vrijdag 29 december 2023

Onderzoek: Bioplastics vervuilen landbouwgrond

Veel Nederlandse boeren gebruiken bio-afbreekbare landbouwfolie. Maar ook de bio-afbreekbare variant is een grote bron van plasticvervuiling op akkers en sloten, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Microplastics dringen zo verder de voedselketen binnen.

Landbouwakkers en omringende sloten zijn ernstig vervuild met microplastics. Dat toont recent onderzoek van Wageningen University & Research (WUR) aan, in opdracht van de Plastic Soup Foundation. Een belangrijke oorzaak is bio-afbreekbare folie. Deze folie blijkt veel slechter af te breken dan de twee jaar die producenten beloven (EN 17033 Standaard). Microplastics dringen op deze manier verder het milieu én onze voedselketen binnen.

Plastic landbouwfolie is een sterk groeiende toepassing. De voordelen: water wordt beter vastgehouden op de akkers, wat bodemerosie voorkomt, en er groeit minder onkruid. Nadelen zijn dat plastic op het land achterblijft en de hoeveelheid plastic afval toeneemt.

Bio-afbreekbare plasticfolie zou het duurzame alternatief zijn. 5 procent van de 80 miljoen kilo plasticfolie die jaarlijks in Europa wordt gebruikt, bestaat al uit de bio-afbreekbare variant, en dit aandeel groeit.

Bio-afbreekbare landbouwfolies voldoen aan de Europese standaard (EN 17033), wat betekent dat het materiaal binnen twee jaar voor 90 procent afgebroken moet zijn. Boeren wordt verteld dat de grond met de folie kan worden omgeploegd, waarna het plastic afbreekt.

Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek:
Er werden 48 verschillende soorten microplastics aangetroffen op 16 boerderijen.
61 procent van aangetroffen microplastics is fossil-based; 39 procent is bioplastic-based.
In september 2022 werden monsters genomen op acht kwekerijen in Nederland en in november 2022 op acht boerderijen in Spanje. Meer dan de helft van de microplastics in sloten rondom de akkers was afkomstig van bio-afbreekbare folies.

De bio-afbreekbaarheidscriteria van de EU Fertilizer Regulation voor landbouwfolies wordt uiterlijk 16 juli 2024 herzien. Een belangrijke voorwaarde van deze regelgeving is dat bio-afbreekbare landbouw folies niet opeenhopen in het milieu. Echter, op basis van de uitkomsten van dit onderzoek blijkt dit wel te gebeuren.

Alternatieven om de bodem te beschermen zijn al beschikbaar, zoals bodembescherming met papier en het gebruik van reststromen uit de wolproductie.

donderdag 28 december 2023

DGBC samen met bouwbedrijven aan de slag met handreiking CO2-uitstoot

Sturen op CO2 wordt steeds belangrijker, ook voor bouwbedrijven. Daarom zetten Dutch Green Building Council (DGBC) en een tiental koplopers uit de Nederlandse bouwsector de eerste stap om met name de indirecte CO2-uitstoot (Scope 3) inzichtelijk te maken voor bouwbedrijven. De partijen die aansluiten bij dit initiatief zijn Ballast Nedam, Dura Vermeer, Heijmans, JaJo, Mourik, TBI, Van Wijnen, en VolkerWessels samen met Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO), bekend van de CO2 Prestatieladder.

Vanaf 1 januari 2024 zijn grote ondernemingen verplicht te rapporteren over hun duurzaamheidsactiviteiten, -risico’s en -prestaties vanwege de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Onderdeel daarvan is inzicht krijgen in de totale CO2-impact van de gehele keten gezien vanuit een specifieke organisatie, ook wel Scope 3 genoemd.

Met andere woorden, het is de uitstoot gemaakt door toeleveranciers, onderaannemers en de uitstoot in de gebruiksfase van gebouwen. Bij een bouwproject kan dat gaan over afvalverwerking, de aan- en afvoer van bouwmaterialen, maar ook de productie van die materialen en de fabricage van machines. Ook al heeft een bouwbedrijf geen directe controle over deze uitstoot, toch valt dit onder de CO2-voetafdruk van een project.

Veel partijen zijn bezig invulling te geven aan de eisen van de CSRD en te kijken wat Scope 3 voor hen betekent, maar een eenduidige interpretatie specifiek voor de Nederlandse bouwsector ontbreekt. Daarom zet DGBC nu de eerste stap samen met de grote bouwbedrijven om een landelijke vertaalslag te maken. Eerder dit jaar heeft DGBC samen met 30 marktpartijen al een soortgelijke interpretatie gemaakt voor andere belangrijke Europese regelgeving, de EU Taxonomie.

Het doel van de samenwerking is om uiteindelijk een raamwerk te maken voor Nederlandse bouwbedrijven met daarin een duidelijke handreiking hoe om te gaan met de directe en indirecte CO2-uitstoot. Niet alleen voor koplopers of partijen die zich al hebben verdiept in deze complexe materie, maar ook partijen die net beginnen met rapporteren of dit in de toekomst moeten gaan doen.

Het document geeft een toelichting op de eisen waaraan men moet voldoen als bouwbedrijf, met onder andere een interpretatie van rekenmethodes en een inventarisatie van geschikte databases. Daarnaast wordt er gewerkt aan uitlijning met internationale standaarden zoals SBTi. Onderdeel van het traject is toetsing met de accountantskantoren die verantwoordelijk zijn voor het controleren van de rapportages.

woensdag 27 december 2023

Gemeente Zwolle en ROVA planten 165 nieuwe klimaatbomen

Om de biodiversiteit in Zwolle verder te vergroten zijn de gemeente Zwolle en ROVA vorig jaar begonnen met de aanplant van zogenaamde klimaatbomen in de stad. Op 13 december, gaf wethouder Duurzame Stadsontwikkeling Arjan Spaans het symbolische startschot voor de tweede fase waarbij 165 klimaatbomen worden geplant.

In totaal is Zwolle straks ruim 400 bomen rijker met de aanplant van deze nieuwe klimaatbomen op verschillende plekken in de stad.

Afhankelijk van de plek wordt een keuze gemaakt voor een inheemse of uitheemse boomsoort. Aan de locatie aan de Jupiterstraat plantte de wethouder een Carpinus betules ‘Lucas’, ook wel bekend als haagbeuk. Het is een echte klimaatboom die veel wind verdraagt.

Warme zomerdagen, lange periode van droogte en hevige buien maken we steeds vaker mee. Een klimaatboom is een boom die goed tegen hitte en droogte bestand is én die verkoeling brengt op die warme zomerdagen. Hiermee wordt de stad prettiger om te wonen, sporten en recreëren. Daarmee dragen deze bomen bij aan ons buitengeluk. Bovendien zorgen de gemeente en ROVA met het planten van klimaatbomen ervoor dat de biodiversiteit wordt versterkt. De meeste boomsoorten in dit project hebben namelijk bloesem of vruchten aan de boom. Deze zijn heel waardevol voor insecten en vogels.

Naast het aanplanten van nieuwe bomen, zorgen de gemeente en ROVA er ook voor dat de groeiplaats van bestaande bomen wordt verbeterd. Nieuwe bomen planten in een stad is namelijk een uitdaging, vanwege de beperkte ruimte voor de bomen om te groeien.

vrijdag 22 december 2023

Klimaatadaptatie: inzicht in maatregelen en kosten

In opdracht van de provincie Zuid-Holland heeft bureau Nelen en Schuurmans inzichtelijk gemaakt welke maatregelen er nodig zijn voor de klimaatadaptatie van het Zuid-Hollands bestaand stedelijk gebied en welke kosten daarbij komen kijken.

Nelen en Schuurmans heeft grove berekening gemaakt en geconcludeerd dat er 12,4 miljard euro nodig is voor de klimaatadaptatie van het Zuid-Hollands Stedelijk gebied. Ruim de helft hiervan is nodig voor maatregelen tegen wateroverlast, zoals waterdoorlatende bestrating, minder bestrating en meer groen. In de berekeningen gaan de onderzoekers er daarbij van uit dat ook particulieren dit soort maatregelen nemen en zo tot 50 millimeter water kunnen bergen op eigen terrein.

Naast het tegengaan van wateroverlast, wordt het tegengaan van hittestress een grote kostenpost: voor het toevoegen van schaduw door bomen is ruim een derde van de investeringen nodig. Ook is bijna 10 procent van het bedrag nodig voor het tegengaan van droogte, waarbij het vooral gaat om het afvoeren van regenwater naar infiltratievoorzieningen en plekken waar het in de bodem kan zakken.

Als de maatregelen uitgevoerd worden voor 2050, is er een investering nodig van 130 euro per inwoner per jaar. Om de maatregelen te onderhouden is een jaarlijks bedrag van 82 euro per inwoner nodig.

De provincie Zuid-Holland heeft de ambitie om nieuwe woningen zoveel mogelijk klimaatadaptief te laten bouwen. Het Convenant Toekomsbestendig Bouwen, voortgekomen uit het Zuid-Hollandse Convenant Klimaatadaptief Bouwen, vormt hiervoor een belangrijke basis. In dit convenant staan onder andere richtlijnen voor klimaatadaptieve woningbouw, zoals hoe om te gaan met wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Om te bepalen wanneer een wijk voldoende klimaatadaptief is, maakten ook de onderzoekers van bureau Nelen en Schuurmans ook gebruik van het convenant Klimaatadapatief Bouwen.

donderdag 21 december 2023

Minder pesticiden, maar hoe dan?

Europese Commissie wil het pesticidengebruik in 2030 halveren. Met slimme ingrepen is op papier veel winst te behalen; toch gaan veranderingen vaak trager dan gehoopt. Voor succesvolle groene innovatie is kennis nodig van plantenteelt, techniek, ecologie en gedragswetenschap. ‘We willen veel meer in het brein van de agrarisch ondernemer kijken.’

Bestrijdingsmiddelen zijn de laatste tijd onderwerp van verhitte discussies, vooral het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat staat volop in de schijnwerpers. In Europa en Nederland gaan stemmen op om dit middel te verbieden. Tegelijkertijd heeft de Europese Unie de ambitie om het gebruik van alle pesticiden in 2030 te halveren met de nieuwe Regulation on the Sustainable Use of Plant Protection Products. Er zit druk op de ketel om te zoeken naar alternatieven die het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen verminderen.

woensdag 20 december 2023

Methaanuitstoot van grachten wordt onderschat

De methaanuitstoot van grachten uit vijf grote Nederlandse steden wordt onderschat. Dat betoogt microbioloog Koen Pelsma van de Radboud Universiteit.

In de berekeningen van methaanuitstoot van wateren is nog veel te weinig bekend over de uitstoot van stedelijke wateren zoals grachten, vindt onderzoeker Koen Pelsma. ‘Er wordt veel naar landbouwwateren gekeken en dat is uiteraard heel belangrijk, maar bijvoorbeeld grachten in de stad worden daarbij een beetje vergeten. We hebben bepaalde aannames over dat water, maar tot mijn onderzoek was er in Nederland nog niet in de grachten gemeten.’

Voor zijn onderzoek trok Pelsma met een kernen-nemer (een soort plastic buis waarmee je een monster van water en de bodem kunt nemen) en een drijvende meetkamer om de methaanuitstoot te meten naar de grachten van Amsterdam, Zaandam, Leiden en Zwolle. Hij haalde bodemmonsters naar boven en onderzocht ze in het lab: welke microben leven in de grachten en wat doen ze daar precies?

Alle grachten bleken verschillend, maar ze bevatten wel allemaal methaanetende microben. ‘Dat betekent dus dat er methaan is, anders zouden die microben er niet zitten’, legt de onderzoeker uit. Hij bepaalde daarbij de hoeveelheid methaanuitstoot en de waterkwaliteit en zag dat grachten van vijf van de zes onderzochte steden methaan lieten ontsnappen. ‘We hebben daarbij de bubbels die je weleens in sloten en grachten omhoog ziet komen niet eens gemeten. Mensen denken dat dat vissen zijn, maar het is methaan. En die bubbels zijn waarschijnlijk verantwoordelijk voor een groot deel van de methaanuitstoot.’

Pelsma schraapte ook wat van de slijmlaag (biofilm) die je op de wanden van kades ziet voor onderzoek. ‘Als je kijkt naar schilderijen uit de 17e eeuw, dan zie je daar ook al de biofilm op de kadewanden zitten. We weten dus al heel lang dat het er is, maar het was nooit onderzocht.’ In de biofilm vond de microbioloog tevens methaanetende bacteriën.

dinsdag 19 december 2023

Nieuwe richtlijn opslag lithiumbatterijen

Op 8 november jheeft de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen de definitieve versie van de PGS 37- 2 gepubliceerd: de nieuwe richtlijn voor veilige opslag van lithium-energiedragers. Het was echter nog niet duidelijk wanneer deze richtlijn van kracht wordt. Als kennisleider op dit gebied wil Special Cargo voorop blijven lopen in het informeren van de vele bedrijven die lithiumbatterijen in opslag hebben. Daarom heeft zij opheldering gevraagd aan het IPLO, dat namens de PGSorganisatie informeert over de PGS-richtlijnen.

De definitieve PGS 37-2 krijgt wettelijke status en wordt verplicht op het moment dat de richtlijn in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wordt aangewezen als wet. Het Bal is namelijk onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) geeft aan: 'De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking, maar de PGS 37-2-richtlijn is daar dan nog geen onderdeel van. Naar verwachting zal dat 1 januari 2025 wel het geval zijn.' 

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is de partij die de wetswijziging moet doorvoeren. De nieuwe PGS 37-2-richtlijn heeft al wel de juridische toets van het ministerie doorstaan. De volgende stap is nu goedkeuring en vaststelling door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (Bob). Men heeft aangegeven dit te doen voor het eind van dit jaar. Naar verwachting zullen hier geen wijzigingen meer uit voortvloeien, aldus IPLO.

IPLO adviseert verder bedrijven zich nu al te verdiepen in de PGS 37-2: “Probeer de PGS 37-2 zo snel mogelijk in de bedrijfsprocessen op te nemen. Het is belangrijk dat de opslag van lithiumbatterijen veilig gebeurt, en dat is juist wat deze richtlijn beoogt.” Voor de tussenliggende periode legt het IPLO op deze webpagina uit hoe het bedrijfsleven en overheden nu al kunnen voldoen aan nieuwe richtlijnen uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen.

maandag 18 december 2023

Generatieve AI kan waardevolle rol spelen in duurzaamheidstransitie

Investeerders tonen steeds meer interesse in generatieve AI-toepassingen die een positieve bijdrage leveren aan complexe vraagstukken als klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Sinds 2018 is wereldwijd 793 miljoen dollar geïnvesteerd in startups en scale-ups die zulke toepassingen ontwikkelen. Generatieve AI wordt nu onder andere ingezet voor het eenvoudig toepasbaar maken van data over duurzaamheid en het vormgeven van volledig nieuwe materialen, producten en ontwerpen. Dat concludeert ABN AMRO in een rapport waarin zij duurzame toepassingen van generatieve AI verkent en voor verschillende sectoren kansen schetst.
 
Inmiddels vindt een snelle adoptie plaats van AI-toepassingen die organisaties helpen hun emissies in kaart te brengen. Grote hoeveelheden data worden hierbij versneld omgezet in rapportages over klimaatrisico’s en de impact hiervan op de bedrijfsvoering. Ook virtuele assistenten zijn in opmars. Deze beantwoorden vragen over duurzaamheidskwesties en voorzien gebruikers op basis van allerlei data van advies.

Generatieve AI kan daarnaast op een nog veel fundamenteler niveau worden toegepast: de ontwikkeling van nieuwe materialen. Onder investeerders groeit de aandacht voor generatieve AI-bedrijven die de technologie inzetten om versneld nieuwe enzymen en materialen te ontwerpen. Op het gebied van duurzaamheid zijn er talloze mogelijkheden, zoals materialen die kunnen worden afgebroken zonder giftige bijproducten of materialen die CO2 aan zich kunnen binden.

Andere voorbeelden zijn groene brandstoffen voor vliegtuigen, filters die water zuiveren van gifstoffen en enzymen die plastic afbreken. Investeerders staken tot nu toe 85 miljoen dollar in jonge bedrijven in deze categorie en de vooruitzichten zijn veelbelovend. De focus van investeerders ligt nu vooral op bedrijven die gemanipuleerde proteïnen ontwerpen om specifieke functies uit te voeren. Onderzoeksbureau Gartner verwacht dat al in 2025 ruim 30 procent van de nieuwe materialen wordt ontdekt dankzij generatieve AI.

Generatieve AI is volgens ABN AMRO een schoolvoorbeeld van de ‘twin transition’. Dit begrip verwijst naar de digitale transitie en duurzaamheidstransitie die tegelijkertijd plaatsvinden en op elkaar inwerken. Zo presteren bedrijven die verder zijn op het gebied van digitalisering beter op het gebied van duurzaamheid. Ook levert AI een positieve bijdrage aan de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. De bank benadrukt dat voor de ontwikkeling van AI echter óók een prijs wordt betaald.

vrijdag 15 december 2023

Groene labels te verwarrend

Er moeten strengere regels en betere handhaving komen om greenwashing tegen te gaan. Die oproep doet de Consumentenbond samen met andere consumentenorganisaties wereldwijd. Uit internationaal onderzoek blijkt dat consumenten die milieuvriendelijke producten willen kopen, vastlopen in een wildgroei aan verwarrende groene labels en valse claims.

De internationale koepels voor consumentenorganisaties, BEUC en ICRT, vroegen 12.000 consumenten in onder meer Europa, de Verenigde Staten en Australië naar hun ervaring met greenwashing. Ook vroegen ze aan hen hoe dit zou moeten worden aangepakt. In Nederland werden 1000 consumenten ondervraagd.  84 procent van hen zegt regelmatig te letten op milieu-informatie bij het kopen van producten of diensten. Maar bijna twee derde vindt dat er te veel groene labels en logo’s zijn, die vooral bedoeld lijken voor marketing. Zij vinden het lastig om te beoordelen of milieuclaims kloppen.

Ook weten consumenten vaak niet aan welke voorwaarden een bedrijf moet voldoen om een groen label te gebruiken. Zo denkt een meerderheid van de ondervraagden dat de claim ‘CO2-neutraal’ betekent dat producten gemaakt zijn zonder CO2-uitstoot. Maar vaak is dat niet zo. En 9 van de 10 mensen denkt dat bedrijven die CO2-claims gebruiken, wettelijk verplicht zijn om hun uitstoot te verminderen. Maar dat is niet zo.

Europese consumentenorganisaties vinden dat greenwashing harder moet worden aangepakt. Vage claims als ‘CO2-neutraal’ moeten verboden worden en de EU moet strenger zijn met goedkeuring, zodat alleen betrouwbare claims en labels overblijven. Zoals bijvoorbeeld het EU Ecolabel.

donderdag 14 december 2023

PFAS in zeeschuim langs Nederlandse kust

Zeeschuim langs de Nederlandse kust bevat PFAS. Dit blijkt uit metingen die de provincies Zeeland, Noord- en Zuid-Holland hebben laten uitvoeren. Het RIVM heeft deze metingen in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat beoordeeld.

De metingen in Nederland volgen op onderzoek in Vlaanderen naar PFAS in zeeschuim. De gemeten PFAS-concentraties zijn vergelijkbaar met de Vlaamse metingen, met uitzondering van de monsters genomen bij Knokke (Vlaanderen). Daar zijn de metingen aanzienlijk hoger. In Vlaanderen waren de PFAS concentraties in de zeewatermonsters veel lager dan in de zeeschuimmonsters. Datzelfde geldt voor de Nederlandse zeewatermonsters.

Omdat er geen norm is voor PFAS in zwemwater zijn de zeewatermonsters vergeleken met de metingen genomen in recreatieplas Berkendonk in Helmond. Voor Berkendonk heeft het RIVM eerder geconcludeerd dat er veilig gezwommen kan worden. Het RIVM gaat er daarom vanuit dat als de berekende hoeveelheid PFAS vergelijkbaar is met of lager dan die in Berkendonk, zwemmen veilig is. Dit is het geval voor alle PFAS-waardes gemeten in het zeewater. Dit betekent dat zwemmen in zee voldoende veilig is.
Vervolgonderzoek

Op dit moment is het nog niet mogelijk iets te zeggen over gemiddelde blootstelling aan PFAS via zeeschuim en zeewater. Dit vraagstuk wordt meegenomen in het  brede PFAS-onderzoeksprogramma van het RIVM dat tussen 2023 en 2025 plaatsvindt (zie: Onderzoeksprogramma PFAS). In dit programma worden de verschillende PFAS-bronnen waaraan mensen blootstaan met elkaar vergelijken om zo te zien waar het beste maatregelen kunnen worden genomen.

woensdag 13 december 2023

Uitstoot broeikasgassen 9 procent lager in derde kwartaal 2023

In het derde kwartaal van 2023 was de uitstoot van broeikasgassen 9 procent lager dan in hetzelfde kwartaal van 2022. Dit komt vooral doordat de elektriciteitssector 37 procent minder CO2 heeft uitgestoten. Er is veel minder elektriciteit geproduceerd op basis van steenkool. Dit melden het CBS en RIVM/Emissieregistratie op basis van de voorlopige kwartaalcijfers over de uitstoot van broeikasgassen, conform de richtlijnen van de IPCC.

De broeikasgasemissies in de elektriciteitssector waren in het derde kwartaal 37 procent lager dan in het derde kwartaal van 2022. Dat komt doordat de elektriciteitsproductie op basis van kolen 79 procent lager was. Het verbruik van steenkool veroorzaakt meer emissies dan aardgas. De lagere elektriciteitsproductie uit kolen werd gecompenseerd door meer productie uit windenergie (+65 procent), aardgas (+16 procent) en zonne-energie (+13 procent).

Door de forse emissiedaling daalde ook het aandeel van de elektriciteitssector in de totale broeikasgasemissies. Van 23 procent in het derde kwartaal van 2022 naar ruim 16 procent in het derde kwartaal van 2023.

De mobiliteitssector en de gebouwde omgeving hebben in het derde kwartaal respectievelijk 5 en 19 procent minder broeikasgassen uitgestoten dan een jaar eerder. De emissies van de gebouwde omgeving zijn in de zomer relatief laag en maakten slechts 3 procent van het totaal uit in het derde kwartaal in 2023.

De uitstoot van broeikasgassen door de industrie was nagenoeg hetzelfde als in het derde kwartaal van 2022. De industrie gebruikte wat meer aardgas, maar minder olie en kolen. De industrie had, met bijna 39 procent, het grootste aandeel in de totale emissies van broeikasgassen.

De uitstoot van broeikasgassen door de landbouw was in het derde kwartaal 6 procent hoger. Dit komt doordat tuinders meer gebruik hebben gemaakt van hun warmtekrachtinstallaties (wkk) op basis van aardgas, vermoedelijk door de gedaalde aardgasprijzen. Het grootste deel van de emissies door de landbouw betreft echter methaan en lachgas uit vee en land. De uitstoot daarvan bleef onveranderd. Het aandeel van de landbouw in de totale uitstoot was 17 procent in het derde kwartaal van 2023.

Een klein deel van de broeikasgasuitstoot, ruim 3 procent, hangt samen met landgebruik. Het gaat bijvoorbeeld om de CO2-uitstoot door veenoxidatie in bodems en de uitstoot behorend bij landgebruiksveranderingen.

De uitstoot van de klimaatsector landgebruik wordt vanaf nu meegenomen in de totale uitstoot van broeikasgassen, omdat het meetelt in het huidige Nederlandse doel om in 2030 de broeikasgasuitstoot met ten minste 55 procent te verminderen. Ook in de klimaatdoelen van de Europese Unie telt landgebruik mee.

Het CBS berekent ook de uitstoot van CO2 door alle Nederlandse economische activiteiten volgens de nationale rekeningen. Hierbij wordt in vergelijking met de uitstoot volgens de IPCC-definities ook de CO2-uitstoot van de internationale lucht- en zeevaart en de uitstoot door verbranding uit biomassa door personen en bedrijven behorend tot de Nederlandse economie meegenomen. In de tekst hieronder worden de CO2-emissies conform de berekeningswijze van de nationale rekeningen gepresenteerd.

dinsdag 12 december 2023

Provincie Utrecht pakt verontreinigde bodem Park Vliegbasis Soesterberg aan

Utrecht gaat de, met PFAS, verontreinigde bodem (grond en grondwater) op de voormalige Vliegbasis Soesterberg saneren. Deze sanering is nodig om het grondwater niet verder te laten verontreinigen en om deze locatie geschikt te maken voor woningbouw.

Met de bodemsanering is een bedrag van 23,5 miljoen euro gemoeid. Dit bedrag wordt door het Rijk, als veroorzaker van de verontreiniging, betaald, omdat het om een voormalig Defensieterrein gaat. Binnenkort tekenen de provincie Utrecht en het Rijk hiervoor een vaststellingsovereenkomst.

De verontreiniging is aan het licht gekomen tijdens een bodemonderzoek in 2018; als voorbereiding op de realisatie van de beoogde woningbouwlocatie ten zuiden van Park Vliegbasis Soesterberg. Deze locatie ligt ter hoogte van de oude brandweerkazerne en de brandweeroefenplaats. Hier is de grond en het grondwater deels verontreinigd met PFAS-houdende middelen. Deze stof zat in het blusmiddel waarmee de brandweer tussen 1983 en 2006 oefende op het voormalige Defensieterrein. Ook bij de voormalige tankplaats zijn PFAS verontreinigingen in de bodem gevonden. Dit terrein wordt ook meteen meegenomen in de sanering.

Om een zorgvuldige en voortvarende aanpak van de sanering te waarborgen, wordt er eerst een saneringsplan opgesteld. Na goedkeuring van de Regionale Uitvoeringsdienst (als bevoegd gezag namens de provincie Utrecht) starten de uitvoeringswerkzaamheden naar verwachting in 2026. De omgeving wordt hierover geïnformeerd.

maandag 11 december 2023

Aanwijzing nutriënten verontreinigde gebieden: samen werken aan schoner water

Het kabinet wijst zogenoemde nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) aan waar agrarische bedrijven extra stappen moeten zetten om de waterkwaliteit te verbeteren. Deze verplichting volgt uit de vorig jaar verkregen derogatiebeschikking van de Europese Commissie. Die beschikking staat toe dat boeren nog enkele jaren extra mest mogen uitrijden, onder voorwaarde dat kwetsbare (water)gebieden sneller op een gezond niveau komen. De aanwijzing gaat in per 1 januari 2024.

Bedrijven in de NV-gebieden die gebruikmaken van derogatie, moeten de hoeveelheid extra dierlijke mest die zij over hun percelen uitrijden sneller afbouwen dan in de rest van Nederland. Daarnaast mag op alle percelen in de NV-gebieden 5% minder stikstof worden geplaatst (dierlijke mest en kunstmest). Dat schrijft minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in een brief aan de Tweede Kamer.

De aanwijzing van NV-gebieden geeft aan op welke percelen boeren een stap extra moeten zetten om de waterkwaliteit te verbeteren. Deze gebieden bevatten een te grote hoeveelheid stikstof en/of fosfor in het water. Dit komt onder meer uit (dierlijke) mest die over het land wordt uitgereden en waarvan stikstof en/of fosfor uitspoelen in het water. Daarom is in de derogatiebeschikking met de Europese Commissie afgesproken dat Nederland stappen zet om de waterkwaliteit te verbeteren.

De minister zal de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) vragen in kaart te brengen  welke maatregelen boeren individueel of in samenwerking kunnen nemen om de waterkwaliteit in hun gebied te verbeteren. Minister Adema wil met dat advies nader bekijken hoe boeren te informeren en te ondersteunen in dit proces.

In 2023 is Nederland begonnen met het afbouwen van derogatie voor het extra uitrijden van dierlijke mest zodat we in 2026 op de EU-norm zitten van 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare. Agrarische bedrijven (vooral melkveehouders) die gebruikmaken van de derogatie, moeten vanaf 2024 sneller dan in de rest van Nederland het gebruik van extra dierlijke mest afbouwen. Dit betekent dat zij in 2024 210 kg en in 2025 190 kg stikstof dierlijke mest per hectare mogen uitrijden. Voor derogatiebedrijven is het mogelijk gebruik te maken van de ‘Subsidieregeling behoud grasland’. Hoe sneller de bedrijven derogatie moeten afbouwen, hoe hoger de vergoeding.

Alle agrarische bedrijven in NV-gebieden moeten in 2025 het gebruik van de totale hoeveelheid stikstof vanuit dierlijke mest en kunstmest met 20% verlagen. Daar wordt naartoe toegewerkt door in 2024 de totale stikstofgebruiksnorm met 5% te verlagen. Dat betekent dat boeren in NV-gebieden ook het gebruik van bijvoorbeeld kunstmest moeten terugdringen. Door het verminderen van het gebruik van stikstof, verbetert de waterkwaliteit.

vrijdag 8 december 2023

Hinderapp nu ook voor melden overlast houtkachels

De Hinderapp, het meldpunt voor overlast van geur en geluid, wordt uitgebreid. Inwoners van de provincie Groningen kunnen voortaan ook overlast van houtkachels doorgeven. Daarnaast wordt in Delfzijl een meetstation geplaatst voor fijnstofmetingen.

Met de Hinderapp konden inwoners al eenvoudig geur- en geluidsoverlast van bedrijven in hun omgeving melden. Daarnaast kunnen ze  de meldingen van anderen in hun omgeving zien. Houtrook is een nieuwe mogelijkheid van de Hinderapp.

Goede luchtkwaliteit heeft sterke invloed op de gezondheid van mensen. In 2020 ondertekende de provincie Groningen al het Schone Lucht Akkoord, net als het Rijk en veel andere provincies en gemeenten. De gegevens die op de app binnenkomen, worden door de provincie voortdurend geanalyseerd. Bovendien krijgen gemeenten inzicht in wat er in hun gebied speelt rond houtrook. Zij kunnen zo nodig maatregelen nemen. In de Hinderapp zijn ook de fijnstof metingen van thuis-meetpunten in onze provincie te zien. Tevens komt er begin volgend jaar een nieuwe professionele meetopstelling voor fijnstofmetingen in Groningen. Dit zogeheten ankerstation wordt geplaatst in de omgeving van bedrijventerrein Oosterhorn in Delfzijl.

Mensen die overlast ondervinden van houtkachels, hoeven alleen eenmalig een account aan te maken op de Hinderapp te maken. Om meldingen van anderen in je eigen omgeving te bekijken is geen account nodig.

donderdag 7 december 2023

Nederlands PFAS-afval naar België

PFAS-afval uit het Nederlandse Dordrecht kan na aanhoudend protest voorlopig niet meer worden verwerkt in de Verenigde Staten. Chemieconcern Chemours trekt daarom naar afvalverwerker Indaver in de Antwerpse haven.

De Amerikaanse fabriek zou de reststof hergebruiken, waardoor die niet verbrand hoeft te worden. Maar omwonenden vrezen dat de verwerking nog extra vervuiling zal opleveren. De druk werd te groot en de Amerikaanse milieuautoriteit zette de vergunning on hold.

Nederland zou al sinds 2014 PFAS naar Fayetteville exporteren. VN-rapporteur Marcos A. Orellana vond het in een recent gepubliceerde brief ‘alarmerend’ dat Nederland dat toelaat, terwijl de omgeving van de Amerikaanse ­fabriek al zwaar vervuild is.

woensdag 6 december 2023

Eerste Afrikaanse landen tekenen Nederlands initiatief voor meer schone vrachtwagens

Zes nieuwe landen scharen zich achter een Nederlands initiatief voor schoon zwaar wegverkeer. Het gaat om Colombia, Ghana, IJsland, Israël, Kaapverdië en Papoea Nieuw-Guinea. Het is voor het eerst dat ook Afrikaanse landen zich scharen achter dit Nederlandse initiatief.

Op de klimaattop in Dubai zetten de nieuwe landen hun handtekening onder de ambitie dat vanaf 2040 alle nieuwe vrachtwagens en bussen in hun land rijden zonder uitlaatgassen. Bijvoorbeeld elektrisch of op waterstof. Het is een volgende stap op weg naar volledig schoon en uitstootvrij wegvervoer in 2050. Het totaal aantal landen dat heeft getekend, staat nu op 33.
Schoner en gezonder

Vrachtwagens en bussen zijn erg belangrijk voor vervoer van goederen en personen. Nederland is een echt transportland. Maar het zwaar vervoer brengt ook veel vervuiling met zich mee. Het zorgt voor ruim een derde van de CO2-uitstoot en zo’n 70% van de stikstofuitstoot van al het wegverkeer wereldwijd, en produceert veel schadelijke gassen die mensen direct inademen.

Nederland heeft in het Klimaatakkoord afgesproken dat het al het zware wegverkeer in 2050 schoon wil hebben. Om dat te halen, moet je uiterlijk vanaf 2040 zorgen dat alle nieuwe vrachtwagens op de weg schoon zijn. Nederland lanceerde daar in 2021, op de klimaattop in Glasgow, een akkoord voor. Inmiddels doen 33 landen mee.

Naast 33 landen doen 115 deelstaten, banken, bedrijven en vrachtwagenbouwers mee. Zoals Californië en Quebec, DHL, Heineken, Scania, BYD, Siemens en sinds vandaag ook o.a. EVBox, VDL Bus & Coach, Fountain Fuel en het Zuid-Afrikaanse KDG Logistics. Landen, deelstaten en bedrijven die zich achter dit initiatief scharen, maken deel uit van een netwerk waarin veel kennis wordt uitgewisseld.

In Dubai heeft staatssecretaris Heijnen ook aangekondigd dat een Nederlands initiatief om de wereldwijde kennis om fietsinfrastructuur te vergroten, wordt uitgebreid. België en Luxemburg sluiten zich aan bij het initiatief om fietsgebruik wereldwijd te stimuleren, en zullen ook financieel bijdragen. Daarvoor wordt volgend jaar een fonds opgericht.

Afgelopen jaar zijn zes workshops gegeven in landen zoals India, Ghana en Colombia. Volgend jaar worden dat er 12, het jaar daarna weer dubbel zo veel, en daarna weer, enzovoort. De landen waar volgend jaar een workshop plaatsvindt zijn onder meer: Mexico, Indonesië, Tonga, Kenia en Zuid-Afrika.

In de workshops kijken Nederlandse fietsexperts samen met lokale organisaties en bestuurders wat de knelpunten zijn op fietsgebied. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken op welke plekken fietspaden aangelegd kunnen worden en welke fondsen daarvoor kunnen worden aangeboord. En hoe werkgevers fietsen kunnen stimuleren. Bijvoorbeeld door fietsen te verstrekken aan hun werknemers, door fietsenstallingen te bouwen en bijvoorbeeld van douches te voorzien.

dinsdag 5 december 2023

Invasieve Chinese wolhandkrabben kunnen helpen om PFAS-verontreiniging op te sporen

Per- en polyfluoralkylstoffen, algemeen bekend als PFAS, vormen een grote groep door de mens gemaakte chemicaliën. PFAS worden gebruikt voor een breed scala aan toepassingen, waaronder het waterdicht maken van materialen, anti-aanbak kookgerei en blusschuimen. Als gevolg daarvan worden PFAS ook veelvuldig aangetroffen in het milieu, waar ze persistent, bio-accumulerend en giftig zijn.

PFAS-vervuiling in België kan momenteel op heel wat belangstelling rekenen, vooral sinds verhoogde niveaus werden gedetecteerd rond een hot-spot in Zwijndrecht. Hoewel PFAS-concentraties vaak worden gemonitord in het terrestrische milieu, zijn studies over het aquatische milieu nog steeds schaars in Vlaanderen.

Hier zou biomonitoring een goede oplossing kunnen bieden. Bij biomonitoring wordt specifiek ge-keken naar de lichaamsbelasting van chemicaliën in organismen.

Een nieuwe studie, gepubliceerd in het Journal of Hazardous Materials, door het onderzoeksteam ECOSPHERE, levert voor eerst bewijs van de geschiktheid van een invasieve soort, de Chinese wolhandkrab, voor biomonitoring van PFAS.

Het team verzamelde Chinese wolhandkrabben op 23 locaties in Vlaanderen. Men richtte zich daarbij op residente krabben, door stalen te nemen buiten de migratieperiodes. Op twee van deze locaties (Grobbendonk en Lippenbroek) waren al op maat gemaakte krabbenvallen geïnstalleerd.

De resultaten toonden aan dat Chinese wolhandkrabben, een invasieve soort die wijdverspreid is over heel Vlaanderen en een aanzienlijke impact heeft op onze aquatische ecosystemen, hoge concentraties PFAS in hun lichaam en schild accumuleren, waardoor ze effectief bruikbare soorten zijn voor PFAS-biomonitoring. Er was geen duidelijke relatie met de concentraties in het lokale abiotische milieu. Dit toont de noodzaak van biomonitoring, aangezien alleen water- en sedimentanalyse duidelijk onvoldoende informatie geeft over de accumulatie van PFAS in de krabben, en waarschijnlijk ook in andere aquatische organismen. Er waren ook aanzienlijke verschillen tussen de opgehoopte PFAS in de krabben en in inheemse vissoorten Dit betekent dat de Chinese wolhandkrabben deze vissen niet kunnen vervangen in de huidige biomonitoringprogramma's, maar wel aanvullende indicaties bieden.

maandag 4 december 2023

91 procent van de dierenklinieken neemt medicijnafval van klanten in

Medicijnafval op een veilige manier verwerken beschermt het milieu. Daarnaast voorkomt het dat mensen of huisdieren in aanraking komen met schadelijke stoffen. Uit onderzoek van huisdierenverzekeraar OHRA blijkt dat 91 procent van de ondervraagde dierenklinieken medicijnafval van klanten kosteloos inneemt. Bij ongeveer 10 procent van deze klinieken krijgt de klant zelfs (een deel van) het aankoopbedrag terug als de medicijnen nog bruikbaar zijn.

Medicijnresten die in het milieu komen zijn schadelijk voor de biodiversiteit. Niet elk huisdierenbaasje is zich ervan bewust dat medicijnen het (oppervlakte)water kunnen vervuilen wanneer medicijnafval niet op de juiste manier wordt ingeleverd. OHRA streeft naar meer bewustwording hierover, en dat vindt 86% van de dierenklinieken die de online survey invulden een goed idee. Medicijnresten kunnen ook via de ontlasting van een huisdier in het milieu terechtkomen. Daar staan veel huisdierenbaasjes (nog) niet bij stil.

Wat er gebeurt met medicijnafval van dierenklinieken verschilt, blijkt uit de online survey van OHRA. Zo gaat 12 procent naar een afvalverwerker, 4% naar een milieustraat, 3% naar een apotheek en 11% naar een asiel of stichting in Nederland of het buitenland. In de meeste gevallen (70%) wordt medicijnafval echter opgehaald door een andere partij, bijvoorbeeld door een lokaal crematorium waarmee de dierenkliniek een overeenkomst heeft.

Huisdierenbaasjes kunnen verschillende dingen doen om medicijnresten in het milieu te voorkomen. Peters en OHRA hebben 5 concrete tips:

Voorkom ziektes: Vaccinaties, tandheelkundige zorg en vlo- en tekenbestrijding kunnen veel ziektes voorkomen. Zo wordt de kans op (meer ingrijpende) medische behandelingen kleiner.
Gebruik medicatie op de juiste manier: Volg de instructies van de dierenarts nauwkeurig op. Gebruik de juiste dosering en maak de volledige kuur af. Veeg na het toedienen de handen eerst af aan keukenpapier en was ze daarna goed met zeep.
Doe medicijnen verantwoord weg: Blijven er medicijnen van een huisdier over? Gooi ze niet bij het gewone huisvuil. Denk ook aan naalden en medicijncontainers. Lever ze in bij de milieustraat of vraag een dierenkliniek om het af te voeren.
Gooi hondenpoep bij het restafval: De voedingsstoffen en medicijnresten in hondenpoep kunnen een negatief effect hebben op de natuur. Neem daarom tijdens het uitlaten altijd (biologische) hondenpoepzakjes mee. Gooi gebruikte zakjes bij het restafval.
Gooi kattenbakvulling bij het restafval: Kattenbakvulling kan ziekteverwekkers en medicijnresten bevatten. Gooi het bij het restafval en dus niet op een composthoop, in de tuin of bij het gft.

vrijdag 1 december 2023

PMT gaat door met negen olie- en gasbedrijven

Pensioenfonds PMT gaat door met negen olie- en gasbedrijven uit de eigen aandelenportefeuille. Er is van 40 bedrijven afscheid genomen. De resterende bedrijven zijn voor PMT de meest kansrijke in deze sector. Zij voldoen aan de eisen die PMT eerder heeft gesteld, namelijk het publiekelijk uitspreken van een ambitie voor ‘net zero’ uitstoot per 2050 en het opstellen van voldoende onderbouwde reductie- en actieplannen. PMT heeft vertrouwen in het voortzetten van constructieve engagement met deze bedrijven richting een 1,5 graden wereld.

De sector metaal en techniek maakt het verschil op klimaatgebied door innovatie in de energietransitie. PMT gelooft nog steeds dat praten met bedrijven waarin zij beleggen vaak meer effect heeft dan de aandelen verkopen en uit het bedrijf stappen. De achterban, de werkgevers en deelnemers verwachten ook dat PMT in gesprek blijft en niet zomaar bedrijven of een sector uitsluit.

In november 2021 is PMT gestart met het engagementprogramma energietransitie 2021-2023. Besloten werd om alle bedrijven in de olie- en gassector in de aandelenportefeuille van PMT te vragen zich te committeren aan een 1,5 graden pad en daar tussenliggende doelstellingen aan te verbinden. Nutsbedrijven met een significant aandeel energieopwekking uit kolen werd gevraagd een uitfaseringsplan voor kolen te communiceren in lijn met het IPCC-pad naar 1,5 graden voor de geografische regio waarin het bedrijf opereert.

Van de in totaal 49 bedrijven aan de start van het engagementprogramma is stapsgewijs van 40 bedrijven afscheid genomen die niet voldoen aan de eisen van PMT. Vaak omdat ze onvoldoende hebben aangetoond dat ze bijdragen aan de energietransitie door het ontbreken van een doeltreffende strategie en onvoldoende reductie van CO2-uitstoot. Bovendien zijn sommige bedrijven uitgesloten omdat ze naar verwachting in 2030 meer olie en gas zullen produceren dan in 2019 en daarmee een negatieve bijdrage leveren aan de energietransitie.

Per 1 oktober 2023 zijn er negen olie- en gasbedrijven overgebleven in de aandelenportefeuille waarvan op basis van dertien indicatoren is vastgesteld dat zij een bijdrage leveren aan de energietransitie[1]. Van bedrijven wordt onder andere verwacht dat ze (lange termijn) reductiedoelstellingen hebben die in lijn zijn met een 1,5 graden pad. Daarnaast dienen ze een robuuste strategie te presenteren, inclusief bijbehorende kapitaalinvesteringen, die het bedrijf in staat stelt om deze reductiedoelstellingen te halen en een bijdrage te leveren aan de energietransitie. Ook wordt van geïntegreerde olie- en gasbedrijven verwacht dat zij na 2025 geen nieuwe olievelden meer ontwikkelen. Ondanks dat deze bedrijven nog niet opereren in een pad naar 1,5 graden, zoals de gehele wereldeconomie niet opereert in een 1,5 graden pad, ziet PMT dat zij wel voortgang hebben geboekt gedurende het engagement programma. Daarom kiest het pensioenfonds ervoor om het engagement voort te zetten met de volgende bedrijven: Aker BP ASA, BP PLC, Enbridge Inc, Eni SpA, Equinor ASA, Galp Energia SGPS SA, Neste Oyj, OMV AG en Shell PLC.