'Fossielvrije voedingsindustrie 2035 niet haalbaar'
Een recent rapport van het onderzoeks- en adviesbureau CE Delft geeft aan dat de voedingsindustrie in 2035 volledig kan draaien op duurzame brandstoffen. Dat is helaas een te optimistische verwachting. Een fossielvrije voedingssector in 2035 is met het huidige verduurzamingstempo onrealistisch. Toch hebben voedingsbedrijven wel de mogelijkheid om de energietransitie te versnellen, zegt Ceel Elemans, Sector specialist Food, ING Sector Banking.
Tot nu toe stokt de CO2-reductie in de voedingssector bij een lichte stijging van het productievolume. Uit ING-onderzoek blijkt dat het aardgasgebruik in de voedingsindustrie al vier jaar op rij niet daalt. Aardgas levert daarbij op dit moment bijna 75 procent van de benodigde energie aan voedingsbedrijven.
Voor voedingsbedrijven is het verminderen van de CO2-uitstoot een uitdaging. Bedrijven hikken aan tegen de kostbare CO2-reductie investeringen vanwege de lange terugverdientijd. Deze lange terugverdientijd wordt mede veroorzaakt doordat afnemers doorgaans niet bereid zijn extra te betalen voor verduurzaming. Daarnaast zijn er belemmerende problemen met het elektriciteitsnetwerk, zoals lange wachttijden voor het krijgen van meer capaciteit.
Toch zijn er zeker goede mogelijkheden. Naar schatting investeert de voedingssector jaarlijks twee miljard euro tot 2030 in de eigen bedrijfsvoering. Er liggen daarbij kansen voor voedingsbedrijven om hun bijdrage aan de verduurzaming van de sector te vergroten. Bijvoorbeeld door koel- en vriescellen te laten draaien op momenten van overschot aan elektriciteit, waardoor het elektriciteitsnet wordt ontlast. Duurzame besparingen zijn ook mogelijk met warmtepompen die restwarmte uit het productieproces of koelinstallaties hergebruiken. Industriële bakkerijen kunnen investeren in zuinigere gasovens en deze later ombouwen naar elektriciteit of waterstof.
Tot nu toe stokt de CO2-reductie in de voedingssector bij een lichte stijging van het productievolume. Uit ING-onderzoek blijkt dat het aardgasgebruik in de voedingsindustrie al vier jaar op rij niet daalt. Aardgas levert daarbij op dit moment bijna 75 procent van de benodigde energie aan voedingsbedrijven.
Voor voedingsbedrijven is het verminderen van de CO2-uitstoot een uitdaging. Bedrijven hikken aan tegen de kostbare CO2-reductie investeringen vanwege de lange terugverdientijd. Deze lange terugverdientijd wordt mede veroorzaakt doordat afnemers doorgaans niet bereid zijn extra te betalen voor verduurzaming. Daarnaast zijn er belemmerende problemen met het elektriciteitsnetwerk, zoals lange wachttijden voor het krijgen van meer capaciteit.
Toch zijn er zeker goede mogelijkheden. Naar schatting investeert de voedingssector jaarlijks twee miljard euro tot 2030 in de eigen bedrijfsvoering. Er liggen daarbij kansen voor voedingsbedrijven om hun bijdrage aan de verduurzaming van de sector te vergroten. Bijvoorbeeld door koel- en vriescellen te laten draaien op momenten van overschot aan elektriciteit, waardoor het elektriciteitsnet wordt ontlast. Duurzame besparingen zijn ook mogelijk met warmtepompen die restwarmte uit het productieproces of koelinstallaties hergebruiken. Industriële bakkerijen kunnen investeren in zuinigere gasovens en deze later ombouwen naar elektriciteit of waterstof.
Geen opmerkingen: