vrijdag 29 november 2019

PFAS: vanaf vandaag meer ruimte voor bouwers en baggeraars

Meer ruimte voor bouwers en baggeraars, op een veilige manier voor onze gezondheid en het milieu. Met dat doel stelt minister Stientje van Veldhoven (Milieu en Wonen) vandaag een tijdelijke, landelijke achtergrondwaarde voor PFAS vast voor de land- en waterbodem. Zij doet dit op wetenschappelijk onderbouwd advies van het RIVM en Deltares. Van Veldhoven heeft afgesproken met opdrachtgevers, gemeenten, provincies en waterschappen de geboden ruimte zo snel mogelijk en maximaal te gebruiken. Voor grond en baggerbedrijven die in de knel zijn gekomen, wil het kabinet de mogelijkheden om aan krediet te komen verruimen. Ook wil Minister van Veldhoven bekijken wat in de aanpak van niet genormeerde- en zeer zorgwekkende stoffen beter kan en hoe de kraan voor dit soort stoffen kan worden dichtgedraaid.

Van Veldhoven: “We zetten hiermee een hele belangrijke stap waardoor veel grond- en bagger werkzaamheden weer door kunnen, terwijl we zorgen voor de bescherming van onze gezondheid en het milieu.”

Op verzoek van Van Veldhoven is de afgelopen maanden op veel plekken in Nederland gemeten hoeveel PFAS in de land- en waterbodem zit. Het RIVM adviseert op basis van metingen een achtergrondwaarde van 0,8 microgram PFAS per kilo grond voor de landbodem te hanteren, en 0,9 microgram per kilo voor de stof PFOS (een van de duizenden stoffen uit de PFAS-groep). Deltares heeft een soortgelijk onderzoek gedaan naar de achtergrondwaarde PFAS in de waterbodem. Deltares adviseert 0,8 microgram PFAS per kilo grond te hanteren, en 3,7 microgram voor PFOS. Dit betekent in de praktijk dat grond- en baggerbedrijven meer ruimte hebben om veilig grond te verzetten en te baggeren. Zij kunnen bijvoorbeeld weer bagger kwijt in sommige diepe plassen die in contact staan met rivieren. De achtergrondwaarden worden verwerkt in het tijdelijk handelingskader PFAS. Dat werd op verzoek van decentrale overheden in juli 2019 vastgesteld. De nieuwe achtergrondwaarden voor PFAS voor de land- en waterbodem gaat per direct in.

Van Veldhoven heeft met opdrachtgevers, gemeenten, provincies en waterschappen afgesproken de ruimere mogelijkheden zo snel mogelijk en maximaal te benutten. Van Veldhoven: “Elke dag telt. Ik heb zelf gezien hoeveel problemen grond- en baggerbedrijven kunnen hebben door PFAS. Niet alles is hiermee opgelost, maar dit is een grote stap. Het is nu vooral ook zaak dat de geboden ruimte benut wordt. De PFAS-problematiek is zeer complex. Er kon en kan al heel veel wel, maar het is in de praktijk soms ingewikkeld de mogelijkheden die er zijn te benutten. Daar blijven we met man en macht aan werken.”

Het kabinet wil daarnaast een vangnet voor gezonde bedrijven die door PFAS tijdelijk mensen en machines niet aan het werk hebben. De overheid kan nu al voor een deel garant staan voor bedrijven die een lening willen afsluiten, via de Borgstelling MKB-kredieten. Het kabinet wil het deel waarvoor de overheid garant kan staan verhogen. Dit gaat zo snel mogelijk in en betekent concreet dat midden- en kleinbedrijven (MKB) uit bijvoorbeeld het grondverzet en de baggersector, die geraakt zijn door de PFAS-problematiek, makkelijker aan krediet kunnen komen.

Om te voorkomen dat PFAS überhaupt in ons milieu komt, wil van Veldhoven een verbod op alle niet essentiële toepassingen van de gevaarlijke stoffen die tot de PFAS groep behoren. Dat is niet van de een op andere dag geregeld maar Nederland is hier samen met andere EU-lidstaten mee aan de slag. Een aantal PFAS is al aan regels gebonden. Zo is PFOS al vrijwel verdwenen en is GenX op de lijst van ‘zeer zorgwekkende stoffen’ (ZZS) geplaatst. Van Veldhoven wil daarnaast de aanpak voor niet genormeerde- en zeer zorgwekkende stoffen tegen het licht houden: “Ik vind dat we moeten kijken wat in de aanpak voor niet genormeerde- en zeer zorgwekkende stoffen anders moet om in de toekomst deze problemen te voorkomen. We hebben zo snel als mogelijk gezorgd voor oplossingen, maar in de praktijk kan dat voor sommige bedrijven te lang zijn. Ik ga daarom kijken wat aangepast moet worden zonder af te doen aan de veiligheid.”

Coldplay gaat niet op tournee om milieu te sparen

Fans van Coldplay kijken er al lang naar uit: het nieuwe album Everyday Life van de populaire Britse band. Maar, in tegenstelling tot wat de meeste artiesten doen, gaat Coldplay niet op tournee om het album te promoten. Leadzanger Chris Martin liet de BBC weten dat er gekeken wordt naar mogelijkheden voor een klimaatneutrale tournee. "We nemen de tijd om te zien hoe onze tour actief kan bijdragen en een positieve impact kan hebben".

45 procent jongeren vindt milieuvervuiling een probleem

Van maatschappelijke kwesties vonden jongeren milieuvervuiling met 45 procent het vaakst een groot of een heel groot probleem. Hoewel dit niet verschilt van het aandeel bij de 25-plussers, vinden jongeren milieuvervuiling wel wat vaker dan de 25-plussers een heel groot probleem; 11 tegenover 8 procent. De andere vier maatschappelijke kwesties werden door 14 tot 30 procent van de jongvolwassenen als een groot of een heel groot probleem beschouwd; 3 tot 5 procent vond deze zaken een heel groot probleem, zo blijkt uit onderzoek van CBS.

woensdag 27 november 2019

Stikstof: vergunningen weer mogelijk maar we zijn er nog niet

Onder bepaalde voorwaarden kunnen weer vergunningen worden toegekend voor (woning-)bouwprojecten in Zuid-Holland. Met dat bericht kwam gedeputeerde Jeannette Baljeu tijdens de informatiebijeenkomst over stikstof die de provincie en de VNG afdeling Zuid-Holland voor gemeentebestuurders hadden georganiseerd op 15 november.

De gedeputeerde liet er geen misverstand over bestaan dat er nog een enorme maatschappelijke opgave ligt. De oplossingsrichting? Een gebiedsgerichte aanpak waaraan alle economische sectoren bijdragen en waarin we met elkaar tegenstellingen overbruggen.

“Mede dankzij de maatregelen die het Rijk onlangs heeft genomen om de uitstoot van stikstof te beperken is er weer beperkte ontwikkelruimte. Onze economie zit niet ‘op slot’, ook doordat we zelf in Zuid-Holland een aantal stappen hebben gezet. Ik roep gemeentebesturen op om de ruimte die er is goed te benutten zodat bijvoorbeeld woningbouwprojecten weer mogelijk worden. Toch wil ik heel duidelijk zijn: er is nog veel werk aan de winkel voordat er echt weer structureel ruimte is voor zowel economie als natuur”, aldus gedeputeerde Baljeu. Voorzitter Guus Elkhuizen van de VNG-werkgroep over stikstof in Zuid-Holland ging nog een stap verder: “We hebben hier te maken met een enorm maatschappelijk probleem. Wij moeten allemaal in actie komen en we komen alleen tot oplossing als we over onze eigen grenzen heen durven stappen.”

De provincies hebben gezamenlijk een zogenoemde beleidsregel vastgesteld, waarin voorwaarden staan beschreven waaronder ruimtelijke en economische projecten doorgang kunnen vinden, ook als ze leiden tot (beperkte) extra depositie van stikstof. Deze wordt momenteel nog besproken met het kabinet. Dankzij een aantal landelijke maatregelen om de stikstofuitstoot te beperken kunnen bijvoorbeeld weer vergunningen verleend worden voor woningbouwprojecten die niet of nauwelijks leiden tot extra stikstofuitstoot. In andere gevallen kan ontwikkelruimte gecreëerd worden voor een project door elders de uitstoot van stikstof te beperken.

Voor de middellange termijn werkt de provincie nu met verschillende partners aan een gebiedsgerichte aanpak. Per stikstofgevoelig Natura 2000 gebied bekijken we de mogelijkheden voor het terugbrengen van de stikstofdepositie. In Zuid-Holland gaat het om 13 van de in totaal 21 Natura-2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. We kijken in en rond deze gebieden ook naar kansen om slimme combinaties te maken met andere opgaven. Denk aan bodemdaling, het klimaatakkoord en het programma Duurzame Veehouderij. Op dit moment werken we aan gebiedsanalyses. Daadwerkelijke maatregelen en daarmee resultaten zijn pas over langere tijd te verwachten. Tot die tijd moeten we dus ook andere maatregelen blijven nemen om nieuwe economische ontwikkelingen in de provincie mogelijk te maken.

dinsdag 26 november 2019

Groen Links: Ban op vervuilend plastic in vuurwerk

GroenLinks roept de Tweede Kamer op om vuurwerksoorten die bijdragen aan plastic zwerfafval in de ban te doen. De zogenaamde ‘knetterbal’ is een voorbeeld van vuurwerk dat zorgt voor plastic afval. Het mag het hele jaar door verkocht worden aan mensen van 12 jaar of ouder.

GroenLinks Kamerlid Suzanne Kröger: ‘Ongelofelijk veel mensen storen zich aan de grote hoeveelheid plastic die overal rondzwerft. Terecht, want het is slecht voor mens en natuur. Dit soort vuurwerk kan echt niet meer in deze tijd.’

In Europa worden maatregelen voorbereid om de plastic vervuiling door wegwerproducten te verminderen. Het gaat dan om producten als het plastic wattenstaafje of plastic bestek. GroenLinks wil dat ook Nederland bijdraagt aan een snelle vermindering van plastic afval.

Zwerfafvalrapers hebben op initiatief van de Zwerfinator dit jaar al meer dan 19.000 stuks plastic-scherven en plastic-restanten van dit type knalvuurwerk vastgelegd op straat en in de natuur. Omdat de knetterbal het hele jaar verkrijgbaar is, worden de resten ook het hele jaar door gevonden. Samen met de Plastic Soup Surfer zijn zij de campagne Operatie Knetterbal gestart, om aandacht te vragen voor deze vorm van vervuiling.

Realistische PFAS-norm voor Noord-Holland

In de provincie Noord-Holland is de norm voor PFAS aanzienlijk verruimd. Grond die voldoet aan de ondergrens mag vrij verplaatst worden. De provincie biedt hiermee duidelijkheid en meer ruimte voor grondprojecten, zonder extra risico’s voor mens en milieu.

De provincie heeft op 100 plekken in Noord-Holland vastgesteld hoeveel PFAS in de grond zit. Daaruit blijkt dat overal in Noord-Holland tot 1,5 µg/kg PFAS in de grond zit. Grond tot die waarde mag binnen de provincie Noord-Holland gewoon verplaatst worden.

De provincie stelt ook een bovengrens vast voor PFAS. Wanneer meer PFAS wordt aangetroffen in de grond moet onderzoek gedaan worden naar saneringsmaatregelen. Deze bovengrens is verhoogd in vergelijking tot de grens die de provincie in 2017 heeft vastgesteld.

De provincie doet een oproep aan gemeenten om op basis van de achtergrondwaarden hun bodemkwaliteitskaarten vast te stellen. De provincie overlegt met Noord-Hollandse gemeenten en het Noord-Hollandse bedrijfsleven om te inventariseren waar knelpunten zitten en wat er nodig is om deze op te lossen. Zodat overal in Noord-Holland de bouwprojecten weer van start kunnen.

PFAS is een verzamelnaam voor poly- en perfluoralkylstoffen. Voorbeelden van PFAS zijn GenX, PFOA en PFOS. In de provincie Noord-Holland komt GenX niet voor. Om een realistische norm te kunnen bepalen is achtergrondwaardenonderzoek nodig. De achtergrondwaarde geeft aan welke concentraties PFAS op relatief schone plekken aanwezig is. De achtergrondwaarde van PFAS in Noord-Holland is bepaald op 1,5 microgram PFAS per kilogram.

maandag 25 november 2019

Milieuclubs willen opnieuw verbouwing circuit Zandvoort laten stilleggen

De verbouwing van racecircuit Zandvoort moet onmiddellijk worden stilgelegd, eisen twee milieuverenigingen. De vergunning voor het verplaatsen van grond is veel te snel verleend, zonder goed onderzoek te doen. Heel opvallend, vindt Karel van Broekhoven, voorzitter van Stichting Rust aan de Kust. "Als je in zo'n verdacht gebied gaat graven, doe je wel eerst onderzoek." Samen met stichting Duinbehoud stelt hij de gemeente Zandvoort een ultimatum: de werkzaamheden moeten worden stilgelegd.

donderdag 21 november 2019

Straling rond Nederlandse nucleaire instellingen voldoet aan de norm

De concentraties van radioactieve stoffen in de lucht en in het afvalwater van nucleaire instellingen in Nederland lagen in 2017 onder het toegestane maximum. Dit blijkt uit controlemetingen van het RIVM.

Radioactiviteit kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid als iemand aan heel veel straling wordt blootgesteld. In Nederland worden mensen jaarlijks gemiddeld aan 2,6 mSv millisievert blootgesteld en dat is laag in vergelijking met andere Europese landen.

De blootstelling in Nederland bestaat vooral uit straling door medische handelingen en straling uit de natuur, voornamelijk radon en thoron. De bijdrage van de lozingen van de nucleaire installaties aan de totale dosis voor de Nederlandse bevolking is zeer gering; het gaat om veel minder dan een procent van de totale straling die van nature al aanwezig is in ons milieu.

woensdag 20 november 2019

Klimaatverandering brengt ongewenste kever dichter bij Nederlandse honingbij

Als het klimaat zich volgens de bekende scenario’s blijft ontwikkelen, is de kans groot dat onze honingbij er de komende jaren een vijand bij krijgt. De toekomstige stijgende temperaturen zijn namelijk ideaal voor de kleine bijenkastkever, een invasieve soort die in korte tijd een bijenvolk kan uitroeien.

Dit blijkt uit een recent onderzoek van een internationaal onderzoeksteam onder leiding van Bram Cornelissen (Wageningen University & Research). De wetenschappers onderzochten het risico van een invasie van de kleine bijenkastkever aan de hand van verschillende klimaatscenario’s tussen nu en 2080. Het onderzoek is onlangs gepubliceerd in Global Change Biology.

De kleine bijenkastkever komt van nature alleen voor in sub-Sahara-Afrika, maar heeft zich de laatste 30 jaar over bijna de hele wereld weten te vestigen. Dit komt onder meer door de internationale handel in was, honing en in bijenvolken. In 2014 is de kever in Italië aangetroffen waar het een populatie wist te vestigen. Het effect van de kever op bijenvolken is desastreus. De kevers planten zich snel voort waarbij de larven een bijenvolk binnen twee weken volledig kunnen verwoesten.

Bram Cornelissen werkte mee aan het onderzoek naar de opkomst van de kever: ‘Invasieve soorten duiken geregeld op in ons land en richten daarbij grote schade aan onze natuur en landbouw aan. Door de klimaatverandering zou het probleem nog wel eens veel groter kunnen worden dan het nu is. De komst van de kleine bijenkastkever zou een nieuwe uitdaging zijn voor de bijenstand in Nederland.  Dit is zorgelijk. Als we nu geen maatregelen nemen om de introductie van deze keversoort te voorkomen, betekent dit dat we op termijn de rekening betalen. Zo zou het een enorme investering voor de bijenhouders zijn om hun werkwijzen aan te passen aan de komst van de kever.’

Aan de hand van een model op basis van bestaande data en satellietgegevens, kwamen de onderzoekers erachter onder welke bodemtemperatuur en -vochtigheid de kevers zich het meest comfortabel voelen.

Cornelissen: ‘De kleine bijenkastkever verpopt in de grond. Waar ze binnen bij het bijenvolk bescherming hebben tegen klimaat- en weersomstandigheden, hebben ze dat tijdens het verpoppen niet. We hebben daarom onderzocht wat voor effect bodemtemperatuur en -vochtigheid heeft op de overleving en duur van de verpopping. Dit hebben we gedaan door het analyseren en combineren van eerder gepubliceerde data en eigen experimentele data.’

Uit het onderzoek komt naar voren dat naarmate grote delen van het noordelijk halfrond opwarmen, dus ook Nederland, in de toekomst geschikt zijn voor verpopping en dus vestiging van de kleine bijenkastkever. Daar komt bij dat met een toenemende bodemtemperatuur dat de kever mogelijk meer generaties per jaar kan voortbrengen, wat de impact vergroot. Mocht de kever echter op dit moment naar ons land komen, is het echter nog maar de vraag of het lukt om zich hier te vestigen en te overleven.

dinsdag 19 november 2019

NOGEPA ziet cijfers bevestigd in methaanonderzoek TNO

De Nederlandse olie- en gasindustrie wil in twee jaar tijd de methaanuitstoot op zee halveren en daarvoor zijn betrouwbare cijfers nodig. TNO heeft een uitgebreide expertise waar het gaat om mobiele emissiemetingen op land. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft NOGEPA gevraagd om ook op de Noordzee deze metingen uit te laten voeren. Ook milieuorganisatie Environmental Defense Fund (EDF) was betrokken bij de voorbereidingen. Dit soort nauwkeurige broeikasgas metingen vanaf een schip op zee is een logistieke uitdaging en uniek in de uitvoering. Uit metingen van TNO blijkt dat de methaanwaarden overeen komen met de door de industrie gedeelde cijfers. Jo Peters, secretaris generaal NOGEPA: “Onze industrie voelt zich gesterkt met deze uitkomst. Goed dat de metingen van TNO bevestigen dat de rapportage van methaanemissies door de olie- en gassector een betrouwbaar beeld opleveren van onze uitstoot. Nu is het voor ons zaak de emissies van onze activiteiten verder te reduceren.”

TNO verrichte hierbij voor het eerst offshore metingen bij de gasplatforms in de Noordzee. Belangrijk methodologisch verschil is de manier waarop gassen en deeltjes uit een bron, zoals een gasplatform, de lucht in gaan en zich daarbij anders met de wind verspreiden dan boven land. Dit maakt deze meetcampagne uniek in zijn soort. Een vergelijkbaar onderzoek is voor het laatst meer dan 30 jaar geleden in de Verenigde Staten gedaan. In totaal zijn er metingen verricht bij vijftig platforms in de Nederlandse wateren. Een beperking is dat elke meting een momentopname is van de emissie van een platform. TNO-onderzoeker Ilona Velzeboer: “Hoewel individuele emissies zowel hoger als lager afwijken van de door de operator gegeven getallen, komen de totale cijfers met elkaar overeen. Daarmee valt te concluderen dat de sector zijn cijfers op orde heeft.”

Gevalideerde cijfers zijn belangrijk voor de sector. In augustus tekende de olie- en gasindustrie samen met minister Wiebes (EZK) een convenant om de uitstoot van methaan – een belangrijk broeikasgas – op de Noordzee in twee jaar tijd te halveren. Hiertoe nemen de olie- en gasmaatschappijen tot het eind van 2020 tal van maatregelen die ingrijpen in het proces van gaswinning. Op dit moment wordt een deel van het geproduceerde aardgas nog direct ingezet voor de energievoorziening op de offshore platforms. Het overschakelen op duurzame stroom leidt tot een grote reductie van de uitstoot van CO2 en is bovendien een effectieve optie om de methaanemissies nog verder terug te dringen. In het convenant spreken beide partijen af samen verder te onderzoeken wat de randvoorwaarden zijn om elektrificatie van offshore installaties mogelijk te maken en op welke wijze na 2020 verdere emissiereductie mogelijk is.
Lees hier het rapport van TNO: https://repository.tudelft.nl/view/tno/uuid:a9c705b9-ec88-4316-827f-f9d7ffbd05c2

maandag 18 november 2019

UvA gaat stikstofdepositie meten

Wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam gaan in opdracht van Mesdag Zuivelfonds stikstofdepositie rond melkveehouderijen en in de natuur meten. Hierbij worden methoden ingezet die daadwerkelijk de stikstofdepositie meten en die aanvullend zijn op de bestaande methoden die in de huidige meetnetten worden gebruikt. De UvA is hiervoor gevraagd naar aanleiding van de vragen vanuit boerenorganisaties rond de ruimtelijke allocatie van verschillende stikstofbronnen (landbouw, verkeer, luchtvaart) in de gehanteerde modellen voor stikstofdepositie.

Onderzoekers dr. Albert Tietema, dr. ir. Emiel van Loon en prof. dr. Roland Bol, van het Instituut voor Bio­diversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de UvA, richten zich in eerste instantie op het meten van de verspreiding van de depositie rond twee melkveehouderijen. In de buurt van beide bedrijven is een natuurterrein (heide of bos) aanwezig. Het onderzoek is er op gericht om het versprei­dings­patroon van de stikstof depositie rond de bron vast te stellen. De verwachting is dat de meeste stikstofdepositie noordoostelijk van de bron terechtkomt als gevolg van de overheersende windrichting in Nederland. Maar hoever reikt de invloed van het bedrijf? Is het een kwestie van kilometers en worden kwetsbare natuurgebieden beïnvloed? Of gaat het om een paar honderd meter, waardoor de meeste stikstof op het boerenerf terechtkomt?

In het onderzoek zal worden gewerkt met verschillende meetmethoden, waar­onder bio-monitoren. Dat zijn potten met planten op een bodem waar stikstof de limiterende factor voor groei is. Die planten zullen reageren op de hoeveelheid stikstofdepositie: ze zullen harder groeien en de stikstofconcentratie zal toenemen. Daarnaast maken de onderzoekers gebruik van het feit dat er twee verschillende vormen (isotopen) van stikstof bestaan en dat elke bron (landbouw of verkeer) een andere verhouding van deze twee vormen heeft. Als één bron overheerst in de depositie, zullen de planten in de bio-monitor ook de verhouding in stikstof van deze bron aannemen, want de stikstof komt van deze bron. Dit zijn kleine verschillen, maar goed te meten.

Het onderzoek zal drie jaar duren. Er is inhoudelijk contact met het RIVM over dit onderzoek. ‘Transparantie en samenwerking zijn essentieel om tot goede resultaten te komen’, aldus onderzoeksleider Albert Tietema.

Nu te weinig tijd voor invoering van alternatieve CO2-plan afvalsector

Het is het kabinet helaas niet gelukt om nu het alternatieve plan van de Vereniging Afvalbedrijven (VA) voor CO2-reductie opgenomen te krijgen in het belastingplan 2020. Het plan van de sector garandeert een CO2-reductie van meer dan 0,2 Mton. De tijd bleek voor het kabinet te kort om het plan en financiële dekking nog voor de stemmingen in de Tweede Kamer grondig te kunnen beoordelen.

Het pakket van de VA omvat diverse CO2-reductiemaatregelen die volgend jaar in werking kunnen treden. Hiermee wordt in 2020 meer CO2-uitstoot in Nederland verminderd dan door de voorgenomen importheffing van buitenlands afval in het Belastingplan. Bovendien blijven in het alternatieve plan grote bedrijfseconomische gevolgen voor de afval- en recyclingsector uit.

De betrokken departementen hebben het VA-alternatief constructief bekeken. De tijd om dit mee te nemen in het Belastingplan 2020, waarover gisteren de plenaire behandeling in de Tweede Kamer was en vandaag werd gestemd, bleek te kort. Later dit najaar behandelt de Eerste Kamer de voorstellen van het kabinet. De VA wil de tussenliggende periode gebruiken om samen met het kabinet het alternatieve voorstel verder uit te werken.

vrijdag 15 november 2019

Plastic nanodeeltjes maken zebravislarven hyperactief

Foto Azul
Nanoplastics beïnvloeden het gedrag van zebravislarven, blijkt uit onderzoek van Instituut Biologie Leiden (IBL) en het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML). De onderzoekers zagen dat een bepaald type nanodeeltjes leidt tot stressreacties in de suikerhuishouding, met als gevolg hyperactiviteit in de vislarven. Het onderzoek is op 18 oktober gepubliceerd in Nature Communications Biology.

De onderzoekers bekeken nauwkeurig wat er gebeurde met plastic nanodeeltjes in zebravislarven. Nanodeeltjes zijn een klasse kleiner dan microdeeltjes en het was al bekend dat ze zich anders gedragen, maar hoe precies is in veel gevallen nog onduidelijk. Het team ontdekte dat de nanodeeltjes na opname voor een hele keten van reacties zorgen.

Zo zagen ze dat de plastic-ophoping eerst voor een daling zorgt van het glucosegehalte in de larven. Hierop volgt een hongersignaal naar de hersenen, waarna het cortisolniveau stijgt. Tegelijkertijd wordt ook extra glucose aangemaakt, waardoor de bloedsuikerspiegel stijgt.

Al deze veranderingen hebben uiteindelijk een gedragsverandering tot gevolg. Zo blijkt dat de larven bij een standaard gedragstest tot wel 50 procent meer activiteit vertonen ten opzichte van larven zonder nanoplastic. ‘De nanoplastics hebben invloed op allerlei verschillende biologische functies, niet alleen op gedrag. Nanoplastic kunnen dus op elk niveau in het lichaam effect hebben,’ aldus bioloog Christian Tudorache, die meeschreef aan de publicatie. 

Omdat de zebravis net als de mens tot de gewervelden behoort, geldt de zebravis als een effectief model. Eerdere studies onderzochten al de invloed van nanoplastics op gewervelden, maar dit onderzoek is de eerste studie die aantoont wat de verschillende stappen zijn. Een recente publicatie van Leidse onderzoekers Fazel Monikh en Martina Vijver kan voor een nog nauwkeurig beeld zorgen. Ze ontwikkelden een nieuwe techniek om ophopingen van plastic deeltjes in weefsels te meten. Hiermee kunnen de onderzoekers bepalen of de nanodeeltjes op één plek ophopen in de zebravislarve, of zich verder verspreiden.

Het onderzoek toont dus de effecten op zebravislarven aan, moeten mensen zich nu zorgen gaan maken? ‘Daar kunnen we nog niet veel over zeggen. Maar het valt te onderbouwen dat een soortgelijk effect ook bij de mens voorkomt, omdat we weten dat plastic nanodeeltjes in elk weefsel van ons lichaam zitten,’ zegt Tudorache.   

donderdag 14 november 2019

Ondernemers zeer kritisch over PFAS-beleid kabinet

Ondernemers zijn onder voorwaarden positief over het stikstofbeleid van het kabinet. Wel hebben zij nog heel veel vragen. Hoe snel gaan de maatregelen zorgen dat de vergunningverlening in het land weer op gang komt? En komt de zandwinning weer op gang? Dat is allemaal nog volstrekt onduidelijk. Ronduit negatief zijn de ondernemers over het PFAS-beleid dat het kabinet bekend heeft gemaakt. ‘Dit biedt geen soelaas op de korte termijn voor grondverzet en baggeraars. Er gebeurt feitelijk niks tot 1 december en wat daarna gebeurt, is ook nog onduidelijk. Terwijl steeds meer werk stilvalt door de nieuwe regels die gelden sinds 1 oktober,’ aldus VNO-NCW en MKB-Nederland. De organisaties gaan met een aantal branches daarom een schadeclaim voorbereiden. 

‘Het kabinet doet zijn best. Dat zien we ten aanzien van stikstof, maar de grote hamvraag daar is of alles snel genoeg gaat voor de bouw en infrasector en alle toeleverende sectoren. Daar hebben we twijfels over. Rond PFAS is het een janboel,‘ aldus Hans de Boer van VNO-NCW.

De Boer is blij met de drempelwaarde voor stikstof die er komt en waar VNO-NCW en MKB-Nederland steeds voor hebben gepleit. ‘Wel is de vraag hoe lang we moeten wachten voordat het werkelijk zo ver is, want het moet eerst nog door de Eerste en Tweede Kamer.’

Jacco Vonhof, voorzitter MKB-Nederland: ‘In onze achterban is veel boosheid over met name PFAS. Het is gewoon een ijskoude sanering die gaande is in bijvoorbeeld het grondverzet, en dan krijg je nu weer te horen dat het allemaal niet sneller kan, terwijl dat wel kan. Dit is ondernemers niet uit te leggen. Daarom gaan we met de branches die het treft een schadeclaim voorbereiden. Het is gewoon nadeelcompensatie.’

woensdag 13 november 2019

Kabinet neemt maatregelen voor natuur, bouw en infrastructuur

Met een pakket maatregelen zet het kabinet vandaag nieuwe stappen om de stikstof- en PFAS-problematiek op te lossen en de natuur te herstellen. Het versneld herstellen en versterken van de natuur is een voorwaarde om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Door de maximumsnelheid op autosnelwegen overdag te verlagen naar 100 km/u, de ammoniakuitstoot via veevoer te verlagen en de bestaande uitbreiding van de warme saneringsregeling voor de varkenshouderij, daalt op korte termijn de neerslag van stikstof in de natuur. Nu en bij volgende maatregelen is het uitgangspunt dat 30 procent van deze verminderde stikstofneerslag ten goede komt voor de versterking van de natuur, 70 procent kan naar nieuwe ontwikkelingen. Het versneld herstellen en versterken van de natuur is een voorwaarde om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken.

Dit pakket maatregelen biedt ruimte om de vergunningverlening voor de bouw van circa 75.000 woningen volgend jaar mogelijk te maken en gaat ook naar infrastructurele projecten. Met het oplossen van deze problematiek voor de woningbouw, waar de nood en de maatschappelijke impact het hoogst is, zet het kabinet na eerdere maatregelen om de toestemmingsverlening op gang te brengen een volgende, grote stap in het oplossen van de complexe stikstofproblematiek. Ook voor PFAS, de verzamelnaam voor (chemische) stoffen die door de mens zijn gemaakt, van nature niet in  ons milieu voorkomen en schadelijk kunnen zijn voor onze gezondheid, komt het kabinet met een aanvullend pakket aan oplossingen.

Onderdeel van het vandaag gepresenteerde pakket is een noodwet die ervoor zorgt dat grote projecten op het gebied van kustbescherming, water- en wegenveiligheid door kunnen gaan terwijl gewerkt wordt aan compensatie voor de neerslag van stikstof. Voor maatregelen die de natuur verbeteren en maatregelen die nodig zijn om de effecten van deze activiteiten te compenseren, wordt een bedrag van 250 miljoen euro gereserveerd. Dit bedrag is onderdeel van de 500 miljoen euro die wordt gereserveerd bij de najaarsnota voor stikstofmaatregelen.

Het kabinet werkt samen met de provincies en maatschappelijke partners om tot stikstofoplossingen te komen voor andere sectoren door meer (bron)maatregelen te nemen. In december komt het Rijk met een nieuw pakket, met als ambitie het mogelijk maken van een generieke drempelwaarde. Ook werkt het kabinet met prioriteit aan een collectieve regeling voor het legaliseren van activiteiten die onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS) alleen een melding hoefden te doen en geen vergunning aan hoefden te vragen.

Een zo snel mogelijke verlaging van de maximumsnelheid overdag op alle autosnelwegen in Nederland naar 100 km/u is één van de maatregelen om de neerslag van stikstof te verminderen en zo nieuwe initiatieven mogelijk te maken. Een deel van deze ruimte gaat naar zeven grote infrastructuur (MIRT)-projecten. Het gaat daarbij om de volgende zeven projecten: A27/A12 Ring Utrecht, A1/A28 knooppunt Hoevelaken, A6 Almere-Lelystad, A4 Haaglanden, A27 Houten-Hooipolder, Innova 58 Tilburg-Eindhoven en Innova 58 Annabosch–Galder. Voor wegen waar nu een maximumsnelheid van 120 of 130 km/u geldt, blijft deze gelden in de avond en nacht (19.00-6.00 uur).

Het kabinet wil de stikstofuitstoot via voer in de veehouderij verminderen door de hoeveelheid eiwit te verlagen. In veevoer zit stikstof in de vorm van eiwit dat dieren gebruiken voor de productie van vlees, melk en eieren. Als het voer meer eiwit bevat dan het dier nodig heeft leidt deze overmaat tot extra uitscheiding van niet benut stikstof via de mest en de urine. Door de hoeveel eiwit te verminderen in het voer kan de stikstofuitscheiding worden verlaagd en daarmee de uitstoot van stikstof naar het milieu, onder andere in de vorm van ammoniak. Ideeën van de sector worden hierbij betrokken en het kabinet wil ervoor zorgen dat de plannen aantrekkelijk zijn voor boeren om mee aan de slag te gaan. Een voorwaarde is dat een aanpassing van het veevoer veilig en goed is voor zowel mens als dier.

De uitbreiding van de bestaande warme saneringsregeling varkenshouderij, waar in het kader van de Urgenda-maatregelen 60 miljoen euro extra is vrijgemaakt bovenop de oorspronkelijke 120 miljoen euro, moet eveneens zorgen voor een daling van stikstofneerslag in de natuur.

Het Rijk zet samen met de provincies in op een robuust en realistisch natuurbeleid. Maar ook wordt gekeken naar de status van met name enkele kleine natuurgebieden. Zo kan het zijn dat deze gebieden ook na herstelmaatregelen kwalitatief ‘zwak’ blijven. Het kabinet gaat hierover met de Europese Commissie in gesprek. Ook beziet het kabinet de mogelijkheden voor het samenvoegen en herindelen van natuurgebieden.

Ook voor PFAS wordt hard gewerkt om de vertraagde projecten los te trekken. Naast de aangekondigde achtergrondwaarde voor de landbodem, komt er ook voor de waterbodem een soortgelijke landelijke achtergrondwaarde. Dit wordt door Rijkswaterstaat in samenwerking met het RIVM en het kennisinstituut Deltares voor 1 december in kaart gebracht. Dit geeft baggerprojecten meer ruimte daar waar nu door het ontbreken van zo’n achtergrondwaarde de 0,1 grens geldt.
De rijksbaggerdepots worden opengesteld voor de meest vervuilde baggerspecie die ook PFAS bevat. Deze baggerdepots zijn de meest veilige locatie om deze vervuilde bagger op te slaan. Dit geeft op korte termijn een oplossing voor grote baggerprojecten, onder andere nabij IJmuiden, het Maas/Waal kanaal en de Nieuwe Waterweg.

Daarnaast krijgen gemeenten de mogelijkheid om via een versnelde procedure hun bodemkwaliteitskaarten te updaten. De Minister voor Milieu en Wonen stuurt de benodigde spoedwetgeving hiervoor vandaag naar de Eerste en Tweede Kamer. Doel is dat de nieuwe procedure rond 1 december gebruikt kan worden. De vliegende brigade, een team van bodemexperts, is deze week van start om gemeenten en provincies bij de voorbereidingen hiervoor te helpen.

Naast deze nieuwe maatregelen is het kabinet continu aan het verhelderen wat allemaal al kan, onder andere op informatiemarkten en werkconferenties. Ook de Bodemhelpdesk is volop gemeenten, provincies en bedrijven aan het helpen om aan te geven per project wat de mogelijkheden zijn. Zo biedt tijdelijke opslag uitkomst en accepteren diverse grondbanken grond zonder PFAS-meting. Daardoor kunnen aannemers grond kwijt. Ook is in steeds meer gemeenten al meer ruimte door op basis van metingen een lokale achtergrondwaarde vast te stellen.

Tenslotte werkt het kabinet aan bronbeleid. Om in de toekomst te voorkomen dat PFAS nog verder in ons milieu terechtkomt, zet het kabinet zich in om in Europa alle 6000 stoffen uit de PFAS-groep te verbieden. PFAS kan dan alleen nog onder zeer strenge restricties in producten gebruikt worden. Hiervoor zijn Europese afspraken nodig.

Er is meer kennis om ecotoxicologische risico’s te tackelen

Arjan Wijdeveld is geochemicus en afdelingshoofd experimentele faciliteiten bij Deltares. Onlangs promoveerde hij. Het proefschrift van Wijdeveld presenteert 25 jaar werken met verontreinigingen in water en sediment vanuit een toegepast onderzoeksperspectief. Dat wetenschap en wetgeving niet altijd synchroon lopen valt hem daarbij het meest op. Wijdeveld hoopt dat de verrijking van deze kennis en het ontwikkelen van de juiste modellen, beleidsmakers helpt om sneller en beter te kunnen beslissen over ecotoxicologische risico’s.

De wetgeving over kwaliteitsnormen voor water en sediment om het milieu te beschermen tegen onaanvaardbare ecotoxicologische risico’s zal, om synchroon te lopen met de wetenschappelijke vooruitgang, regelmatig moeten worden aangepast. Dit gebeurt nu niet op tijd of helemaal niet. Wijdeveld laat in zijn proefschrift zien hoe wetenschappelijke inzichten en wetgeving zich de afgelopen 25 jaar hebben ontwikkeld. Soms liepen wetenschappelijke ontwikkeling en wetgeving parallel, soms was er sprake van andere aandachtsgebieden of prioriteiten. Hoe we in Nederland bodem- en waterkwaliteit beoordelen wordt ook bepaald door andere factoren. Zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, waarin de ecologische en chemische status even belangrijk zijn. Of veiligheidsmaatregelen tegen overstromingen zoals in het Ruimte voor de Rivier project. Daar is grootschalig hergebruik van sediment en bodems uit de uiterwaarden ingezet omdat het noodzakelijk was. Tenslotte wordt het streven naar circulariteit maatschappelijk steeds relevanter.

Wijdeveld heeft in zijn onderzoek de match en mismatch tussen wetenschappelijke vooruitgang en de implementatie in Nederland en de overige Europese landen onderzocht. Verbeterde modellen worden toegepast voor de ecotoxicologische risicobeoordelingen van water en sediment. Om beleidsmakers en waterbeheerders te helpen deze verbeterde modellen op een relatief eenvoudige manier te gebruiken presenteert hij de tools die ze hierbij kunnen gebruiken. Als voorbeelden beschrijft hij de Nederlandse projecten Ketelmeer, Westerschelde en natuurgebied Wormer en Jisperveld. In het Wormer en Jisperveld wordt bodemdaling gecompenseerd met sediment. Wijdeveld toont in zijn onderzoek aan hoe resultaten uit het verleden met de nieuwe kennis locatie specifieker kunnen worden.

Wijdeveld: ‘We kunnen water- en bodemkwaliteit echt niet meer los beoordelen van de locatie. Stoffen die in het ene gebied voor problemen zorgen, zijn in een ander gebied weer minder schadelijk. Dat komt door de lokale condities die steeds weer andere stoffen en dus andere reacties kennen. Dit proces van interactie tussen stoffen noemen we speciatie en is te meten en numeriek te modelleren. Vooral met de Omgevingswet van 2020 in aantocht is die nuance een belangrijk gegeven. Overigens vragen die modellen natuurlijk om de juiste input; beschikbare integrale datasets die transparant worden beheerd.’

dinsdag 12 november 2019

'Oude auto's veroorzaken een derde van stikstofuitstoot in verkeer'

Meer dan een derde van de uitstoot van stikstofoxides in het autoverkeer komt van auto's van vijftien jaar en ouder. Vooral oude dieselwagens zijn vervuilend. Het AD vroeg vervoerdeskundige Jan Anne Annema van de TU Delft te berekenen hoe groot de uitstoot is van zulke auto's. Wagens van het bouwjaar 2004 of ouder maken 17 procent uit van het wagenpark, maar zijn verantwoordelijk voor 35 procent van de stikstofuitstoot en 50 procent van het fijnstof. In het onderzoek zijn zowel benzine- als dieselmotoren meegenomen. Vergeleken met de modernste dieselmotor stoot een diesel uit 1999 zes keer meer stikstofoxide uit. Bij bestelbusjes veroorzaken de oudere modellen 20 procent van de stikstofuitstoot en 50 procent van het fijnstof.

maandag 11 november 2019

De Beste Stuurlui 'Wij beschadigen het milieu met onze milieumaatregelen'

Volgens de VVD kan de maximumsnelheid wel terug, vanwege de stikstofcrisis. De Stuurlui vinden dit nogal verrassend, vanuit de huidige 'gezond-verstand-coalitie'. Rutte blijft maar naar links bewegen, wieso? What's next? Autoloze zondag? Paard en wagen? “En dat alles vanwege een rekensommetje dat in Brussel wordt gemaakt”, aldus De Beste Stuurlui.

vrijdag 8 november 2019

Palmolie industrie werkt samen aan radarsysteem voor detecteren van ontbossing

Tien grote producenten en afnemers van palmolie werken samen aan de ontwikkeling van een nieuw monitoringsysteem voor ontbossing op basis van radarbeelden: Radar Meldingen voor Detectie Ontbossing (RADD). Met real-time data en een grote nauwkeurigheid maakt dit systeem het veel makkelijker voor bedrijven en andere stakeholders om ontbossing te detecteren. Het RADD-systeem wordt ontwikkeld door Wageningen University & Research (WUR) en Satelligence.

Met het nieuwe systeem kunnen ’s wereld grootste producenten en afnemers van palmolie – waaronder Bunge, Cargill, Golden Agri-Resources (GAR), Mondelēz International, Musim Mas, Nestlé, Pepsico, Sime Darby Plantation, Unilever en Wilmar – sneller actie ondernemen op de grond en duurzaamheid in de handelsketen verbeteren. Het systeem is in eerste instantie in ontwikkeling voor Indonesië en Maleisië. De eerste resultaten laten zien dat ontbossing enkele weken eerder gesignaleerd wordt dan via de gewone, optische, satellietbeelden. RADD is hier een uitbreiding op.

Bij optische satellietbeelden kan een wolkendek het zicht op de bossen blokkeren, waardoor informatie vertraagd wordt aangeleverd. Door middel van radargolven kan het nieuwe systeem door de wolken heen kijken en op ieder moment veranderingen in landgebruik waarnemen. Het is het eerste radar-monitoringsysteem op deze schaal dat meldingen geeft over ontbossing die open toegankelijk zijn. De meldingen komen uiteindelijk beschikbaar op Global Forest Watch and Global Forest Watch Pro. Ook wordt de methode achter de meldingen gepubliceerd.

Het nieuwe systeem gebruikt vrij toegankelijke radardata van de Europese ruimteagentschap ESA Sentinel-1A en B, iedere zes tot twaalf dagen een baan om de aarde draaien. Door de hoge ruimtelijke details van de satellieten kunnen ook kleinere ontbossingspraktijken gedetecteerd worden.
 Door deze informatie open beschikbaar te stellen als ‘publiek goed’ zorgen we voor meer transparantie over illegale praktijken in tropische bossen.

In de komende twee jaar wordt het systeem verder ontwikkeld. Partnerbedrijven ontvangen meldingen over gedetecteerde ontbossingspraktijken en geven feedback die cruciaal is om het systeem verder te verbeteren. Omdat de informatie van het systeem open toegankelijk is, is het voor bedrijven, overheden, NGOs en andere stakeholders dadelijk mogelijk om met dezelfde informatiebron en standaarden ontbossing te monitoren.

donderdag 7 november 2019

Minder emissies van varkensstallen door vaker mest verwijderen

‘Verwijder varkensmest vaak en volledig, en de urine het liefst apart’, adviseren onderzoekers van Wageningen University & Research. Zij onderzochten, in opdracht van het ministerie van LNV, welke maatregelen varkenshouders kunnen nemen om in bestaande stallen emissies integraal, en bij de bron te reduceren. Het verwijderen van mest naar een afgesloten opslag kan de emissies van de stal aanzienlijk terugbrengen.

Met name het combineren van maatregelen kan een aanzienlijke reductie van verschillende emissies bij de bron bewerkstelligen. Het gaat hierbij om emissies van zowel ammoniak, geur en methaan als fijnstof. Een goed voorbeeld is het vaak en volledig verwijderen van mest via mestpannen, mestgoten of mestschuiven in combinatie met schone vloeren en een specifieke stofreductiemaatregel. Een ander voorbeeld is het naar de mestput terugpompen van de beluchte dunne fractie van gescheiden mest in combinatie met schone vloeren en een specifieke stofreductiemaatregel. Deze fractie geeft geen ammoniak- en geuremissies meer en verlaagt zodoende ook deze emissies van de verse mest.
Tot slot is ook het koelen van mest een goede maatregel om emissie te beperken. Koelen van het mestoppervlak tot 15 oC gebeurt nu al, maar de onderzoekers pleiten voor het verder verlagen van die temperatuur en dan voor alle mest. Om van mestkoeling een duurzaam systeem te maken zou de onttrokken warmte benut moeten kunnen worden (b.v. voor verwarming van biggenstallen, woonhuis).

Vuile vloeren kunnen de werking van deze maatregelen belangrijk verstoren. Met name de emissies van ammoniak, geur en fijnstof zullen dan toenemen. Schone vloeren zijn daarom randvoorwaarde voor een succesvolle brongerichte aanpak van de emissies.
Voermaatregelen kunnen nog een aanvullende reductie geven van de emissies, met name van ammoniak en geur. Vooral het afstemmen van het eiwitgehalte in het voer op de behoefte van de (individuele) varkens kan via die weg een reductie van de emissies bewerkstelligen.

Brongerichte maatregelen voor emissiereductie van met name ammoniak, geur en fijnstof geven bovendien een sterke verbetering van de luchtkwaliteit op dierniveau. In bestaande stallen met luchtwassers kan dit ook worden bereikt door de minimum ventilatie (sterk) te verhogen. Dit dient dan wel gepaard te gaan met één of andere vorm van warmteterugwinning en hergebruik van deze warmte, omdat anders het energiegebruik zeer sterk zou stijgen.

woensdag 6 november 2019

Berekening kabinet onvolledig: CO₂-reductie importheffing te rooskleurig voorgespiegeld

Invoeren van een importheffing op buitenlands afval levert minder CO₂-besparing op dan het kabinet had gedacht. Dit blijkt uit een analyse van de Vereniging Afvalbedrijven van de berekening die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De besparing van de uitstoot van CO₂ in het rekenmodel van het kabinet is te rooskleurig voorgespiegeld.

Na aandringen van de Tweede Kamer kwam het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vandaag met de berekening op basis waarvan het kabinet besloot een importheffing op buitenlands afval te introduceren en daarmee een besparing van 0,2 Mton CO2-uitstoot te realiseren. De maatregel is voorgesteld om de Urgenda-doelen in 2020 te bereiken. Het kabinet rekent daarbij met de andere eigenschappen die buitenlands afval heeft in vergelijking met Nederlands afval, waaronder een hogere calorische waarde. Deze eigenschappen neemt de overheid wel mee bij het berekenen van de CO2-uitstoot, maar niet bij de energieopbrengst - dus wel de voordelen (meer uitstoot, dus meer besparing), maar niet de nadelen (meer fossiele bronnen nodig ter compensatie van de warmte- en elektriciteitsproductie).

De VA heeft het ministerie van IenW vandaag in een brief gevraagd de Kamer volledig te informeren en deze omissie recht te zetten.
Uit een eerdere berekening van Strategy& (onderdeel van PwC) in opdracht van de Vereniging Afvalbedrijven bleek al dat de maatregel geen milieuwinst oplevert in Nederland en dat de uitstoot van CO2 in het buitenland toeneemt. Bovendien heeft de maatregel grote bedrijfseconomische gevolgen voor de afval- en recyclingsector, waarbij de rekening wordt doorgeschoven naar lagere overheden en burgers. Het kabinet heeft bij de invoering van een importheffing op buitenlands afval geen rekening gehouden met de grote gevolgen voor de sector.

'Chroom 6-slachtoffers eisen 8.000 euro extra schadevergoeding'

Een deel van de mensen die tussen 2004 en 2012 in een NS-werkplaats in Tilburg met het giftige chroom-6 hebben gewerkt eisen 8.000 euro extra schadevergoeding, meldt Omroep Brabant. Eerder trokken de Nederlandse Spoorwegen (NS) en de gemeente Tilburg al 10 miljoen euro uit voor alle 800 slachtoffers, omgerekend 7.000 euro per persoon. Een groep van 33 mensen vindt dat niet genoeg en eist daarom via een dagvaarding nog 8.000 euro per persoon extra, laat hun advocaat Rob Bedaux weten.

dinsdag 5 november 2019

Directeur Twente Milieu weg

Directeur Lisette Bosch vertrekt bij Twente Milieu. Zij wordt vanaf 1 januari 2020 directeur van Circulus-Berkel in Apeldoorn, dat voor 9 Gelderse gemeenten afvalinzameling en het beheer van de openbare ruimte verzorgt. Bosch (58) werkt sinds september 2015 bij Twente Milieu. Zij volgde interimmer Theo Lemmen op, die na een roerige periode onder Albert van Winden - die na een conflict vertrok - orde op zaken moest stellen.

maandag 4 november 2019

LTO Nederland wil met sectorbrede werkgroep zaken doen over stikstof

LTO Nederland ziet het als haar taak om ook in crisistijd in gesprek te blijven met de instanties die uiteindelijk met wetgeving de regels bepalen waaraan de agrarische sector zich moet houden. De acties en protesten waren zeer nuttig om onze trots voor boeren uit te spreken en ons geluid in de vergaderzalen kracht bij te zetten. En ook de provinciale protesten waren noodzakelijk om de gevolgen van het voorgenomen stikstofbeleid duidelijk te maken. De situatie waarin boeren zich op de korte en lange termijn bevinden, is penibel.

In crisistijd – en LTO beschouwt de impact van dit stikstofbeleid op de boeren als een crisis – is het noodzakelijk dat de gehele agrarische primaire sector op het gebied van de stikstofproblematiek de rangen sluit. Er is hier sprake van een volledig nieuwe situatie. LTO wil alle kanalen naar overheid, provincies en politiek open houden. “Maar LTO constateert dat dit in de stikstofcrisis alleen mogelijk is met één gesloten agrarisch front waarin naast de betrokken LTO-vakgroepen alle partijen uit de primaire agrarische sector en alle groepen die de afgelopen tijd hun stem hebben laten horen, zijn vertegenwoordigd. Deze groep gaat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter aan de slag om partijen bij elkaar te brengen en richting het ministerie tot een gezamenlijke gedragen koers met betrekking tot stikstof te komen”, aldus Marc Calon, voorzitter LTO Nederland. Vanuit dit contact moeten de agrarische sector, het ministerie LNV en de provincies consensus kunnen bereiken over werkbare en toekomstbestendige oplossingen voor de agrarische sector.

Minister Schouten en het IPO hebben zichzelf de deadline van 1 december opgelegd om meer duidelijkheid te verschaffen. De afgelopen weken is er volop contact geweest tussen LTO en het ministerie, en vanmiddag hebben minister Schouten en Marc Calon opnieuw met elkaar gesproken over oplossingsrichtingen voor de land- en tuinbouw. De minister heeft daarbij nadrukkelijk aangedrongen op betrokkenheid van LTO Nederland als grootste belangenbehartiger van boeren en tuinders.

“LTO grijpt in november -in samenwerking met andere groepen- alle mogelijkheden aan om binnen de wettelijke en democratische kaders een oplossing te vinden voor deze impasse. Maar na november moet er voor de agrarische sector voldoende duidelijkheid en perspectief in het voorgenomen stikstofbeleid zijn om de onderhandelingen voort te zetten en om het resultaat aan de achterban voor te leggen. Op dit moment worden de maatschappelijke en economische belangen van de boeren door de overheid, provincies en politiek echter niet op waarde geschat”, aldus Marc Calon, voorzitter LTO Nederland.

Voor LTO zijn de voorgestelde koppeling tussen dier- en fosfaatrechten en ammoniak, de inname van latente ruimte en de 30% afroming bij extern salderen, zwaarwegende punten. “LTO is bereid hiervoor juridische procedures te starten. Als het kabinet deze maatregelen doorvoert, dan is dat immers inbreuk op het eigendomsrecht van onze agrariërs. Eens vergund, blijft vergund!”, aldus Marc Calon. Maar ook de andere vier punten staan nog steeds op de LTO-agenda. De minister kan andere sectoren niet de nodige toezeggingen doen terwijl ze de agrarische sector – die onze voedselvoorziening verzorgt en samen met aanverwante ketens en partijen een enorm economisch belang vertegenwoordigt – in de kou laat staan.

Marc Calon: “Iedereen wint als er niet vanuit paniekvoetbal rigide onrealistische stikstofvoorstellen en -maatregelen worden genomen die het land op slot zetten. Dit kabinet heeft de verantwoordelijkheid om de belangen van alle sectoren aan elkaar te verbinden en niet het ene belang voor het andere belang in te ruilen. Daar zullen wij als primaire sector ook onze rol in moeten spelen.”

Initiatiefnota GroenLinks: tien voorstellen om bossen wereldwijd te beschermen

Dit kabinet moet zijn verantwoordelijkheid nemen en de strijd tegen ontbossing een prominente plek geven in het buitenlands beleid. Dit stellen Bram van Ojik en Isabelle Diks in de initiatiefnota ‘Behoud het woud’, die vandaag wordt gepresenteerd. De nota bevat tien voorstellen die Nederland direct kan oppakken om bossen wereldwijd te beschermen.

Isabelle Diks: “Elke minuut verdwijnt op aarde een bos ter grootte van 27 voetbalvelden. Grootschalige ontbossing is enorm schadelijk voor de oorspronkelijke bevolking, de natuur, ons klimaat en onze gezondheid. We staan op een kantelpunt: als we de bossen nu niet beter gaan beschermen, is er straks geen weg meer terug. Daarom doen wij vandaag tien voorstellen die het kabinet direct kan oppakken om ontbossing een halt toe te roepen.”

De Kamerleden doen tien verschillende voorstellen, van het verhinderen dat Nederlandse bedrijven bijdragen aan ontbossing, tot het maken van internationale afspraken en het bieden van bescherming aan activisten die opkomen voor het bos. Alle voorstellen beogen het buitenlands bossenbeleid dat Nederland voert effectiever te maken.

Bram van Ojik: “De wereld wordt steeds onveiliger voor mensen die opkomen voor de natuur. Zo werden in Roemenië de afgelopen weken nog twee boswachters vermoord die zich verzetten tegen illegale houtkap. Deze mensen zijn heel hard nodig om te voorkomen dat nog meer bos verdwijnt. De ministers Blok en Kaag zijn veel te afwachtend. Nederland moet meer ambitie tonen en wereldwijd een voortrekkersrol spelen.“

Deze zomer was er veel aandacht voor de bosbranden in de Amazone. Beelden van het brandend tropisch regenwoud gingen de hele wereld over. Ontbossing gebeurt niet alleen in de Amazone, maar wereldwijd. Van Siberië tot Congo en Indonesië: het heeft een direct effect op ons allemaal als grote wouden verdwijnen.

vrijdag 1 november 2019

Energievoorziening: sterke toename hernieuwbaar, rol kolen en gas veel kleiner

De uitstoot van broeikasgassen in Nederland daalt. In 2018 was de uitstoot 15 procent lager ten opzichte van 1990. Voor 2030 zijn de ambities hoog; de komende tien jaar moet twee keer zoveel worden gereduceerd als in de afgelopen dertig jaar. De Nederlandse energievoorziening gaat de komende jaren veranderen door een sterke afname van energie uit fossiele bronnen zoals kolen en gas, en een sterke toename van hernieuwbare energie. De elektriciteitsproductie bestaat bijvoorbeeld in 2030 naar verwachting voor tweederde uit hernieuwbaar opgewekte elektriciteit. Het stellen van ambitieuze doelen heeft in de energietransitie veel in beweging gebracht, maar de uitvoering van gemaakte afspraken blijkt weerbarstig. Meerdere doelen voor 2020 worden naar verwachting niet gehaald, zoals het door de rechter opgelegde Urgenda-doel (25 procent afname van broeikasgasemissies) en twee doelen van het Energieakkoord: het aandeel van 14 procent hernieuwbare energie en 100 petajoule energiebesparing.

Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2019, die het in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), ECN part of TNO en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en ondersteund door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) heeft opgesteld. De KEV 2019 geeft een geactualiseerd beeld van de Nederlandse energiehuishouding en verkent toekomstige ontwikkelingen in het energiesysteem en de uitstoot van broeikasgassen. Deze KEV vervangt de Nationale Energieverkenning (NEV) 2017 en geldt als het nieuwe basisscenario voor toekomstige analyses over de nationale broeikasgasuitstoot en het energiesysteem tot 2030.

In de KEV 2019 is alle vastgestelde en voorgenomen beleid tot 1 mei 2019 meegenomen. Omdat het kabinet pas op 28 juni 2019 het Klimaatakkoord presenteerde, en dit nog niet op alle onderdelen voldoende concreet was, kon dat pakket niet volledig worden meegenomen in de KEV. De in het klimaatakkoord aangekondigde afspraken zijn afzonderlijk geanalyseerd in de policy brief ‘Het Klimaatakkoord: effecten en aandachtspunten’, die het PBL gelijktijdig met deze KEV publiceert.

De Nederlandse energievoorziening gaat de komende jaren sterk veranderen. De bijdrage van conventionele energie aan de economie is teruggezakt als gevolg van de verminderde gaswinning, terwijl de bijdrage van energiebesparing en hernieuwbare energie in de lift zit. De rol van fossiele energie in de energievoorziening, zoals van kolen en gas, wordt veel kleiner. Dat geldt voor de elektriciteitsproductie, maar ook voor de verwarming van onze woningen en gebouwen en het energieverbruik in de land- en tuinbouw. Na vijftig jaar is een einde gekomen aan de netto export van aardgas. Door de snelle afbouw van de winning van aardgas in Groningen, is Nederland sinds 2018 meer gas gaan importeren dan er geëxporteerd wordt. Naar verwachting neemt het aandeel hernieuwbaar opgewekte elektriciteit de komende jaren spectaculair toe: tot tweederde deel van de totale Nederlandse elektriciteitsproductie in 2030 (was 15 procent in 2018).

Het stellen van ambitieuze doelen heeft in de energietransitie veel in beweging gebracht, maar de uitvoering van gemaakte afspraken blijkt weerbarstig. Het Europese doel van 14 procent hernieuwbare energie in 2020, opgenomen in het Energieakkoord uit 2013, wordt met 11,4 [bandbreedte: 10-12] procent niet gehaald. Naar verwachting wordt er in 2020 80 petajoule energie bespaard; het doel van 100 petajoule in 2020 wordt daarmee niet gehaald. Het doel om in 2023 een aandeel van 16 procent hernieuwbare energie op te wekken wordt met 16,1 [14-17 procent] naar verwachting wel gehaald, hoewel een deel van de onzekerheidsmarge lager dan het doel uitvalt. De Europese en nationale inspanningen hebben geleid tot een daling van het energieverbruik die zich ook de komende jaren voortzet.

De rechterlijke uitspraak in de Urgenda-zaak stelt Nederland voor een doel van 25 procent afname van de broeikasgasuitstoot in 2020 ten opzichte van 1990. De KEV raamt een afname van 23 procent ten opzichte van 1990. De onzekerheid rond die raming is groot. De bandbreedte ligt tussen 19 en 26 procent. Veel hangt af van de import- en exporthoeveelheden van elektriciteit in 2020 en daarbij de inzet van energiecentrales die fossiele brandstoffen verbruiken. En dat is weer afhankelijk van de prijzen in 2020 voor kolen, gas en CO2. Ook de buitentemperatuur kan in 2020 hoger of lager uitvallen. Dat leidt tot minder of meer stook voor de verwarming van woningen en gebouwen.

De Klimaatwet stelt een doel voor de afname van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent ten opzichte van de uitstoot in 1990. Op basis van het beleid dat in de KEV is meegenomen, verwachten we in 2030 een afname van 35 procent, leidend tot een resterende uitstoot van 144 megaton CO2-equivalenten. Ook voor dat cijfer geldt dat er onzekerheden zijn waardoor de afname tussen 28 en 39 procent kan uitkomen. Door het verbod op kolen en de minimum CO2-prijs, vermindert vooral de uitstoot van de elektriciteitssector fors. Voor 2030 resteert er nog een reductieopgave van 31 megaton aan broeikasgassen (22 tot 46 megaton, uitgaande van de onzekerheden) om het gat met de doelstelling te dichten. Het Klimaatakkoord, dat deels buiten de reikwijdte van deze KEV valt, heeft als doel dat gat te dichten. Het PBL gaat in een aanvullende analyse in op de vraag of het eind juni gepresenteerde pakket aan maatregelen toereikend is.

Nederland is voor wat betreft de afstand tot het behalen van doelen in 2030 geen uitzondering. Ook de ons omringende landen worstelen met het omzetten van de ambities in concrete uitstootvermindering en wereldwijd zijn de inspanningen nog onvoldoende om de in 2015 in Parijs gemaakte klimaatafspraken te realiseren.

RIVM gaat tijdelijke achtergrondwaarde PFAS in de bodem berekenen

De komende weken gaat het RIVM een tijdelijke achtergrondwaarde afleiden voor PFAS in de Nederlandse bodem. Dit gebeurt op basis van meetgegevens van provincies. De achtergrondwaarde geeft aan welke concentraties PFAS op relatief schone plekken in Nederland verwacht kunnen worden. Op basis van deze tijdelijke achtergrondwaarde kan het kabinet besluiten de norm voor PFAS voor de functie landbouw/natuur aan te passen.

In juli van dit jaar berekende het RIVM risicogrenzen voor PFAS in grond en bagger. Bij concentraties onder die risicogrenzen zijn de risico’s voor mens en milieu aanvaardbaar. Uit voorzorg en op basis van de wet stelde het kabinet de norm voor PFAS in grond en bagger op 0,1 microgram PFAS per kilo vast. Deze lage norm zorgt in de praktijk voor problemen omdat grond en bagger waar PFAS in zit boven deze norm moeilijk verplaatst kan worden.

Het RIVM krijgt gegevens aangeleverd van verschillende provincies in Nederland. Zij houden zelf bij hoeveel PFAS er in de grond in hun regio is gemeten. Op basis van die gegevens kan het RIVM uitrekenen wat een aannemelijke achtergrondwaarde is: dus hoeveel PFAS er gemiddeld in de Nederlandse bodem zit.

Het RIVM heeft het ministerie van IenW Infrastructuur en Waterstaat laten weten dat het versneld afleiden van een tijdelijke achtergrondwaarde ook onzekerheden met zich meebrengt. De hoeveelheid data die beschikbaar zijn voor het bepalen van een tijdelijke achtergrondwaarde is beperkt. Ook zijn er geen gegevens uit het hele land. Bij de afleiding van een tijdelijke achtergrondwaarde zal hiermee rekening gehouden worden. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat normen voor bodem risico’s voor de gezondheid moeten uitsluiten.