Realistischer onderzoek nodig naar stoffen die in milieu terechtkomen
Chemische stoffen en nanomaterialen worden massaal in producten verwerkt terwijl de risico’s niet goed ingeschat worden. Keer op keer blijken gesynthetiseerde stoffen het milieu sterker te verontreinigen dan labtesten voorspelden. Daarvoor waarschuwt hoogleraar Ecotoxicologie Martina Vijver van de Universiteit Leiden in haar oratie op 16 november.
Laboratoriumtesten schieten volgens Vijver tekort omdat ze niet een heel ecosysteem nabootsen. In haar oratie gaat ze dieper in op twee voorbeelden van stoffen waar realistischer onderzoek naar nodig is: landbouwgif en nanodeeltjes. ‘Maar ik kan hetzelfde zeggen voor vele andere stofgroepen zoals antibiotica, weekmakers en GenX.’
Uit haar onderzoek naar neonicotinoïden, wereldwijd de meest verkochte middelen tegen insecten, blijkt dat het waterleven in Nederland sterker aangetast is dan gedacht. ‘Toxiciteitsprotocollen die het milieu moeten beschermen zijn gebaseerd op labtesten die de effecten op een ecosysteem meestal inschatten als een optelsom van een handvol soorten. Bovendien worden ze blootgesteld onder constante laboratoriumcondities. Dit is een te grote versimpeling van de complexiteit van een ecosysteem.’ Ook houden labtesten volgens Vijver onvoldoende rekening met het feit dat chemische stoffen en organismen de grenzen van water, bodem en lucht doorkruisen.
Vijver is een van de initiatiefnemers van het Levend Lab: in 2016 zijn op het Leiden Bio Science Park 38 natuurgetrouwe slootjes aangelegd. De slootjes staan in direct contact met open water waardoor realistisch getest kan worden wat de werkelijke effecten zijn van landbouwgif en andere potentieel giftige stoffen. De resultaten zijn verontrustend. Watervlooien bleken in de sloten waar landbouwgif was toegediend wel 2500 keer gevoeliger – ze gingen dus veel sneller dood - voor de effecten dan in een gewoon lab waar de condities constanter zijn. En er traden meer onverwachte gevolgen op. De diversiteit van soorten aan de kant nam af omdat er minder voedsel in en rondom de slootjes was.
In haar oratie pleit Vijver tevens voor een grondig onderzoek naar de mogelijke risico’s van nanomaterialen. Deze minuscuul kleine deeltjes van een stof ter grootte van 1 tot 100 nanometer- rukken vanwege hun bijzondere eigenschappen op in de meest uiteenlopende producten zoals apparaten, cosmetica, en textiel. Deze stoffen zijn nog niet massaal in het milieu geloosd omdat de nanotechnologie nog nieuw is. Haar onderzoeksgroep in Leiden liet zien dat nanodeeltjes groter dan 50 nanometer zich vooral nestelen in het darmstelsel van blootgestelde organismen en kleinere nanodeeltjes werden in het hele lichaam teruggevonden.
Het is nog onbekend welke impact de deeltjes op de langere termijn op het ecosysteem hebben. Daar gaat Vijver samen met haar collega’s en promovendi de komende jaren onderzoek naar doen. Vijver: ‘We kunnen slechts zelden alle consequenties van onze menselijke activiteiten overzien. Toch moeten we, vooruitlopend op technologische ontwikkelingen, realistischer risico-inschattingen maken voor het gebruik van nieuwe opkomende stoffen.’
Laboratoriumtesten schieten volgens Vijver tekort omdat ze niet een heel ecosysteem nabootsen. In haar oratie gaat ze dieper in op twee voorbeelden van stoffen waar realistischer onderzoek naar nodig is: landbouwgif en nanodeeltjes. ‘Maar ik kan hetzelfde zeggen voor vele andere stofgroepen zoals antibiotica, weekmakers en GenX.’
Uit haar onderzoek naar neonicotinoïden, wereldwijd de meest verkochte middelen tegen insecten, blijkt dat het waterleven in Nederland sterker aangetast is dan gedacht. ‘Toxiciteitsprotocollen die het milieu moeten beschermen zijn gebaseerd op labtesten die de effecten op een ecosysteem meestal inschatten als een optelsom van een handvol soorten. Bovendien worden ze blootgesteld onder constante laboratoriumcondities. Dit is een te grote versimpeling van de complexiteit van een ecosysteem.’ Ook houden labtesten volgens Vijver onvoldoende rekening met het feit dat chemische stoffen en organismen de grenzen van water, bodem en lucht doorkruisen.
Vijver is een van de initiatiefnemers van het Levend Lab: in 2016 zijn op het Leiden Bio Science Park 38 natuurgetrouwe slootjes aangelegd. De slootjes staan in direct contact met open water waardoor realistisch getest kan worden wat de werkelijke effecten zijn van landbouwgif en andere potentieel giftige stoffen. De resultaten zijn verontrustend. Watervlooien bleken in de sloten waar landbouwgif was toegediend wel 2500 keer gevoeliger – ze gingen dus veel sneller dood - voor de effecten dan in een gewoon lab waar de condities constanter zijn. En er traden meer onverwachte gevolgen op. De diversiteit van soorten aan de kant nam af omdat er minder voedsel in en rondom de slootjes was.
In haar oratie pleit Vijver tevens voor een grondig onderzoek naar de mogelijke risico’s van nanomaterialen. Deze minuscuul kleine deeltjes van een stof ter grootte van 1 tot 100 nanometer- rukken vanwege hun bijzondere eigenschappen op in de meest uiteenlopende producten zoals apparaten, cosmetica, en textiel. Deze stoffen zijn nog niet massaal in het milieu geloosd omdat de nanotechnologie nog nieuw is. Haar onderzoeksgroep in Leiden liet zien dat nanodeeltjes groter dan 50 nanometer zich vooral nestelen in het darmstelsel van blootgestelde organismen en kleinere nanodeeltjes werden in het hele lichaam teruggevonden.
Het is nog onbekend welke impact de deeltjes op de langere termijn op het ecosysteem hebben. Daar gaat Vijver samen met haar collega’s en promovendi de komende jaren onderzoek naar doen. Vijver: ‘We kunnen slechts zelden alle consequenties van onze menselijke activiteiten overzien. Toch moeten we, vooruitlopend op technologische ontwikkelingen, realistischer risico-inschattingen maken voor het gebruik van nieuwe opkomende stoffen.’
Geen opmerkingen: