Landbouw gebruikt een vijfde minder gewasbeschermingsmiddelen
In 2024 gebruikte de landbouw 3,9 miljoen kilogram gewasbeschermingsmiddelen, 22 procent minder dan in 2020. Per hectare gebruikt de landbouw 5,6 kilogram, vier jaar eerder was dat 7,1 kilogram. Om schimmels, onkruid of insecten te bestrijden gebruikt men minder middelen. In de lelieteelt halveerde het bestrijdingsmiddelengebruik ruimschoots. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over gewasbeschermingsmiddelengebruik bij 44 landbouwgewassen.
De landbouw gebruikt gewasbeschermingsmiddelen om hinderlijke ziektes, plagen of onkruid te voorkomen of te bestrijden. Landbouwers gebruiken deze middelen op bijna 98 procent van de landbouwoppervlakte van de 44 gewassen in dit onderzoek. Dat veranderde sinds 2020 nauwelijks. Er zijn middelen op basis van chemisch werkzame stoffen, en op basis van microbiologisch werkzame stoffen (virussen, bacteriën). Daarnaast valt een aantal van de gebruikte middelen (bijvoorbeeld paraffineolie) onder groene gewasbescherming. In 2024 was 26 procent van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen groene gewasbescherming.
Het CBS vraagt landbouwbedrijven eens in de vier jaar hoeveel middelen ze gebruiken per gewas. Het weer tijdens de teelt speelt een grote rol in het gebruik; 2024 was een zeer nat jaar, terwijl 2020 juist aan de droge kant was. Beide jaren waren bovengemiddeld warm.
In 2024 gebruikten telers van gewassen (akkerbouwers en tuinders) bijna 1,7 miljoen kilogram gewasbeschermingsmiddelen (uitgedrukt in werkzame stof) om schimmels en bacteriën te bestrijden. Dat is 24 procent minder dan in 2020, mede door het verbod op mancozeb (vanaf 2021). Met 42 procent van het totaal blijft dit de meest gebruikte groep van gewasbeschermingsmiddelen.
Voor onkruidbestrijding en loofdoding gebruikt de landbouw 1,1 miljoen kilogram werkzame stof, 15 procent minder dan in 2020. Telers gebruiken 34 procent minder middelen om insecten en mijten te bestrijden.
De landbouw gebruikt ruim de helft meer overige middelen, bijvoorbeeld om slakken te bestrijden, voor kiemremming of voor plantengroeiregulatie. Onder deze groep valt ook een aantal middelen die in de biologische landbouw zijn toegestaan.
In 2024 gebruikte de landbouw, net als in 2020, meer dan de helft van de gewasbeschermingsmiddelen in de teelt van aardappelen en lelies. Voor de lelieteelt gebruiken bollentelers 273 duizend kilogram middelen, in 2020 was dat 601 duizend kilogram. Lelietelers gebruiken 220 duizend kilogram minder paraffineolie. Het schimmelbestrijdingsmiddel mancozeb is inmiddels verboden; in 2020 gebruikte de lelieteelt daar nog 114 duizend kilogram van. Daardoor is het middelengebruik voor schimmelbestrijding voor lelies 72 procent lager dan in 2020.
Akkerbouwers gebruiken 23 procent meer bestrijdingsmiddelen om consumptieaardappelen te telen. 2024 was een nat jaar, met meer kans op aardappelziekte. Daarom zijn er meer middelen tegen schimmels en bacteriën ingezet: 445 duizend kilogram, tegen 320 duizend kilogram vier jaar eerder.
De landbouw gebruikt gewasbeschermingsmiddelen om hinderlijke ziektes, plagen of onkruid te voorkomen of te bestrijden. Landbouwers gebruiken deze middelen op bijna 98 procent van de landbouwoppervlakte van de 44 gewassen in dit onderzoek. Dat veranderde sinds 2020 nauwelijks. Er zijn middelen op basis van chemisch werkzame stoffen, en op basis van microbiologisch werkzame stoffen (virussen, bacteriën). Daarnaast valt een aantal van de gebruikte middelen (bijvoorbeeld paraffineolie) onder groene gewasbescherming. In 2024 was 26 procent van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen groene gewasbescherming.
Het CBS vraagt landbouwbedrijven eens in de vier jaar hoeveel middelen ze gebruiken per gewas. Het weer tijdens de teelt speelt een grote rol in het gebruik; 2024 was een zeer nat jaar, terwijl 2020 juist aan de droge kant was. Beide jaren waren bovengemiddeld warm.
In 2024 gebruikten telers van gewassen (akkerbouwers en tuinders) bijna 1,7 miljoen kilogram gewasbeschermingsmiddelen (uitgedrukt in werkzame stof) om schimmels en bacteriën te bestrijden. Dat is 24 procent minder dan in 2020, mede door het verbod op mancozeb (vanaf 2021). Met 42 procent van het totaal blijft dit de meest gebruikte groep van gewasbeschermingsmiddelen.
Voor onkruidbestrijding en loofdoding gebruikt de landbouw 1,1 miljoen kilogram werkzame stof, 15 procent minder dan in 2020. Telers gebruiken 34 procent minder middelen om insecten en mijten te bestrijden.
De landbouw gebruikt ruim de helft meer overige middelen, bijvoorbeeld om slakken te bestrijden, voor kiemremming of voor plantengroeiregulatie. Onder deze groep valt ook een aantal middelen die in de biologische landbouw zijn toegestaan.
In 2024 gebruikte de landbouw, net als in 2020, meer dan de helft van de gewasbeschermingsmiddelen in de teelt van aardappelen en lelies. Voor de lelieteelt gebruiken bollentelers 273 duizend kilogram middelen, in 2020 was dat 601 duizend kilogram. Lelietelers gebruiken 220 duizend kilogram minder paraffineolie. Het schimmelbestrijdingsmiddel mancozeb is inmiddels verboden; in 2020 gebruikte de lelieteelt daar nog 114 duizend kilogram van. Daardoor is het middelengebruik voor schimmelbestrijding voor lelies 72 procent lager dan in 2020.
Akkerbouwers gebruiken 23 procent meer bestrijdingsmiddelen om consumptieaardappelen te telen. 2024 was een nat jaar, met meer kans op aardappelziekte. Daarom zijn er meer middelen tegen schimmels en bacteriën ingezet: 445 duizend kilogram, tegen 320 duizend kilogram vier jaar eerder.

Geen opmerkingen: