Dieren passen zich traag aan aan klimaatverandering
Klimaatverandering zorgt in heel wat diersoorten voor aanpassingen in hun levenscyclus, zoals de timing van het uitkomen of nestelen, of in hun morfologie, zoals lichaamsgrootte. De aanpassingen zijn echter traag in vergelijking met de snelheid waarmee het klimaat verandert.
GCE wetenschappers Frank Adriaensen en Erik Matthysen hebben meegewerkt aan een nieuw artikel, verschenen in het gezaghebbende vaktijdschrift Nature Communications. Daarin wordt getoond dat klimaatverandering in heel wat diersoorten zorgt voor aanpassingen in hun levenscyclus, zoals de timing van het uitkomen of nestelen, of in hun morfologie, zoals lichaamsgrootte.
Dat was ook al eerder aangetoond in andere studies: het werk van onze onderzoekers toont nu aan dat de aanpassingen ook ‘adaptief’ bij sommige dierenpopulaties. Ze helpen met andere woorden de populaties om zich in stand te houden, en om te gaan met de potentieel negatieve gevolgen van de klimaatverandering. Terwijl eerder verschillende studies aantoonden dat dat bij heel wat soorten veranderingen gebeuren in timing en morfologie als respons op klimaatverandering, toonden deze studies niet aan dat de veranderingen de dieren ook een grotere kans op overleving geven.
De wetenschappers kwamen tot deze conclusie op basis van 71 verschillende studies. Het blijkt dat voornamelijk heel wat vogelpopulaties nu reeds een aangepast seizoenaal gedrag vertonen. Dit mag niet zo gek lijken, maar het feit dat nu is aangetoond dat het daadwerkelijk om een adaptieve respons gaat, is een belangrijke vaststelling.
Goed nieuws zou u zeggen? Enerzijds is dat zeker zo: als natuurlijke soorten nu reeds op korte termijn kunnen veranderen in respons op klimaat, verhoogt dat hun resistentie tegen uitsterven door klimaatverandering. Het slechte nieuws is echter dat de respons sterk vertraagd is t.o.v. de snelheid waarmee het klimaat verandert: de aanpassingen lijken niet snel genoeg te gaan, waardoor vele vogelpopulaties op termijn toch met uitsterven bedreigd worden.
De over vele decennia verzamelde data van koolmezen en pimpelmezen waren essentieel in de bereikte conclusies. Dit toont nog maar eens aan hoe belangrijk het is om natuurlijke populaties gedurende lange tijd op te volgen.
GCE wetenschappers Frank Adriaensen en Erik Matthysen hebben meegewerkt aan een nieuw artikel, verschenen in het gezaghebbende vaktijdschrift Nature Communications. Daarin wordt getoond dat klimaatverandering in heel wat diersoorten zorgt voor aanpassingen in hun levenscyclus, zoals de timing van het uitkomen of nestelen, of in hun morfologie, zoals lichaamsgrootte.
Dat was ook al eerder aangetoond in andere studies: het werk van onze onderzoekers toont nu aan dat de aanpassingen ook ‘adaptief’ bij sommige dierenpopulaties. Ze helpen met andere woorden de populaties om zich in stand te houden, en om te gaan met de potentieel negatieve gevolgen van de klimaatverandering. Terwijl eerder verschillende studies aantoonden dat dat bij heel wat soorten veranderingen gebeuren in timing en morfologie als respons op klimaatverandering, toonden deze studies niet aan dat de veranderingen de dieren ook een grotere kans op overleving geven.
De wetenschappers kwamen tot deze conclusie op basis van 71 verschillende studies. Het blijkt dat voornamelijk heel wat vogelpopulaties nu reeds een aangepast seizoenaal gedrag vertonen. Dit mag niet zo gek lijken, maar het feit dat nu is aangetoond dat het daadwerkelijk om een adaptieve respons gaat, is een belangrijke vaststelling.
Goed nieuws zou u zeggen? Enerzijds is dat zeker zo: als natuurlijke soorten nu reeds op korte termijn kunnen veranderen in respons op klimaat, verhoogt dat hun resistentie tegen uitsterven door klimaatverandering. Het slechte nieuws is echter dat de respons sterk vertraagd is t.o.v. de snelheid waarmee het klimaat verandert: de aanpassingen lijken niet snel genoeg te gaan, waardoor vele vogelpopulaties op termijn toch met uitsterven bedreigd worden.
De over vele decennia verzamelde data van koolmezen en pimpelmezen waren essentieel in de bereikte conclusies. Dit toont nog maar eens aan hoe belangrijk het is om natuurlijke populaties gedurende lange tijd op te volgen.
Geen opmerkingen: