Opbrengst milieubelastingen 9 procent hoger
In 2024 zijn de inkomsten uit milieubelastingen met 9 procent gestegen vergeleken met een jaar eerder. Huishoudens betalen 17,0 miljard euro, bedrijven 13,7 miljard (beide bedragen inclusief de vermindering op energiebelasting). Huishoudens betalen in 2024 meer aan energiebelastingen door een hoger gastarief en een hoger elektriciteitsverbruik. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Milieubelastingen en -heffingen worden geheven op producten en activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu. Deze belastingen en heffingen zijn verdeeld over vier soorten activiteiten: energiegebruik, bezit en gebruik van vervoersmiddelen, vervuilende activiteiten en grondstoffengebruik.
Het grootste deel van de milieubelastingen bestaat uit energiegerelateerde belastingen, zoals de belasting op elektriciteit en aardgas en accijnzen op motorbrandstoffen. Bedrijven betalen 9,8 miljard aan energiegerelateerde belastingen in 2024, huishoudens 5,3 miljard. Zonder de vermindering op de energiebelasting van 4,2 miljard euro, zouden huishoudens 9,5 miljard hebben betaald.
De energiebelasting (belasting op aardgas en elektriciteit), samen met de opslag duurzame energie en de vermindering op energiebelasting, bedraagt 1,2 miljard euro voor huishoudens in 2024, en 3,9 miljard voor bedrijven. Voor bedrijven is dit 3 procent meer dan in 2023, maar voor huishoudens een verdrievoudiging (417 miljoen in 2023).
In 2024 betalen bedrijven 3,7 miljard euro aan accijns op benzine, diesel en overige minerale oliën, huishoudens 4 miljard euro. Ondanks accijnskortingen op benzine en diesel die in 2022 zijn ingevoerd, stegen inkomsten van de accijnzen weer na 2022.
De kosten van emissierechten voor bedrijven stegen van 54 miljoen in 2011 (start van de registratie van de overheidsveilingen) naar 1,7 miljard euro in 2024.
De vervoersgerelateerde belastingen brengen in 2024 8,9 miljard op voor de overheid, 5 procent meer dan in 2023. Dit zijn de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm), de motorrijtuigenbelasting en de vliegbelasting.
Huishoudens betalen drie kwart van deze belastingen, 6,4 miljard. Hiervan is 5,4 miljard motorrijtuigenbelasting. De opbrengst van deze belasting is de afgelopen jaren steeds verder gestegen. De inkomsten van de bpm dalen daarentegen al een aantal jaar.
Bedrijven betalen vergeleken met huishoudens weinig vervoersgerelateerde belastingen, 2,4 miljard euro in 2024. Ze betalen wel iets meer aan bpm dan huishoudens door de aanschaf van onder andere bedrijfsauto’s.
Milieubelastingen en -heffingen worden geheven op producten en activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu. Deze belastingen en heffingen zijn verdeeld over vier soorten activiteiten: energiegebruik, bezit en gebruik van vervoersmiddelen, vervuilende activiteiten en grondstoffengebruik.
Het grootste deel van de milieubelastingen bestaat uit energiegerelateerde belastingen, zoals de belasting op elektriciteit en aardgas en accijnzen op motorbrandstoffen. Bedrijven betalen 9,8 miljard aan energiegerelateerde belastingen in 2024, huishoudens 5,3 miljard. Zonder de vermindering op de energiebelasting van 4,2 miljard euro, zouden huishoudens 9,5 miljard hebben betaald.
De energiebelasting (belasting op aardgas en elektriciteit), samen met de opslag duurzame energie en de vermindering op energiebelasting, bedraagt 1,2 miljard euro voor huishoudens in 2024, en 3,9 miljard voor bedrijven. Voor bedrijven is dit 3 procent meer dan in 2023, maar voor huishoudens een verdrievoudiging (417 miljoen in 2023).
In 2024 betalen bedrijven 3,7 miljard euro aan accijns op benzine, diesel en overige minerale oliën, huishoudens 4 miljard euro. Ondanks accijnskortingen op benzine en diesel die in 2022 zijn ingevoerd, stegen inkomsten van de accijnzen weer na 2022.
De kosten van emissierechten voor bedrijven stegen van 54 miljoen in 2011 (start van de registratie van de overheidsveilingen) naar 1,7 miljard euro in 2024.
De vervoersgerelateerde belastingen brengen in 2024 8,9 miljard op voor de overheid, 5 procent meer dan in 2023. Dit zijn de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm), de motorrijtuigenbelasting en de vliegbelasting.
Huishoudens betalen drie kwart van deze belastingen, 6,4 miljard. Hiervan is 5,4 miljard motorrijtuigenbelasting. De opbrengst van deze belasting is de afgelopen jaren steeds verder gestegen. De inkomsten van de bpm dalen daarentegen al een aantal jaar.
Bedrijven betalen vergeleken met huishoudens weinig vervoersgerelateerde belastingen, 2,4 miljard euro in 2024. Ze betalen wel iets meer aan bpm dan huishoudens door de aanschaf van onder andere bedrijfsauto’s.

Geen opmerkingen: