Milieuzone Rotterdam volledig van kracht
De gemeente Rotterdam mag dieselauto's van vóór 2001 en benzineauto's van vóór 1 juli 1992 weren uit het centrum van de stad. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van vandaag (6 juni 2018) bepaald dat de zogenoemde 'Milieuzone Rotterdam' weer volledig van kracht is. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam moet nu bepalen vanaf welke datum de milieuzone feitelijk ingevoerd en gehandhaafd zal worden.
Een groot aantal eigenaren van oudere benzineauto's kwam eerder tegen het verkeersbesluit waarbij de milieuzone is ingesteld in beroep bij de rechtbank Rotterdam. Die draaide in juni 2017 het verbod op oude benzineauto's terug. De rechtbank oordeelde dat de voordelen van het weren van deze auto's uit het centrum niet in verhouding staan tot de economische belangen van de eigenaren van die auto's. Het verbod op oude dieselauto's liet de rechtbank wel in stand. Het gemeentebestuur van Rotterdam is tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het gemeentebestuur 'beleidsruimte' bij het afwegen van de belangen vóór en tegen de milieuzone. Dat betekent dat het gemeentebestuur de ruimte heeft voor zijn eigen keuzes bij het nemen van een verkeersbesluit. Het is de taak van de bestuursrechter om te beoordelen of de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor betrokkenen niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel dat ermee wordt gediend. De bestuursrechter mag echter niet naar eigen inzicht de waarde of het maatschappelijk gewicht vaststellen dat het gemeentebestuur aan die belangen toekent. Die bevoegdheid heeft de bestuursrechter niet.
De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat het gemeentebestuur de belangenafweging goed heeft verricht en dat "de nadelige gevolgen van de milieuzone niet onevenredig zijn in verhouding met de daarmee te dienen doelen". Daarmee komt zij tot een ander oordeel dan de rechtbank in eerste instantie. Dat de milieueffecten van het weren van de oudste, meest vervuilende benzineauto's uit het centrum mogelijk niet "in absolute termen significant groot" zijn, doet er niet toe. Voldoende is dat deze maatregel deel uitmaakt van een groter pakket aan maatregelen die de luchtkwaliteit in Rotterdam moeten verbeteren. Bovendien past het in het streven van de gemeente om een zo groot mogelijk effect op de luchtkwaliteit te bereiken met een zo beperkt mogelijk verbod op auto's. Daarbij is belangrijk dat het gemeentebestuur met zogenoemde flankerende maatregelen, zoals een sloopregeling en ontheffingsmogelijkheden, rekening heeft gehouden met de nadelige gevolgen van de milieuzone voor autobezitters, aldus de hoogste algemene bestuursrechter.
Het gevolg van de uitspraak is dat het gehele verkeersbesluit opnieuw van kracht is geworden, dus inclusief het verbod voor benzineauto's van vóór 1 juli 1992 om de milieuzone in te rijden. Het gemeentebestuur zal nu bekend moeten maken per wanneer de eigenaren van oude benzineauto’s zich hieraan weer moeten houden.
Een groot aantal eigenaren van oudere benzineauto's kwam eerder tegen het verkeersbesluit waarbij de milieuzone is ingesteld in beroep bij de rechtbank Rotterdam. Die draaide in juni 2017 het verbod op oude benzineauto's terug. De rechtbank oordeelde dat de voordelen van het weren van deze auto's uit het centrum niet in verhouding staan tot de economische belangen van de eigenaren van die auto's. Het verbod op oude dieselauto's liet de rechtbank wel in stand. Het gemeentebestuur van Rotterdam is tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het gemeentebestuur 'beleidsruimte' bij het afwegen van de belangen vóór en tegen de milieuzone. Dat betekent dat het gemeentebestuur de ruimte heeft voor zijn eigen keuzes bij het nemen van een verkeersbesluit. Het is de taak van de bestuursrechter om te beoordelen of de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor betrokkenen niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel dat ermee wordt gediend. De bestuursrechter mag echter niet naar eigen inzicht de waarde of het maatschappelijk gewicht vaststellen dat het gemeentebestuur aan die belangen toekent. Die bevoegdheid heeft de bestuursrechter niet.
De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat het gemeentebestuur de belangenafweging goed heeft verricht en dat "de nadelige gevolgen van de milieuzone niet onevenredig zijn in verhouding met de daarmee te dienen doelen". Daarmee komt zij tot een ander oordeel dan de rechtbank in eerste instantie. Dat de milieueffecten van het weren van de oudste, meest vervuilende benzineauto's uit het centrum mogelijk niet "in absolute termen significant groot" zijn, doet er niet toe. Voldoende is dat deze maatregel deel uitmaakt van een groter pakket aan maatregelen die de luchtkwaliteit in Rotterdam moeten verbeteren. Bovendien past het in het streven van de gemeente om een zo groot mogelijk effect op de luchtkwaliteit te bereiken met een zo beperkt mogelijk verbod op auto's. Daarbij is belangrijk dat het gemeentebestuur met zogenoemde flankerende maatregelen, zoals een sloopregeling en ontheffingsmogelijkheden, rekening heeft gehouden met de nadelige gevolgen van de milieuzone voor autobezitters, aldus de hoogste algemene bestuursrechter.
Het gevolg van de uitspraak is dat het gehele verkeersbesluit opnieuw van kracht is geworden, dus inclusief het verbod voor benzineauto's van vóór 1 juli 1992 om de milieuzone in te rijden. Het gemeentebestuur zal nu bekend moeten maken per wanneer de eigenaren van oude benzineauto’s zich hieraan weer moeten houden.
Geen opmerkingen: