Duidelijker besluitvormingproces helpt kennisopbouw voor radioactief afvalbeheer
Een gebrek aan urgentie en richting bij de besluitvorming over de berging van radioactief afval belemmert de kennisopbouw die voor die besluitvorming noodzakelijk is. Dat concludeert het Rathenau Instituut in het rapport Koersen naar kennis over de knowhow die Nederland heeft om te kunnen besluiten over een definitieve bergplek voor radioactief afval. Het rapport laat zien dat de overheid de kennisontwikkeling gerichter kan sturen door een helder stappenplan te maken voor de besluiten die ze in de toekomst zal moeten nemen.
Eind vorige eeuw besloot de regering om het Nederlandse radioactief afval op te slaan in Zeeland. Deze bovengrondse opslag is een tijdelijke oplossing voor de lange termijn. Het kabinet wil rond het jaar 2100 beslissen over een definitieve bergplek die bij voorkeur diep in de grond ligt en dertig jaar later in gebruik moet zijn. Het besluitvormingsproces hiervoor moet nog worden ingevuld.
Kennis is noodzakelijk om te bepalen hoe en waar Nederland het afval kan bergen en voor het in kaart brengen van de risico’s die daarmee samenhangen. Ook regionale overheden, maatschappelijke organisaties en burgers hebben deze kennis nodig om hun rol bij de besluitvorming te kunnen spelen. Omdat het momenteel niet duidelijk is wanneer het kabinet de beslissingen gaat nemen die aan een definitieve bergplek vooraf moeten gaan, is het volgens het Rathenau Instituut onduidelijk welke kennis wanneer beschikbaar moet zijn.
Het Rathenau Instituut sprak voor dit onderzoek met 24 deskundigen, organiseerde twee workshops en bestudeerde de relevante literatuur. Hieruit werd onder meer duidelijk dat Nederland de berging lange tijd vooral zag als een technische uitdaging. Het onderzoek richtte zich vooral op methoden om het afval in zout- of kleilagen te bergen. Sociaalwetenschappelijke kennis over bijvoorbeeld besluitvorming en het betrekken van belanghebbenden kreeg veel minder aandacht en is nog steeds een ondergeschoven kindje. Ook is het onduidelijk wie dat onderzoek moet financieren: de afvalproducenten of de overheid?
Eind vorige eeuw besloot de regering om het Nederlandse radioactief afval op te slaan in Zeeland. Deze bovengrondse opslag is een tijdelijke oplossing voor de lange termijn. Het kabinet wil rond het jaar 2100 beslissen over een definitieve bergplek die bij voorkeur diep in de grond ligt en dertig jaar later in gebruik moet zijn. Het besluitvormingsproces hiervoor moet nog worden ingevuld.
Kennis is noodzakelijk om te bepalen hoe en waar Nederland het afval kan bergen en voor het in kaart brengen van de risico’s die daarmee samenhangen. Ook regionale overheden, maatschappelijke organisaties en burgers hebben deze kennis nodig om hun rol bij de besluitvorming te kunnen spelen. Omdat het momenteel niet duidelijk is wanneer het kabinet de beslissingen gaat nemen die aan een definitieve bergplek vooraf moeten gaan, is het volgens het Rathenau Instituut onduidelijk welke kennis wanneer beschikbaar moet zijn.
Het Rathenau Instituut sprak voor dit onderzoek met 24 deskundigen, organiseerde twee workshops en bestudeerde de relevante literatuur. Hieruit werd onder meer duidelijk dat Nederland de berging lange tijd vooral zag als een technische uitdaging. Het onderzoek richtte zich vooral op methoden om het afval in zout- of kleilagen te bergen. Sociaalwetenschappelijke kennis over bijvoorbeeld besluitvorming en het betrekken van belanghebbenden kreeg veel minder aandacht en is nog steeds een ondergeschoven kindje. Ook is het onduidelijk wie dat onderzoek moet financieren: de afvalproducenten of de overheid?
Geen opmerkingen: