag 31 juli 2019

Klimaatverbond: airco's frustreren doelstellingen Klimaatakkoord

In het Klimaatakkoord moet meer rekening worden gehouden met koeling. Dat stelt Jan Engels van het Klimaatverbond Nederland. "Nu gaat het vooral over het verwarmen van onze huizen, maar we zijn er nog niet op ingesteld dat het tegenwoordig zo lang warm is dat we ook moeten gaan koelen." "Als je aan de ene kant zorgt voor verwarming en daarnaast ook koeling nodig hebt, is er sprake van een dubbele energievraag", zegt Engels. "De schoonste energie is nog altijd de energie die we niet gebruiken." Het Klimaatverbond Nederland is een samenwerking van meer dan 150 gemeenten, provincies en waterschappen. Samen met partners als natuurorganisaties, energiemaatschappijen en universiteiten werkt het Klimaatverbond aan de energietransitie van fossiel naar 100 procent nieuwe energie.

dinsdag 30 juli 2019

Gemeente onderzoekt gevolgen landelijk stikstof besluit voor Apeldoorn

Teveel stikstof heeft negatieve effecten op de natuur. Dat is in Nederland het geval. De meeste stikstof is afkomstig van de landbouw, het verkeer en de industrie. De Raad van State bepaalde onlangs dat het landelijke stikstofbeleid, het Programma Aanpak Stickstof (PAS), niet deugt.

Het mag niet langer gebruikt worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten die leiden tot een stikstoftoename in Natura 2000-gebieden, zoals bijvoorbeeld woningbouw, uitbreiding van stallen of de aanleg van wegen. Dit maakt het een stuk ingewikkelder om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De gemeente onderzoekt momenteel de gevolgen van dit besluit voor Apeldoorn en wil voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling van Apeldoorn volledig stil komt te liggen totdat het Rijk met een oplossing komt voor dit probleem.

Het PAS staat voor het Programma Aanpak Stikstof. Een regeling van de rijksoverheid die enerzijds ruimte moest bieden aan nieuwe ontwikkelingen zoals huizen, wegen en bedrijven, maar tegelijkertijd ook voorziet in maatregelen die nodig zijn voor het terugdringen van de neerslag van stikstof die nodig is voor het behoud en herstel van beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden).

Het PAS bevatte een drempelwaarde voor de uitstoot van stikstof. Kwam een plan boven deze drempelwaarde, dan was het nodig om bij de provincie een melding te doen of een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) aan te vragen.

maandag 29 juli 2019

Ontwikkeling SustainaLab op Amsterdam Science Park

De urgentie rond duurzaamheid vraagt de komende jaren om nieuwe inzichten, investeringen en daadkracht. Het verduurzamen van de maatschappij vereist samenwerking tussen wetenschap, overheden en bedrijfsleven. De Universiteit van Amsterdam, de Stichting Science & Business en Matrix Innovation Center slaan daarom de handen ineen voor de ontwikkeling van een SustainaLab op het Amsterdam Science Park. De opening van het SustainaLab is naar verwachting begin 2022.

De combinatie van kantoren en labs in het SustainaLab, dat Matrix Innovation Center ontwikkelt in het hart van Amsterdam Science Park, is de ideale plek voor co-creatie tussen onderwijs, onderzoek, en ondernemerschap op het gebied van duurzaamheid. Het door architectenbureau MVRDV ontworpen gebouw van ca. 13.000 m2 BVO heeft een zeer hoog ambitieniveau met betrekking tot duurzaamheid. Het gebouw is nagenoeg energieneutraal, met een dak dat bijdraagt aan klimaat, biodiversiteit en waterbuffering. De energievoorziening bestaat uit een bodembronnensysteem in combinatie met zonnepanelen op het dak. Bovendien is het gebouw demontabel waarbij de onderdelen in een materialenpaspoort zijn opgeslagen. Dit met het oog op mogelijk later hergebruik. De bouw start in 2020 en de opening van SustainaLab staat gepland voor begin 2022.

Op het Amsterdam Science Park werken wetenschappers en innovatieve ondernemers op uiteenlopende gebieden aan het vinden van duurzame oplossingen voor een breed scala van huidige en toekomstige problemen. Van biologisch afbreekbaar plastic, efficiëntere zonnepanelen, het creëren van vliegtuigbrandstof uit voedselresten tot aan de vergroening van steden en het duurzamer maken van de land- en tuinbouw. Om deze nieuwe ontwikkelingen verder uit te rollen, de samenleving systematisch te kunnen verduurzamen en het welzijn van ook de volgende generaties te kunnen blijven waarborgen, zetten de Universiteit van Amsterdam, Matrix Innovation Center en het Amsterdam Science Park gezamenlijk in op de realisatie van het SustainaLab binnen dit zevende Matrix gebouw. De initiatiefnemers van het SustainaLab hebben de wens om de samenwerking op korte termijn uit te breiden met kennispartners, overheden en bedrijven.

vrijdag 26 juli 2019

'Beperkte risico’s door zouten rond dijk in Bunschoten'

In de polder achter de Westdijk in Bunschoten zitten verontreinigende stoffen in het water. Waarschijnlijk komen deze stoffen uit de Thermisch Gereinigde Grond (TGG) in de dijk. Het RIVM en Wageningen Environmental Research hebben bestaande informatie over het water en de bodem beoordeeld in de omgeving van de dijk. Hieruit blijkt dat zouten beperkte risico’s veroorzaken als het vee water drinkt uit de sloot direct naast de dijk (teensloot).

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat hoogste concentraties aan zouten en metalen worden aangetroffen in deze sloot. De gemeten concentraties verschillen afhankelijk van de tijd van het jaar. Van oktober tot en met april zijn de concentraties in de sloot naast de dijk verhoogd waardoor er beperkte risico’s kunnen ontstaan voor vee als het uit de sloot drinkt. Van mei tot en met  september zijn de concentraties normaal.

Direct naast de dijk zijn enkele witte vlekken (zoutvlekken) ontstaan. Waarschijnlijk is het gras op deze plekken niet geschikt als veevoer. De onderzoekers verwachten dat de witte vlekken geen risico opleveren voor weidevogels. De vogels zijn namelijk gewend aan een zoute omgeving. Ook kunnen ze naar minder zoute gebieden gaan om daar te nestelen of te eten.

donderdag 25 juli 2019

Fietsers meten fijnstof in experiment Snuffelfiets

Hoe is de luchtkwaliteit op jouw dagelijkse fietsroute? Vijftig fietsers in Amersfoort zijn gestart met het experiment Snuffelfiets. Aan de vijftig fietsen van vrijwilligers zijn meetkastjes gehangen. Een jaar lang meten de kastjes de fijnstof in de lucht op de fietsroutes van de deelnemers. De resultaten zijn online (geanonimiseerd en opgeteld) voor iedereen te volgen.

Op woensdag 17 juli, startte het experiment met een grote bijeenkomst. Wethouder Hans Buijtelaar (luchtkwaliteit) en Gedeputeerde Rob van Muilekom (gezonde omgeving) fietsten samen met vrijwilligers de eerste meters met fietssensoren. Iedereen kreeg uitleg en alle betrokkenen waren bij elkaar om goed een jaar vol snuffelfietsen te beginnen.

Wethouder Buijtelaar: “Kennis over de luchtkwaliteit in Amersfoort krijgt een enorme impuls doordat vijftig Amersfoorters een jaar lang informatie verzamelen, puur door op de fiets te stappen! Bij een kleinschaliger experiment in Zeist zien we al dat dit experiment heel veel interessante informatie oplevert, dus we zijn blij dat we de Snuffelfiets hier samen met de Provincie Utrecht en het RIVM een kans kunnen geven.”

woensdag 24 juli 2019

In heel Nederland kans op smog door ozon

Op woensdag 24 juli 2019 is er in heel Nederland kans op smog door ozon. Naar verwachting wordt de luchtkwaliteit "slecht". Het RIVM adviseert mensen die gevoelig zijn voor smog om binnen te blijven en om zware lichamelijke inspanning te beperken. Dit advies geldt voornamelijk in de namiddag en vroege avond, omdat de lucht dan het meest verontreinigd is.

Smog door ozon kan leiden tot een toename van luchtwegklachten, zoals hoesten en kortademigheid, verergering van astmaklachten en afname van de longfunctie. Ook kan irritatie aan ogen, neus en keel voorkomen. Mensen met luchtwegaandoeningen, kinderen en ouderen zijn relatief vaak gevoelig voor smog. Raadpleeg bij klachten de huisarts of GGD

De aanhoudende tropische temperaturen en het inkomende zonlicht dragen bij aan de vorming van ozon. Op donderdag en vrijdag vindt dat proces in het hele land plaats.

Smog door ozon ontstaat bij ophoping van luchtvervuiling op zonnige dagen. Dit komt in het voorjaar en in de zomer voor als er weinig (veelal zuidoostelijke) wind staat. De vervuilende stoffen, zoals stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen worden onder invloed van zonlicht omgezet in ozon. Dit wordt ook wel zomersmog genoemd. In de andere seizoenen is de kracht van de zon te klein om hoge ozonconcentraties te laten ontstaan.

In Europa zijn voor ozon een informatie- en een alarmdrempel vastgesteld. De EU-informatiedrempel is 180 microgram ozon per kubieke meter lucht. Bij (dreigende) overschrijding van deze waarde kunnen mensen, die gevoelig zijn voor smog, klachten krijgen en waarschuwt het RIVM. De luchtkwaliteit is dan slecht volgens de Nederlandse Luchtkwaliteitsindex.

De EU-alarmdrempel is 240 microgram ozon per kubieke meter lucht ("zeer slecht" volgens de Nederlandse luchtkwaliteitsindex). Wanneer deze waarde overschreden wordt, kan iedereen klachten krijgen. Als dit dreigt te gebeuren, zet het RIVM de waarschuwing om in een alarm.

dinsdag 23 juli 2019

Rekenmodel voor stikstofdepositie aangepast

Het rekenmodel dat de neerslag van stikstof berekent wordt deze zomer verbeterd. Tot die tijd verlenen het Rijk en de provincies geen toestemming voor activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken in Natura 2000-gebieden.

Rijk en provincies willen een landelijk en eenduidig rekenmodel voor het berekenen van de neerslag van stikstof (stikstofdepositie). Om dit mogelijk te maken komt er een nieuwe versie van AERIUS Calculator. Dit model wordt landelijk voorgeschreven als rekeninstrument voor de toestemmingsverlening.

Om te zorgen dat toestemmingsverlening op dezelfde manier plaatsvindt, gaan provincies en het Rijk een gezamenlijk beleids- en beoordelingskader vaststellen. Hierdoor kunnen zij zorgvuldig omgaan met de uitspraken van de Raad van State en vergunningsaanvragen zo eenduidig mogelijk laten beoordelen. Het vaststellen van dit kader gebeurt fasegewijs. Het is de bedoeling dat de aangepaste versie van AERIUS Calculator voor september beschikbaar komt, inclusief een beoordelingskader en handreiking voor intern salderen.

Met deze geactualiseerde versie van het rekenmodel is het mogelijk om de effecten van activiteiten zoals landbouw, wegen en woningen te berekenen. Hierdoor kunnen initiatiefnemers zich beter voorbereiden op toekomstige vergunningaanvragen. Deze versie van de calculator is nog niet geschikt voor mechanisch geventileerde stallen. Later dit jaar volgt een volgende versie, die wel geschikt is voor deze stallen.
Inzet is dat in het najaar het beoordelingskader voor vergunningaanvragen gebaseerd op extern salderen of op een ADC-toets beschikbaar komt. Vergunningaanvragen hiervoor zullen op basis van dit nog op te stellen beoordelingskader worden beoordeeld.

maandag 22 juli 2019

Rotterdam zet belangrijke stappen voor schonere lucht en CO2-reductie

Wethouder Judith Bokhove van Mobiliteit, jeugd en taal, presenteerde vorige week het Stappenplan Zero Emissie Stadslogistiek met daarin de stappen om de binnenstad van Rotterdam te ontwikkelen tot Zero Emissie zone. In 2025 is het de bedoeling dat alle bevoorrading alleen nog maar door uitstootvrije voertuigen wordt gedaan.

Samen met het bedrijfsleven werkt de gemeente Rotterdam vanuit de Green Deal 010 Zero Emissie Stadslogistiek (GD010ZES) aan het verminderen van het aantal ritten in de stad en het verschonen van de vrachtvoertuigen die de stad in moeten. Zo verbeteren de luchtkwaliteit en de bereikbaarheid van de binnenstad. De samenwerking zorgt ervoor dat er een versnelling is ontstaan in de overgang naar emissievrije stadslogistiek. Marie-José Baartmans, directeur Breytner: “Zero emissie stadslogistiek kan nu al. Ons volledige wagenpark is 100% elektrisch. Focus je niet op wat niet kan, maar op wat nu wel kan.”

De GD010ZES heeft inzicht gegeven in de kansen en uitdagingen voor volledig uitstootvrije stadslogistiek. De logistieke sector roept de lokale overheid nu op om te komen tot een concreet kader en beleid, waaronder de geografische afbakening en toegangseisen van een Zero Emissie-zone (ZE-zone) voor stadslogistiek. Het Stappenplan ZES geeft invulling aan deze oproep. Jan Boeve, directeur TLN: “De gemeente Rotterdam moet zo snel mogelijk het gebied communiceren wat vanaf 2025 geldt als zero emissie zone voor stadslogistiek, zodat transportondernemers weten waar ze aan toe zijn en hun businessmodel daarop kunnen voorbereiden.”

Recent onderzoek van TNO laat zien dat een Zero Emissie-zone voor stadslogistiek een van de meest effectieve maatregelen is om als stad de CO2-uitstoot binnen de sector mobiliteit te verminderen. In deze zone wordt het aantal ritten gereduceerd, bijvoorbeeld door het gebruik van een hub, en de ritten worden alleen door volledig emissievrije voertuigen uitgevoerd. De gemeente sluit zich hiervoor aan bij het landelijke Klimaatakkoord, waarin invoering van een ZE-zone voor stadslogistiek in o.a. gemeente Rotterdam als maatregel is opgenomen.

De gemeente wil in 2020 met de ondertekenaars van de GD010ZES (Breytner, DHL, Getru bedrijven, Post-Kogeko Logistics, Renewi, Roadrunner Koeriersdiensten, Transport Service Schelluinen en TNO), belangenorganisaties (waaronder TLN, evofenedex, VNO-NCW), leveranciers, verladers, transporteurs, ontvangers en bewoners komen tot een aanvullende Green Deal. Deze moet invulling geven aan de ZE-zone in 2025 en gezamenlijke afspraken vastleggen. Daarnaast geeft het convenant inzicht in de aanpak per deelsector (bouw, retail, vers, afval, facilitair en pakket), waarbij er voor iedere ondernemer die het raakt een emissievrij alternatief beschikbaar komt.aan.

vrijdag 19 juli 2019

BPM-tarieven vanaf 1 juli 2020 gebaseerd op nieuwe CO2-testmethode

Vanaf 1 juli 2020 zullen de bpm-tarieven voor auto’s gebaseerd worden op de nieuwe CO2-testmethode WLTP, die sinds 1 september 2018 verplicht is voor alle nieuw verkochte auto’s. De BPM-tarieven zullen budgettair neutraal worden omgerekend op basis van recent onderzoek van TNO. In overleg met de autobranche komt er een ruime overgangsperiode zodat de sector voldoende tijd heeft om zich er op voor te bereiden. Dit schrijft staatssecretaris Snel vandaag aan de Tweede Kamer.

Hoeveel BPM autobezitters moeten betalen, hangt af van hoeveel CO2 een auto uitstoot en de tarieven van de BPM. Sinds 1 september 2018 is er een nieuwe CO2-testmethode voor personenauto’s: de Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure (WLTP). Deze methode geeft beter inzicht in het werkelijke brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van personenauto’s dan de vorige methode. TNO heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de gevolgen van de nieuwe testmethode op de CO2-uitstoot van auto’s. Hieruit blijkt dat de CO2-uitstoot van auto’s onder deze nieuwe test gemiddeld hoger is.

Aan de hand van de onderzoeksresultaten van TNO worden de CO2-tarieven van de BPM per 1 juli 2020 daarom zodanig naar beneden bijgesteld, dat de BPM-opbrengst alleen als gevolg van de nieuwe testmethode niet zal stijgen. Ook de gemiddelde BPM per auto zal naar verwachting ongeveer hetzelfde blijven. Wel kan het zijn dat de BPM op sommige auto’s hoger wordt terwijl de BPM op andere auto’s lager wordt.

De stelling dat de BPM al in 2018 en 2019 gestegen zou zijn als gevolg van de nieuwe WLTP-testmethode wordt door het TNO-onderzoek ontkracht. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de BPM toename het gevolg is van het feit dat nieuw verkochte auto’s in deze jaren gemiddeld vervuilender zijn, doordat zij gemiddeld zwaarder zijn en meer motorvermogen hebben. Dat leidt tot een hogere CO2-uitstoot en dus een hogere BPM. Dit staat los van de nieuwe testmethode.

Het kabinet zal de ontwikkelingen scherp blijven monitoren. De omzetting wordt geregeld via een wetsvoorstel dat als onderdeel van het pakket Belastingplan op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De branche heeft vervolgens een half jaar om zich voor te bereiden.

donderdag 18 juli 2019

Provincie en Gooise Meren sluiten overeenkomst over verontreinigd grondwater

De provincie Noord-Holland neemt de verantwoordelijkheid en het beheer over van vier grondwaterverontreinigingen in Gooise Meren.

De gemeente Gooise Meren en de provincie betalen samen een bedrag van totaal 483.750 euro. De provincie betaalt mee omdat de gemeente niet volledig aansprakelijk is. De verontreinigingen komen van industriële activiteiten in het verleden.

Het gaat om in totaal vier locaties, op de Olmenlaan en Brinklaan in Bussum, de Jan ter Gouwweg en vlakbij het Koningin Wilhelminaplein in Naarden. De locatie op de Jan ter Gouwweg is momenteel in gebruik als speeltuin. Vroeger stond hier de Chemicafabriek. De gemeente wil het gebied herontwikkelen voor woningbouw.

De provincie Noord-Holland en gemeente Gooise Meren hebben een overeenkomst (packagedeal) getekend, waarin de afspraken over afkoop van meerdere grondwaterverontreinigingen zijn opgenomen. De afkoop houdt in dat de gemeente een bedrag betaalt in ruil waarvoor de provincie de publiekrechtelijke en de privaatrechtelijke verantwoordelijkheid voor het verontreinigde grondwater overneemt. Indien nodig worden aanvullende saneringsmaatregelen genomen om risico’s voor de gezondheid en/of het milieu te voorkomen.

Provincie Noord-Holland, waterleidingbedrijven PWN en Vitens, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de betrokken gemeenten in de regio het Gooi werken samen aan een efficiënte aanpak van de grondwaterverontreiniging. Daarbij worden de verontreinigingen niet individueel aangepakt, maar is gekozen voor een efficiëntere gebiedsgerichte aanpak. De provincie voert deze uit.
In 2011 hebben partijen hiervoor het Convenant Gebiedsgericht Grondwater Beheer ‘t Gooi gesloten.

woensdag 17 juli 2019

'Importheffing op buitenlands afval niet invoeren'

Belastingheffing op de invoer van buitenlands afval werkt averechts. In plaats van een CO₂-reductie, zorgt de maatregel juist voor meer uitstoot. Deze maatregel om het Urgenda-vonnis uit te voeren gaat lijnrecht in tegen de uitgangspunten die het ministerie van Economische Zaken en Klimaat zelf stelde. “Het is onbegrijpelijk waar deze extra belasting opeens vandaan komt”, reageert directeur Robbert Loos van de Vereniging Afvalbedrijven. “We roepen het kabinet op deze maatregel niet op te nemen in het nieuwe Belastingplan, omdat volstrekt onduidelijk is hoeveel CO₂-besparing het kabinet hiermee denkt te bereiken.”

Nederlandse afvalbedrijven verwerken op een hoogwaardige manier een klein deel van het Britse afval. Anders zou dit afval in het buitenland worden gestort. Daarbij komt methaan vrij, wat beduidend schadelijker is dan CO₂ (1 ton methaan staat gelijk aan 25 ton CO₂). Het kabinet maakt niet duidelijk wat de CO₂-besparing is die deze maatregel moet opleveren. Minister Wiebes stelt in zijn brief aan de Tweede Kamer dat de voorgestelde maatregelen niet mogen leiden tot CO₂-uitstoot in het buitenland. “De importheffing op buitenlands afval doet dat duidelijk wel”, aldus Loos. In het geval dat de import niet afneemt, komen de Urgenda-doelen niet dichterbij en levert de maatregel alleen maar geld op voor de schatkist.”

Het signaal van deze plotselinge aankondiging is niet goed gevallen in markt van afval en recycling. “Veel leden zijn zich rot geschrokken en vinden het een slecht signaal voor duurzame investeringen in de sector. We willen dat alle gevolgen eerst goed in kaart gebracht worden, zodat voorkomen wordt dat het kabinet zich met het oog op de circulaire economie en klimaatambities in eigen voet schiet.”

dinsdag 16 juli 2019

Pensioenfonds PMT gaat voor reductiedoelstellingen uitstoot CO2

Pensioenfonds Metaal & Techniek (PMT) en haar uitvoerder MN zijn twee van de Nederlandse financiële partijen, die samen met ruim vijftig andere partijen (banken, verzekeraars, pensioenfondsen en vermogensbeheerders) een bijdrage gaan leveren aan het Klimaatakkoord. Alle partijen hebben vandaag het ‘Commitment van de financiële sector’ ondertekend, kortweg het Commitment. PMT is met een belegd vermogen van meer dan € 75 miljard één van de grotere partners onder de ondertekenaars.

Werkgeversvoorzitter Benne van Popta over het commitment van PMT aan de Klimaatdoelen: “Het Klimaatakkoord raakt iedereen en vraagt daarmee om brede steun en samenwerking. Een van de grootste zorgen voor Nederland is dat de uitstoot van broeikasgassen (of CO2) te hoog is. We moeten er samen voor zorgen dat de uitstoot van CO2 in 2030 met tenminste 49% vermindert ten opzichte van 1990. Zowel vanuit onze achterban, de metaal- en techniekbedrijven in Nederland, als via ons beleggingsbeleid kunnen we daar een wezenlijke bijdrage aan leveren en het verschil maken. Daar is de sector al langere tijd mee bezig. Zo zijn er veel initiatieven ontwikkeld, onder andere op het gebied van circulair werken en innovatieve technologie.“

PMT voert al jarenlang een goed doordacht en verankerd verantwoord beleggen beleid waarin het behalen van een goed rendement voorop staat. Financieel en maatschappelijk rendement gaan prima samen. Daarom belegt het fonds zo verantwoord mogelijk, met beleggingen die passen bij de sector Metaal en Techniek. Vanuit die gedachte worden energiebesparende projecten gefinancierd, worden vastgoedeigenaren gestimuleerd om energiebesparende maatregelen te treffen en verspilling van energie tegen te gaan, en worden waar mogelijk investeringen in grote vervuilers afgestoten of worden bedrijven die relatief veel CO2 uitstoten geholpen – via engagementtrajecten – om over te gaan op technologieën met lage klimaatimpact of circulaire businessmodellen. Ook werkt PMT via het Platform for Carbon Accounting Financials (PCAF) samen aan een gezamenlijke methodologie om de CO2-uitstoot van investeringen en leningen te meten.

PMT ondertekende al eerder de Montréal Pledge, waarmee het fonds zich verplichtte om jaarlijks de CO2 voetafdruk van de aandelenportefeuille te publiceren. Met de ondertekening van het Commitment zegt de financiële sector, waaronder PMT en haar uitvoeringsorganisatie MN, toe actie te ondernemen om voor alle relevante beleggingen de CO2 voetafdruk te meten, te streven naar een vollediger beeld van de impact van de beleggingen, om onderling ervaringen te delen, resultaten vergelijkbaar te maken en stappen te zetten om de meting te verbeteren en te verdiepen. Alle ondertekenaars van het Commitment zeggen daarnaast toe in uiterlijk 2022 actieplannen op te stellen waarin reductiedoelstellingen zijn opgenomen om negatieve gevolgen van hun beleggingen te beperken. Daarmee dragen zij bij aan het bereiken van de klimaatdoelstellingen van Parijs. De rapportage van de financiële sector wordt jaarlijks samen met alle andere rapporten vanuit het Klimaatakkoord aan de Tweede Kamer aangeboden. In welke vorm dat moet gebeuren, wordt dit jaar verder uitgewerkt.

Op vrijdag 28 juni 2019 heeft het kabinet het Klimaatakkoord gepresenteerd in Den Haag. Hierin staat dat elektriciteit, de gebouwde omgeving, de industrie, de landbouw, landgebruik en mobiliteit in de komende decennia substantieel schoner en duurzamer moeten worden. Banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders bundelen hun krachten om daaraan bij te dragen via hun beleggingsportefeuille. De sector draagt daarmee bij aan het bereiken van de klimaatdoelstellingen van Parijs. De toezeggingen zijn niet vrijblijvend. De inzet van de financiële sector wordt continu gemonitord en de afspraken worden elke vijf jaar opnieuw beoordeeld.

maandag 15 juli 2019

Rotterdam krijgt rookvrije zone

Het gebied rondom het Erasmus MC en Hogeschool Rotterdam wordt vanaf 2 september een rookvrije zone. Het gaat om de Wytemaweg en de Zimmermanweg. De zone omvat het Erasmiaans Gymnasium, Hogeschool Rotterdam, het Erasmus MC en CBT Rijnmond. Deze organisaties hebben de gemeente Rotterdam gevraagd een rookvrije zone in de openbare ruimte in te richten. Samen met de gemeente willen zij zo bijdragen aan een Rookvrije Generatie.

De rookvrije zone is geen officiële verbodsplek. Aan bezoekers van de zone wordt gevraagd mee te werken aan het rookvrij houden van het gebied. Toezichthouders van de verschillende organisaties zullen zelf bezoekers, leerlingen en patiënten aanspreken. Wethouder Sven de Langen (o.a. Volksgezondheid en Zorg): ‘Het is de normaalste zaak van de wereld dat er in de omgeving van patiënten van het ziekenhuis en jongeren die naar school gaan niet wordt gerookt. We hopen dan ook dat mensen elkaar aanspreken en dat niet-roken hier de nieuwe norm wordt.“

De eigen terreinen van Hogeschool Rotterdam zijn sinds september 2018 al rookvrij. “Hogeschool Rotterdam voelt zich verantwoordelijkheid voor haar medewerkers, studenten en bezoekers. Onze medewerkers en studenten hebben recht op een gezonde werk- en studieomgeving. Zij moeten hun werkplekken en lokalen kunnen bereiken zonder de schadelijke effecten van meeroken te hoeven ervaren. Tegelijkertijd wil de hogeschool bijdragen aan een rookvrije generatie”, aldus bestuurder Wijnand van den Brink.

Ook het Erasmus MC vindt een rookvrije zone van groot belang. Joke Boonstra, lid Raad van Bestuur: “Het Erasmus MC doet veel onderzoek naar hoe de schadelijke gevolgen van roken kunnen worden beperkt. We weten dat rookvrije publieke gebouwen de gezondheid verbeteren. Zo hoeven minder mensen naar het ziekenhuis met hart- en vaatproblemen of benauwdheid. Ook worden er minder kinderen te vroeg geboren of in het ziekenhuis opgenomen met ademhalingsproblemen. Rookvrije buitenruimtes zijn daarom een logische vervolgstap.”

Dit is voor Rotterdam de eerste rookvrije openbare ruimte. Maar daar blijft het volgens De Langen niet bij: “We vinden de ontwikkeling van rookvrije plekken heel belangrijk. Roken veroorzaakt nog steeds de meeste ziektelast en sterfte. De maatschappij vraagt er ook om: we krijgen veel verzoeken van Rotterdamse organisaties die hulp vragen aan de gemeente voor het rookvrij maken van hun omgeving. Hier gaan we mee aan de slag.”

De zone wordt de komende maanden voorzien van duidelijke belijning en bebording. Bij de start van het nieuwe schooljaar is de zone officieel van kracht. De gemeente ziet deze eerste zone als een experiment. De Langen: “We onderzoeken wat wel en niet werkt. Als de zone niet werkt moeten we mogelijk meer maatregelen inzetten. Daarbij kijk ik ook naar het Rijk: een aanpassing van de Tabakswet, die nu nog toestaat dat in de openbare buitenruimte gerookt mag worden, zou gemeenten meer handvatten geven om te werken aan een Rookvrije Generatie.” De gemeente werkt de komende tijd aan een toolkit voor de inrichting van de rookvrije buitenruimte.

vrijdag 12 juli 2019

Nieuwe technologie monitort luchtkwaliteit steden

TNO, Airbus Defense & Space Netherlands en S & T starten een samenwerking om innovatieve technologieën te ontwikkelen die steden overal ter wereld kunnen gebruiken om de luchtkwaliteit te monitoren. Het project richt zich op het beter voorspellen van de aanwezigheid van luchtverontreinigende stoffen zoals stikstofdioxide (NO2) en aërosoldeeltjes (PM) door middel van satellietgegevens en op modellen gebaseerde voorspellingssystemen.

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is luchtvervuiling verantwoordelijk voor het vroegtijdig overlijden van 7 miljoen mensen per jaar. Van de wereldbevolking leeft 91% in gebieden waar het niveau van luchtvervuiling boven de WHO-limieten ligt. Vooral in stedelijke gebieden is luchtverontreiniging een reden van zorg. Uit satellietdata, van bijvoorbeeld het Nederlandse TROPOMI-instrument, blijkt dat de NO2-concentraties in steden in het Westen van Nederland tot de hoogste in Europa behoren.

Anton Leemhuis van TNO: "Luchtvervuiling en klimaatverandering zijn urgente maatschappelijke problemen. In dit project laten we zien dat satellietmetingen van de atmosfeer grote mogelijkheden bieden om die problemen aan te pakken."

In het project wordt het LOTOS EUROS-model van TNO gebruikt om op basis van de satellietgegevens simulaties van de luchtkwaliteit te maken voor een gebied van drie vierkante kilometer of kleiner. Het TOPAS-systeem van TNO kan vervolgens laten zien welke activiteiten het meest bijdragen aan de waargenomen vervuiling (bijvoorbeeld wegtransport, elektriciteitscentrales, woningen) en het geeft daarnaast inzicht in de geografische herkomst van deze luchtverontreiniging. Airbus Defense & Space Netherlands en S&T kunnen deze luchtkwaliteit gegevens gebruiken in hun dienstverlening aan bijvoorbeeld gemeentes en overheden, bijvoorbeeld via de AIR-Portal software van S&T.

"Diensten op basis van satellietdata voor het monitoren van luchtkwaliteit en klimaatgassen ontwikkelen zich razendsnel. We zijn blij dat we met LOTOS-EUROS onze expertise samen met TNO en S&T verder kunnen ontwikkelen”, zegt Arnaud de Jong, CEO van Airbus Defence and Space Netherlands, “We maken de nieuwe technologieën allereerst voor het Randstad gebied en de Delhi regio in India operationeel. Een goede aansluiting van de dienst op de vraag van de klant waarborgen we door intensief met hen in gesprek te gaan. Daarbij richten we de aandacht nu op de eerste twee regio’s.”

Erik Zoutman van S & T voegt toe: "Tijdens onze gesprekken met de gebruikers van AIR-Portal kwamen we er achter dat inzicht in welke vervuilingsbronnen  in een gemeente bijdragen aan de luchtvervuiling van grote waarde is om de effectiviteit van beleid te meten. Met dit onderzoeksproject kunnen we AIR-Portal juist hierin verbeteren.”

donderdag 11 juli 2019

Afvalbranche wil eikenprocessierupsen helpen opruimen

Nederland wordt momenteel geplaagd door eikenprocessierupsen. De afvalbranche wil helpen bij het opruimen van de rupsen, maar let daarbij op de veiligheid van de eigen medewerkers en omwonenden. Als de eikenprocessierupsen bijvoorbeeld zijn verpakt in zakken die snel scheuren of poreus zijn, komt de veiligheid in het geding. Verspreiding van de haren van eikenprocessierupsen via de lucht moet worden voorkomen omdat deze brandharen serieuze gezondheidsproblemen met zich meebrengen, zoals jeuk, huiduitslag, irritatie aan de ogen of aan de luchtwegen.

Enkele afvalenergiecentrales hebben geen vergunning om eikenprocessierupsen te mogen accepteren. De bedrijven die dat wel mogen, willen dit doen mits de verpakkingen waarin de rupsen worden aangeleverd voldoende robuust zijn. De Vereniging Afvalbedrijven gaat in overleg met de rijksoverheid en de belangenorganisatie voor groenbedrijven beoordelen wat de aangewezen verpakkingsmethode is en op welke manier eikenprocessierupsen moeten worden aangeboden.

woensdag 10 juli 2019

NWO onderzoekssubsidie naar aanpakken van stedelijke klimaatadaptatie

Rotterdam en Amsterdam hebben afgelopen jaren geëxperimenteerd met nieuwe platforms voor stedelijke klimaatadaptatie. Onder de naam Amsterdam Rainproof en Water Sensitive Rotterdam zijn tal van maatregelen gerealiseerd samen met bewoners, woningbouwcorporaties en bedrijven om de stad klimaatbestendiger te maken. Maar wat maakt deze aanpak nu tot een succes? En via welke routes kan deze aanpak mainstream worden? Bestuurskundigen dr. Jannes Willems en dr. Jitske van Popering-Verkerk van de Erasmus Universiteit Rotterdam ontvangen subsidie voor hun onderzoeksproject Het nieuwe normaal: een interactieve routekaart voor het mainstreamen van stedelijke klimaatadaptatie vanuit het NWO-kennisprogramma Smart Urban Regions of the Future -  VerDuS.

Steden nodigen via platforms bewoners en bedrijven uit om klimaatverandering aan te pakken. Het is lastig om deze platforms een plek in de gemeente of het waterschap te geven. Dit onderzoek helpt overheden met het beter inbedden van deze platforms in hun organisatie en zo beter te anticiperen op klimaatverandering.

In het onderzoeksproject wordt enerzijds teruggekeken naar de ontwikkeling van Amsterdam Rainproof en Water Sensitive Rotterdam. Wat leren we van deze platforms? Welke succesfactoren en barrières kunnen we hieruit afleiden? Anderzijds wordt vooruitgekeken door te onderzoeken hoe een succesvolle aanpak voor stedelijke klimaatadaptatie mainstream kan worden. Waar in eerste instantie een kleine kopgroep veel kan bereiken, vraagt het opgaan in reguliere beleidsprocessen om meer vastigheden die gebruikelijk zijn bij de overheid-gedreven aanpak van stedelijk waterbeheer.

Mainstreaming van de vernieuwende, uitnodigende werkwijze lijkt daardoor moeilijk te bereiken. Daarom zal de Erasmus Universiteit samen met praktijkpartners een interactieve routekaart ontwikkelen die bijdraagt aan het omzeilen en oplossen van mainstreaming-barrières. Deze routekaart kan vervolgens door gemeenten en waterbeheerders toegepast worden.

Willems en Van Popering starten in september 2019 en het onderzoek duurt één jaar. In het project werken onderzoekers van de Erasmus Universiteit Rotterdam nauw samen met de Gemeente Rotterdam en Waternet.

dinsdag 9 juli 2019

Effect van ontbossing op klimaatverandering is groter dan gedacht

Ontbossing in de tropen pompt bodemkoolstof van gemiddeld 1500 jaar oud terug in de atmosfeer, zo blijkt uit een nieuw internationaal onderzoek waaraan de Universiteit Gent heeft bijgedragen.

Volgens de studie zorgt ontbossing voor meer CO2-uitstoot dan voorheen gedacht.

Wanneer een bos gekapt wordt, kan het geen CO2 meer uit de atmosfeer halen. Bovendien komt er dan ook eeuwenoude koolstof vrij uit de bodem, zo blijkt nu.

Het onderzoek gebeurde op 19 plaatsen in Oost-Congo. Daar namen de wetenschappers water- en bodemstalen. Ze ontdekten dat er veel oude koolstof uit de bodem vrijkomt in gebieden waar veel bomen gekapt werden.

“Ontbossing heeft als het ware een ‘dubbel negatief effect’ op klimaatverandering”, stelt onderzoeker Marijn Bauters (UGent), die meewerkte aan het onderzoek. “Ten eerste omdat de boom die CO2 omzette in zuurstof, weg is. Ten tweede omdat de bodem eeuwenoude koolstof verliest wanneer het landgebruik wijzigt van bos naar landbouw.”

Bomen kappen maakt de bodem onstabiel, waardoor de oude en stabiele koolstof die daar was opgeslagen in de rivieren terecht komt. Daar zetten microben in het water de koolstof om naar CO2 , die in de atmosfeer terechtkomt. En dat vergroot het broeikaseffect.

Een bijkomende factor is het feit dat de vrijgekomen koolstof gemiddeld 1500 jaar oud is.

Onderzoeker Marijn Bauters (UGent) legt uit: “In het algemeen hebben we in rivieren in beboste zones meer koolstof opgemeten dan in landbouwzones. Maar de organische componenten in de rivieren in landbouwzones hadden een uitzonderlijke samenstelling. Oud, en beter geschikt voor op de menukaart van microben, zeg maar. Zij zetten die koolstof om in veel CO2, die ten slotte in de atmosfeer belandt.”

Congo leent zich bijzonder goed om te onderzoeken wat er gebeurt wanneer eeuwenoude bossen gekapt worden.

Door de groeiende bevolking in Congo moeten enorme bossen er momenteel plaats ruimen voor landbouwgrond. Omdat ontbossing de koolstofcyclus verstoort, wordt de bodem in Congo steeds minder vruchtbaar en komen ecosystemen in gevaar.

“Minder ingrijpende landbouwpraktijken zouden al heel wat leed verzachten. In gebieden waar bos plaats moet maken voor landbouwgrond, kan men bijvoorbeeld terrassen en bufferzones aanleggen”, aldus Bauters. “Maar de beste remedie blijft uiteindelijk om systematisch en wijdverspreid bossen te laten staan, hand in hand met een duurzame intensivering van de gangbare landbouw.”

maandag 8 juli 2019

Veertig Drentse projecten mogelijk in problemen door stikstofuitspraak

Langzamerhand wordt duidelijk hoeveel projecten in Drenthe problemen kunnen gaan ondervinden van de zogenaamde 'stikstofuitspraak'. "We hebben een ruwe schatting gemaakt. Inmiddels is er een lijst van 35 tot 40 projecten", laat Eddy Beuker van de provincie Drenthe weten. Naam- en toenaam van de projecten worden niet genoemd. Eind mei concludeerde de Raad van State dat Nederland te weinig doet om de uitstoot van stikstof tegen te gaan. Een teveel aan stikstof is schadelijk voor de natuur.

vrijdag 5 juli 2019

'Alleen samen kunnen we de CO2-impact meten'

De financiële sector speelt een belangrijke rol bij het tegengaan van klimaatverandering en de transitie naar een klimaatbestendige economie. “We denken mee en committeren ons door de toezegging om de CO2-impact van de sector te meten en reductiedoelstellingen af te spreken. Maar dat lukt alleen door samen te werken”, benadrukte Richard Weurding, algemeen directeur van het Verbond van Verzekeraars tijdens de tweede werkconferentie klimaatimpact. Deze editie stond dan ook in het teken van multidisciplinaire samenwerking.

Ondanks dat er nog veel onzeker is over de totale impact van klimaatverandering op onze samenleving, merken verzekeraars de gevolgen nú al bij schadeverzekeringen. “Echter, veel schade is niet verzekerd en voelen we, al dan niet via onze klanten, elders terug in de portefeuilles”, constateert Weurding. Volgens hem zal de schadelast blijven stijgen als de sector nu niet in actie komt, zowel op mitigatie als adaptatie. Denk daarbij aan duurzame en klimaatbestendige beleggingen, maar ook aan het verzekerbaar houden van risico’s, werken aan bewustwording en het stimuleren van preventiemaatregelen.

donderdag 4 juli 2019

Nederlandse bloemenkwekers in arme landen beloven verbetering milieu en mens

Ruim drie jaar na de uitzending van ZEMBLA over misstanden rond Nederlandse bloemenkwekers in derdewereldlanden, beloven bedrijven verbetering. Daarom hebben ze dinsdag een convenant ondertekend. Dit convenant bevat stappen rond betere arbeidsomstandigheden en minder belasting voor milieu. In de ZEMBLA uitzending ‘Hollandse handel, de rozen’ was te zien dat Nederlandse bedrijven in Ethiopië veel water gebruiken, terwijl gezinnen water tekort komen door droogte. Ook gebruikten en loosden ze veel gif dat niet alleen voor gevaarlijke werkomstandigheden zorgt, maar ook het milieu verontreinigt.

woensdag 3 juli 2019

Lagere fosfaatproductie en stikstofuitscheiding in 2018

De fosfaatproductie bedroeg in 2018 162,0 miljoen kilogram. Dat is 7 miljoen kilogram minder dan in 2017 en bijna 11 miljoen kilogram onder het fosfaatplafond van 172,9 miljoen kilogram. Ook de stikstofuitscheiding is gedaald en ligt met 503,5 miljoen kilogram onder het niveau van 2017 en net onder het stikstofplafond van 504,4 miljoen kilogram. Dit meldt het CBS op basis van definitieve cijfers.

In 2018 werd 7,0 miljoen kilogram minder fosfaat geproduceerd, een daling van 4 procent vergeleken met een jaar eerder. Voor het tweede achtereenvolgende jaar ligt de productie onder het fosfaatplafond dat de Europese Unie heeft vastgesteld.

De fosfaatproductie van de melkveesector bedroeg vorig jaar 78,7 miljoen kilogram, 8,0 miljoen kilogram minder dan in 2017. De fosfaatproductie in de melkveesector ligt daarmee 7 procent onder het fosfaatplafond voor deze sector (84,9 miljoen kilogram). De fosfaatproductie van vleesrundvee was 12,1 miljoen kilogram, 12 procent meer dan een jaar eerder.

Na de invoering van het fosfaatrechtenstelsel per 1 januari 2018 is de omvang van de melkveestapel gedaald. Tussen 1 januari en 31 december 2018 nam het aantal melkkoeien af met 60 duizend stuks, een daling van 4 procent. Het aantal kalveren, pinken en vaarzen daalde in die periode met ruim 150 duizend, een daling van 14 procent.

Het fosforgehalte van het mengvoer voor melkvee daalde licht van 4,2 gram per kilogram in 2017 tot 4,1 gram per kilogram in 2018. In enkele jaren is het fosforgehalte van het mengvoer met 10 procent gedaald. Deze ontwikkeling droeg bij aan de verlaging van de fosfaatproductie. Het fosforgehalte van gras en maïs, ander belangrijk voer voor melkvee, lag in 2018 onder het niveau van voorgaande jaren. Het stikstofgehalte van mengvoer daalde eveneens, van 30,1 gram per kilogram in 2017 tot 29,4 gram per kilogram in 2018, maar het stikstofgehalte van het geoogste ruwvoer nam toe. Het stikstofgehalte van kuilgras nam toe van 29,4 tot 30,5 gram per kilogram droge stof. Het stikstofgehalte van snijmaïs steeg van 11,0 naar 12,0 gram per kilogram droge stof.

De melkproductie per melkkoe is toegenomen van 8 675 kilogram in 2017 tot 8 850 kilogram in 2018. Hierdoor is ook het voerverbruik per melkkoe gestegen. Door het toegenomen voerverbruik en een afnemend areaal snijmaïs zit de laatste jaren naar verhouding meer gras en krachtvoer in het rantsoen van koeien. Gras en krachtvoer bevatten tot drie keer meer stikstof dan snijmaïs, waardoor de stikstofuitscheiding per koe is toegenomen. Daarnaast is ook het stikstofgehalte van gras de laatste jaren relatief hoog. Door de verkleining van de melkveestapel is de stikstofuitscheiding van de melkveesector toch afgenomen.

Nauwelijks verandering fosfaatproductie varkenssector
De fosfaatproductie en de stikstofuitscheiding van varkens lagen in 2018 vrijwel op hetzelfde niveau als in 2017. Het aantal vleesvarkens en zeugen daalde heel licht maar het effect van die daling werd tenietgedaan door een lichte toename van het fosforgehalte van het voer. De fosfaatproductie van de varkenssector kwam in 2018 uit op 37,7 miljoen kilogram en de stikstofuitscheiding op 96,8 miljoen kilogram. De fosfaatproductie en de stikstofuitscheiding in de varkenshouderij liggen sinds 2016 onder de productieplafonds van 39,7 miljoen kilogram fosfaat en 99,1 miljoen kilogram stikstof.

In 2018 daalde de fosfaatproductie van legpluimvee met 1 procent ten opzichte van een jaar eerder, tot 20,0 miljoen kilogram. In de vleespluimveesector daalde de fosfaatproductie met bijna 20 procent tot 5,8 miljoen kilogram. Deze dalingen hangen vooral samen met een verandering van de wijze waarop de pluimveestapel wordt geteld. In de Landbouwtelling van 2018 is de opgave door de boer vervangen door een telling op basis van het Identificatie- en Registratiesysteem voor pluimvee. Deze methodewijziging is vermoedelijk de oorzaak van de trendbreuk in het aantal vleeskuikens. In 2018 daalde het aantal vleeskuikens met 13 procent tot 41,8 miljoen dieren. De totale fosfaatproductie van pluimvee lag in 2018 6 procent onder het fosfaatplafond van 27,4 miljoen kilogram. Ook de stikstofuitscheiding van de pluimveesector lag in 2018 6 procent onder het productieplafond van 60,3 miljoen kilogram.
 De fosfaatproductie van schapen, geiten, paarden, pony’s, konijnen en pelsdieren nam toe met 1,1 miljoen kilogram tot 7,7 miljoen kilogram (2018), onder andere door toename van het aantal schapen en melkgeiten. Daarnaast viel de fosfaatproductie van paarden en pony’s hoger uit door nieuwe wetenschappelijke inzichten over de voeropname per dier.

dinsdag 2 juli 2019

Nauwelijks meer afval, beter gescheiden

Nederlandse gemeenten zamelden in 2018 8,5 miljard kilogram huishoudelijk afval in, 494 kilo per inwoner. Daarvan was 206 kilogram gemengd restafval en 288 kilogram gescheiden ingezameld afval. De inzameling van hout en textiel neemt sinds de afloop van de economische crisis toe. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Sinds het einde van de economische crisis is de hoeveelheid huishoudelijk afval met ongeveer 495 kilogram per inwoner jaarlijks nagenoeg gelijk gebleven. In die periode is er wel steeds meer afval gescheiden ingezameld. In 2018 zamelden de gemeenten 35 kilogram per inwoner meer gescheiden afval in dan in 2013. In die periode nam daardoor het gemengd ingezameld afval af met 36 kilogram per inwoner. Het percentage gescheiden ingezameld afval was 51 procent in 2013 en 58 procent in 2018.

Huishoudens hebben de afgelopen decennia steeds meer mogelijkheden gekregen om afval gescheiden in te leveren, via afvalcontainers of de milieustraat. Er zijn verschillen per gemeente. In de grote steden wordt minder vaak gft-afval gescheiden omdat kleinbehuisden geen ruimte hebben voor een gft-container. Plastic verpakkingen werden in het verleden apart ingezameld, maar veel gemeenten zijn er recent toe overgegaan om plastic verpakkingen samen met drankenkartons en blik in te zamelen. Daarnaast laten steeds meer gemeenten hun afval na inzameling scheiden waarbij bijvoorbeeld verpakkingen voor recycling beschikbaar komen. Het resultaat van dit nascheiden is niet in de cijfers begrepen. In dit artikel zijn daarom geen cijfers over plastic verpakkingen als afzonderlijke categorie opgenomen.

Huishoudelijk afval wordt onderverdeeld in gemengd afval dat bestemd is voor nascheiding en/of verbranding, fijn gescheiden afval als glas en papier, dat vaak via bakken wordt verzameld en grof afval dat veelal via de milieustraat wordt verzameld. Zowel de hoeveelheid gescheiden ingezamelde fijn als grof afval neemt de laatste jaren toe. Een uitzondering is papier. In 2010 werd per inwoner nog 64 kilogram papier en karton ingezameld, in 2018 was dat 50 kilogram. De reden hiervoor is de toename van digitale media en de afname van het gebruik van papieren kranten en post.

Tijdens de economische crisis nam de consumptie af en daarmee ook de hoeveelheid ingezameld afval. In 2008 werd 561 kilogram huishoudelijk afval per inwoner ingezameld, in 2014 was dat 498 kilogram. Deze hoeveelheid is na afloop van de crisis niet toegenomen, maar sinds 2014 iets afgenomen. Van enkele typen afval zijn we na de crisis wel meer gaan weggooien. Voor de economische crisis van 2008 werd 4,2 kilogram textiel per inwoner ingezameld. Aan het einde van de crisis in 2013 was dit 3,8 kilogram. In 2018 was de hoeveelheid weer 4,8 kilogram. Ook worden er sinds het einde van de crisis onder andere meer bruikbare huisraad en A- en B-houtafval ingezameld. 

maandag 1 juli 2019

'Verhogen boetes voor afvaldumpingen niet realistisch'

Het verhogen van boetes en extra controles om afvaldumpingen in Almere tegen te gaan is niet haalbaar. Dat zegt wethouder Jan Hoek. Hij reageert daarmee op een voorstel dat de VVD donderdagavond indiende tijdens de Politieke Markt en dat gesteund werd door een groot deel van de raad. Momenteel kampt de gemeente met ruim 600 afvaldumpingen per week bij de ondergrondse inzameldepots. VVD-raadslid Colette Holter pleit daarom voor een lik op stuk beleid door de boetes te verhogen van 165 euro naar 250.