Verbrandingscentrales rond afval blijken veel vervuilender dan tot nu toe werd aangenomen
Wat jarenlang gold als een handige manier om afval te verwerken én energie op te wekken, staat nu onder toenemende druk. Nieuwe gegevens laten zien dat het verbranden van huishoudelijk en industrieel afval in verbrandingsinstallaties mogelijk vervuilender is dan het gebruik van fossiele brandstoffen – inclusief steenkool.
Onderzoek wijst uit dat de uitstoot van CO₂, stikstofoxiden, kwik en andere schadelijke stoffen bij afvalverbranding in sommige gevallen hoger ligt dan bij kolencentrales. Zo wordt er per opgewekte hoeveelheid energie soms tot 65 procent meer CO₂ uitgestoten dan bij steenkool. Ook komen er meer giftige stoffen zoals kwik, lood en zoutzuur (HCl) vrij. En vooral bij de verbranding van plastics komen er aanzienlijke hoeveelheden dioxines en furanen vrij – stoffen die in verband worden gebracht met kanker en hormoonverstoringen.
Vooral mensen die in de directe omgeving van deze installaties wonen, lopen risico. Zij ademen de uitstoot dagelijks in, wat volgens deskundigen kan leiden tot ademhalingsproblemen, verhoogde kans op kanker en andere gezondheidsklachten. De zorgen zijn groot, zeker nu steeds meer afvalcentrales – onder het mom van duurzame energie – structureel restafval blijven verbranden.
Hoewel verbrandingsinstallaties vaak worden gepresenteerd als milieuvriendelijker alternatief voor stortplaatsen, is het verschil minder rooskleurig dan gedacht. Waar stortplaatsen voornamelijk methaan uitstoten, produceren afvalovens een breed scala aan vervuilende stoffen. En dat terwijl ze vaak worden ingezet onder het label ‘groen’.
Een ander punt van kritiek is dat grootschalige afvalverbranding het recyclen en hergebruik van materialen ontmoedigt. Want als verbranding financieel aantrekkelijker is dan het scheiden en verwerken van afval, verdwijnt de prikkel om afvalstromen circulair te maken. Dit staat haaks op Europese en Nederlandse doelstellingen om richting een circulaire economie te bewegen.
Onderzoek wijst uit dat de uitstoot van CO₂, stikstofoxiden, kwik en andere schadelijke stoffen bij afvalverbranding in sommige gevallen hoger ligt dan bij kolencentrales. Zo wordt er per opgewekte hoeveelheid energie soms tot 65 procent meer CO₂ uitgestoten dan bij steenkool. Ook komen er meer giftige stoffen zoals kwik, lood en zoutzuur (HCl) vrij. En vooral bij de verbranding van plastics komen er aanzienlijke hoeveelheden dioxines en furanen vrij – stoffen die in verband worden gebracht met kanker en hormoonverstoringen.
Vooral mensen die in de directe omgeving van deze installaties wonen, lopen risico. Zij ademen de uitstoot dagelijks in, wat volgens deskundigen kan leiden tot ademhalingsproblemen, verhoogde kans op kanker en andere gezondheidsklachten. De zorgen zijn groot, zeker nu steeds meer afvalcentrales – onder het mom van duurzame energie – structureel restafval blijven verbranden.
Hoewel verbrandingsinstallaties vaak worden gepresenteerd als milieuvriendelijker alternatief voor stortplaatsen, is het verschil minder rooskleurig dan gedacht. Waar stortplaatsen voornamelijk methaan uitstoten, produceren afvalovens een breed scala aan vervuilende stoffen. En dat terwijl ze vaak worden ingezet onder het label ‘groen’.
Een ander punt van kritiek is dat grootschalige afvalverbranding het recyclen en hergebruik van materialen ontmoedigt. Want als verbranding financieel aantrekkelijker is dan het scheiden en verwerken van afval, verdwijnt de prikkel om afvalstromen circulair te maken. Dit staat haaks op Europese en Nederlandse doelstellingen om richting een circulaire economie te bewegen.
Geen opmerkingen: