Nieuw stikstofbeleid krijgt vorm
De contouren van een nieuw stikstof- en klimaatbeleid voor de landbouw krijgen vorm, bleek op het landelijk symposium ‘Bedrijfsspecifiek meten stalemissies met sensoren’ op 25 januari 2024 in Ede. In dat beleid werkt de overheid toe naar een nieuw vergunningensysteem waarbij niet maatregelen worden voorgeschreven, maar doelen: zoveel ammoniak en broeikasgassen mag een bedrijf uitstoten. Boeren krijgen alleen een vergunning als ze aannemelijk kunnen maken dat ze binnen het vergunde emissiebudget voor ammoniak en broeikasgassen produceren.
In het kort:
Boeren krijgen emissiebudgetten voor ammoniak, broeikasgassen, fijnstof en geur waar ze binnen moeten blijven.
Met sensoren houden ze bij of de emissies boven of onder de grenswaarde van het budget liggen.
Met deze monitoring kunnen boeren sturen op het bereiken van de doelen door verlaging van emissies.
Bij de vergunningverlening moeten boeren aantonen dat ze binnen het emissiebudget blijven. De overheid controleert dit aan de hand van de aangeleverde meetgegevens.
Voor dit beleid zijn meetsystemen nodig. Die geven boeren inzicht in de hoeveelheid stoffen die ze uitstoten, zodat ze zelf kunnen sturen op hun naleving en op verlaging van hun emissies. Tegelijk krijgen controlerende instanties daarmee inzicht in de naleving van de afspraken.
Het ontwikkelde meetprotocol legt uit hoe de emissies in de stal moeten worden gemeten en aan welke eisen sensormeetsystemen moeten voldoen. Daarbij gaat het om alle luchtemissies, dus zowel ammoniak, methaan, fijnstof, geur en endotoxinen. Voor ammoniak gelden nu emissiefactoren volgens de Omgevingsregeling (tot 31 december 2023: de Regeling ammoniak en veehouderij, Rav), waarbij rekenmodellen de verwachte emissie afzetten tegen de toegestane emissie. Deze systematiek kan in het nieuwe beleid worden vervangen door een emissiebudget, oftewel een emissiegrenswaarde. In deze systematiek krijgt de veehouder een vergunning als hij aannemelijk maakt, en later met zijn metingen aantoont, dat hij binnen het emissiebudget blijft. Daarvoor zijn – liefst continue – metingen nodig op de boerderij, die een deugdelijk beeld geven van de werkelijke emissie, zodat de methodiek en vergunning standhouden bij de rechter.
In het kort:
Boeren krijgen emissiebudgetten voor ammoniak, broeikasgassen, fijnstof en geur waar ze binnen moeten blijven.
Met sensoren houden ze bij of de emissies boven of onder de grenswaarde van het budget liggen.
Met deze monitoring kunnen boeren sturen op het bereiken van de doelen door verlaging van emissies.
Bij de vergunningverlening moeten boeren aantonen dat ze binnen het emissiebudget blijven. De overheid controleert dit aan de hand van de aangeleverde meetgegevens.
Voor dit beleid zijn meetsystemen nodig. Die geven boeren inzicht in de hoeveelheid stoffen die ze uitstoten, zodat ze zelf kunnen sturen op hun naleving en op verlaging van hun emissies. Tegelijk krijgen controlerende instanties daarmee inzicht in de naleving van de afspraken.
Het ontwikkelde meetprotocol legt uit hoe de emissies in de stal moeten worden gemeten en aan welke eisen sensormeetsystemen moeten voldoen. Daarbij gaat het om alle luchtemissies, dus zowel ammoniak, methaan, fijnstof, geur en endotoxinen. Voor ammoniak gelden nu emissiefactoren volgens de Omgevingsregeling (tot 31 december 2023: de Regeling ammoniak en veehouderij, Rav), waarbij rekenmodellen de verwachte emissie afzetten tegen de toegestane emissie. Deze systematiek kan in het nieuwe beleid worden vervangen door een emissiebudget, oftewel een emissiegrenswaarde. In deze systematiek krijgt de veehouder een vergunning als hij aannemelijk maakt, en later met zijn metingen aantoont, dat hij binnen het emissiebudget blijft. Daarvoor zijn – liefst continue – metingen nodig op de boerderij, die een deugdelijk beeld geven van de werkelijke emissie, zodat de methodiek en vergunning standhouden bij de rechter.
Geen opmerkingen: