Sinds 2017 weer stijging nitraat in water op landbouwbedrijven
Sinds 2015 komt er weer meer stikstof en fosfor in de bodem terecht op landbouwbedrijven. Vanaf 2017 stijgt daarom de concentratie nitraat in het uitspoelings- en slootwater bij deze bedrijven. Dat blijkt uit de ‘Nitraatrapportage 2020’ van het RIVM.
Het onderzoek laat zien dat die stijging het gevolg is van de toename van het stikstofgebruik en de recente droge zomers (2018, 2019). Door de droogte nemen gewassen minder stikstof en fosfor op. Het ontstane overschot spoelt vervolgens deels uit naar het oppervlakte- en grondwater.
Het huidige beleid is ontoereikend om de doelstellingen te halen. Dat vraagstuk wordt nog knellender als we rekening houden met het vaker voorkomen van perioden van droogte, zoals in de afgelopen jaren het geval was.
De afgelopen decennia verbeterde de waterkwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Nederland. Dit komt vooral doordat boeren minder en zorgvuldiger mest gebruiken. De verbetering van de kwaliteit van het water gaat de laatste jaren veel minder snel dan in het verleden. Veel wateren voldoen nog niet aan het gewenste kwaliteitsniveau. De nitraatconcentraties blijken vooral te hoog in de bovenste meter van het grondwater op ruim de helft van de landbouwbedrijven in zand- en lössgebieden en in ruim 30 (zo’n 15%) van de circa 200 grondwaterbeschermingsgebieden.
Te veel stikstof en fosfor in water heeft op verschillende manieren negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit in ons land. Allereerst kan het oppervlaktewater gevaarlijk worden voor mensen om in te zwemmen, bijvoorbeeld door de groei van blauwalgen. Contact met of inslikken van blauwalgen kan namelijk gezondheidsklachten veroorzaken. Ook dieren die het water drinken, kunnen vergiftigingsverschijnselen krijgen. Een ander negatief effect is vermindering van biodiversiteit doordat (gewenste) waterdieren en waterplanten verdwijnen door een overschot aan stikstof en fosfor, terwijl ongewenste soorten (zoals algen en eendenkroos) goed gedijen en zorgen dat nog meer gewenste soorten verdwijnen. Deze ongewenste soorten zorgen er bovendien voor dat het water er onaantrekkelijk uit kan zien, en een onaangename lucht (stank) heeft. Tenslotte moeten drinkwaterbedrijven steeds meer moeite doen om nitraat en andere vervuilende stoffen uit het grond- en oppervlaktewater te halen voor onze drinkwatervoorziening.
Het onderzoek laat zien dat die stijging het gevolg is van de toename van het stikstofgebruik en de recente droge zomers (2018, 2019). Door de droogte nemen gewassen minder stikstof en fosfor op. Het ontstane overschot spoelt vervolgens deels uit naar het oppervlakte- en grondwater.
Het huidige beleid is ontoereikend om de doelstellingen te halen. Dat vraagstuk wordt nog knellender als we rekening houden met het vaker voorkomen van perioden van droogte, zoals in de afgelopen jaren het geval was.
De afgelopen decennia verbeterde de waterkwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Nederland. Dit komt vooral doordat boeren minder en zorgvuldiger mest gebruiken. De verbetering van de kwaliteit van het water gaat de laatste jaren veel minder snel dan in het verleden. Veel wateren voldoen nog niet aan het gewenste kwaliteitsniveau. De nitraatconcentraties blijken vooral te hoog in de bovenste meter van het grondwater op ruim de helft van de landbouwbedrijven in zand- en lössgebieden en in ruim 30 (zo’n 15%) van de circa 200 grondwaterbeschermingsgebieden.
Te veel stikstof en fosfor in water heeft op verschillende manieren negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit in ons land. Allereerst kan het oppervlaktewater gevaarlijk worden voor mensen om in te zwemmen, bijvoorbeeld door de groei van blauwalgen. Contact met of inslikken van blauwalgen kan namelijk gezondheidsklachten veroorzaken. Ook dieren die het water drinken, kunnen vergiftigingsverschijnselen krijgen. Een ander negatief effect is vermindering van biodiversiteit doordat (gewenste) waterdieren en waterplanten verdwijnen door een overschot aan stikstof en fosfor, terwijl ongewenste soorten (zoals algen en eendenkroos) goed gedijen en zorgen dat nog meer gewenste soorten verdwijnen. Deze ongewenste soorten zorgen er bovendien voor dat het water er onaantrekkelijk uit kan zien, en een onaangename lucht (stank) heeft. Tenslotte moeten drinkwaterbedrijven steeds meer moeite doen om nitraat en andere vervuilende stoffen uit het grond- en oppervlaktewater te halen voor onze drinkwatervoorziening.
Geen opmerkingen: