Rechtbank wijst de vorderingen van Milieudefensie in zaak schone lucht af
Milieudefensie, de stichting Adem Rotterdam en 57 individuele eisers, hebben een bodemprocedure aangespannen tegen de Staat over verbetering van de luchtkwaliteit. De rechtbank Den Haag heeft vandaag geoordeeld dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
De inzet van de procedure is verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland. De zaak gaat over stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM2,5 en PM10). Luchtvervuiling met deze stoffen brengt uiteenlopende en ernstige risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. De Staat neemt maatregelen om luchtvervuiling terug te dringen. Deze zijn neergelegd in het Nationaal Samenwerkingsplan Luchtkwaliteit (NSL).
De Staat moet de verplichtingen uit de Richtlijn 2000/50/EG betreffende de luchtkwaliteit naleven. Deze Richtlijn bevat grenswaarden voor de schadelijke stoffen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft strengere richtwaarden voor fijnstof vastgesteld.
De Staat ‘werkt toe’ naar het bereiken van de WHO-richtwaarden, die nog niet overal in Nederland zijn bereikt. De rechtbank oordeelt dat de Staat niet nu al of op korte termijn aan de WHO-richtwaarden moet voldoen. Er is geen verdragsbepaling die de Staat daartoe verplicht.
Wel moet de Staat voldoen aan de Richtlijn. Deze bevat twee verplichtingen voor de Staat: ten eerste moesten de grenswaarden op tijd zijn bereikt: de grenswaarde voor PM10 moest op 11 juni 2011 zijn bereikt en de grenswaarden voor PM2,5 en NO2 op 1 januari 2015. Die uiterste data zijn niet gehaald voor PM10 en NO2. De Staat heeft deze eerste verplichting dus geschonden. Het staat echter niet vast dat de individuele eisers en de personen voor wiens belang Milieudefensie opkomt hierdoor daadwerkelijk schade hebben geleden.
Nu de grenswaarden niet op tijd zijn bereikt, legt de Richtlijn een tweede verplichting op de Staat: de grenswaarden voor PM10 en NO2 moeten nog steeds worden bereikt. De Staat moet de periode van overschrijding zo kort mogelijk houden. De Richtlijn schrijft voor dat de Staat daartoe ‘passende maatregelen’ moet nemen. Eisers vinden dat de Staat deze tweede verplichting schendt. In hun ogen volstaat het NSL niet. Zij betogen dat de Staat meer en andere maatregelen moet nemen.
Welke periode ‘zo kort mogelijk’ is en welke maatregelen ‘passend’ zijn, wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vaststaat dat de grenswaarden voor PM10 en NO2 nog steeds niet overal in Nederland bereikt. De uiterste data zijn – zeker voor PM10 – ruimschoots overschreden. De prognoses wijzen erop de grenswaarden in 2020 waarschijnlijk niet overal in Nederland bereikt zullen worden. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat de Staat onvoldoende heeft gedaan en doet om de periode van overschrijding zo kort mogelijk te houden. De overschrijdingen zijn de afgelopen jaren teruggedrongen. De resterende overschrijdingen worden vooral veroorzaakt door verkeer op een beperkt aantal knooppunten in de binnenstad van Amsterdam en Rotterdam, die van belang zijn voor de bereikbaarheid in de stad. De resterende knelpunten zijn hardnekkig. Het aanpakken daarvan is een complexe aangelegenheid vanwege de aard van de problematiek en het risico van verschuiving van de problemen. De door eisers geuite kritiek op het NSL is te algemeen van aard om te kunnen concluderen dat de Staat tekortschiet.
De rechtbank oordeelt dus dat de Staat de tweede verplichting niet heeft geschonden.
De inzet van de procedure is verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland. De zaak gaat over stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM2,5 en PM10). Luchtvervuiling met deze stoffen brengt uiteenlopende en ernstige risico’s voor de volksgezondheid met zich mee. De Staat neemt maatregelen om luchtvervuiling terug te dringen. Deze zijn neergelegd in het Nationaal Samenwerkingsplan Luchtkwaliteit (NSL).
De Staat moet de verplichtingen uit de Richtlijn 2000/50/EG betreffende de luchtkwaliteit naleven. Deze Richtlijn bevat grenswaarden voor de schadelijke stoffen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft strengere richtwaarden voor fijnstof vastgesteld.
De Staat ‘werkt toe’ naar het bereiken van de WHO-richtwaarden, die nog niet overal in Nederland zijn bereikt. De rechtbank oordeelt dat de Staat niet nu al of op korte termijn aan de WHO-richtwaarden moet voldoen. Er is geen verdragsbepaling die de Staat daartoe verplicht.
Wel moet de Staat voldoen aan de Richtlijn. Deze bevat twee verplichtingen voor de Staat: ten eerste moesten de grenswaarden op tijd zijn bereikt: de grenswaarde voor PM10 moest op 11 juni 2011 zijn bereikt en de grenswaarden voor PM2,5 en NO2 op 1 januari 2015. Die uiterste data zijn niet gehaald voor PM10 en NO2. De Staat heeft deze eerste verplichting dus geschonden. Het staat echter niet vast dat de individuele eisers en de personen voor wiens belang Milieudefensie opkomt hierdoor daadwerkelijk schade hebben geleden.
Nu de grenswaarden niet op tijd zijn bereikt, legt de Richtlijn een tweede verplichting op de Staat: de grenswaarden voor PM10 en NO2 moeten nog steeds worden bereikt. De Staat moet de periode van overschrijding zo kort mogelijk houden. De Richtlijn schrijft voor dat de Staat daartoe ‘passende maatregelen’ moet nemen. Eisers vinden dat de Staat deze tweede verplichting schendt. In hun ogen volstaat het NSL niet. Zij betogen dat de Staat meer en andere maatregelen moet nemen.
Welke periode ‘zo kort mogelijk’ is en welke maatregelen ‘passend’ zijn, wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vaststaat dat de grenswaarden voor PM10 en NO2 nog steeds niet overal in Nederland bereikt. De uiterste data zijn – zeker voor PM10 – ruimschoots overschreden. De prognoses wijzen erop de grenswaarden in 2020 waarschijnlijk niet overal in Nederland bereikt zullen worden. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat de Staat onvoldoende heeft gedaan en doet om de periode van overschrijding zo kort mogelijk te houden. De overschrijdingen zijn de afgelopen jaren teruggedrongen. De resterende overschrijdingen worden vooral veroorzaakt door verkeer op een beperkt aantal knooppunten in de binnenstad van Amsterdam en Rotterdam, die van belang zijn voor de bereikbaarheid in de stad. De resterende knelpunten zijn hardnekkig. Het aanpakken daarvan is een complexe aangelegenheid vanwege de aard van de problematiek en het risico van verschuiving van de problemen. De door eisers geuite kritiek op het NSL is te algemeen van aard om te kunnen concluderen dat de Staat tekortschiet.
De rechtbank oordeelt dus dat de Staat de tweede verplichting niet heeft geschonden.
Geen opmerkingen: