Er is meer kennis om ecotoxicologische risico’s te tackelen
Arjan Wijdeveld is geochemicus en afdelingshoofd experimentele faciliteiten bij Deltares. Onlangs promoveerde hij. Het proefschrift van Wijdeveld presenteert 25 jaar werken met verontreinigingen in water en sediment vanuit een toegepast onderzoeksperspectief. Dat wetenschap en wetgeving niet altijd synchroon lopen valt hem daarbij het meest op. Wijdeveld hoopt dat de verrijking van deze kennis en het ontwikkelen van de juiste modellen, beleidsmakers helpt om sneller en beter te kunnen beslissen over ecotoxicologische risico’s.
De wetgeving over kwaliteitsnormen voor water en sediment om het milieu te beschermen tegen onaanvaardbare ecotoxicologische risico’s zal, om synchroon te lopen met de wetenschappelijke vooruitgang, regelmatig moeten worden aangepast. Dit gebeurt nu niet op tijd of helemaal niet. Wijdeveld laat in zijn proefschrift zien hoe wetenschappelijke inzichten en wetgeving zich de afgelopen 25 jaar hebben ontwikkeld. Soms liepen wetenschappelijke ontwikkeling en wetgeving parallel, soms was er sprake van andere aandachtsgebieden of prioriteiten. Hoe we in Nederland bodem- en waterkwaliteit beoordelen wordt ook bepaald door andere factoren. Zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, waarin de ecologische en chemische status even belangrijk zijn. Of veiligheidsmaatregelen tegen overstromingen zoals in het Ruimte voor de Rivier project. Daar is grootschalig hergebruik van sediment en bodems uit de uiterwaarden ingezet omdat het noodzakelijk was. Tenslotte wordt het streven naar circulariteit maatschappelijk steeds relevanter.
Wijdeveld heeft in zijn onderzoek de match en mismatch tussen wetenschappelijke vooruitgang en de implementatie in Nederland en de overige Europese landen onderzocht. Verbeterde modellen worden toegepast voor de ecotoxicologische risicobeoordelingen van water en sediment. Om beleidsmakers en waterbeheerders te helpen deze verbeterde modellen op een relatief eenvoudige manier te gebruiken presenteert hij de tools die ze hierbij kunnen gebruiken. Als voorbeelden beschrijft hij de Nederlandse projecten Ketelmeer, Westerschelde en natuurgebied Wormer en Jisperveld. In het Wormer en Jisperveld wordt bodemdaling gecompenseerd met sediment. Wijdeveld toont in zijn onderzoek aan hoe resultaten uit het verleden met de nieuwe kennis locatie specifieker kunnen worden.
Wijdeveld: ‘We kunnen water- en bodemkwaliteit echt niet meer los beoordelen van de locatie. Stoffen die in het ene gebied voor problemen zorgen, zijn in een ander gebied weer minder schadelijk. Dat komt door de lokale condities die steeds weer andere stoffen en dus andere reacties kennen. Dit proces van interactie tussen stoffen noemen we speciatie en is te meten en numeriek te modelleren. Vooral met de Omgevingswet van 2020 in aantocht is die nuance een belangrijk gegeven. Overigens vragen die modellen natuurlijk om de juiste input; beschikbare integrale datasets die transparant worden beheerd.’
De wetgeving over kwaliteitsnormen voor water en sediment om het milieu te beschermen tegen onaanvaardbare ecotoxicologische risico’s zal, om synchroon te lopen met de wetenschappelijke vooruitgang, regelmatig moeten worden aangepast. Dit gebeurt nu niet op tijd of helemaal niet. Wijdeveld laat in zijn proefschrift zien hoe wetenschappelijke inzichten en wetgeving zich de afgelopen 25 jaar hebben ontwikkeld. Soms liepen wetenschappelijke ontwikkeling en wetgeving parallel, soms was er sprake van andere aandachtsgebieden of prioriteiten. Hoe we in Nederland bodem- en waterkwaliteit beoordelen wordt ook bepaald door andere factoren. Zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, waarin de ecologische en chemische status even belangrijk zijn. Of veiligheidsmaatregelen tegen overstromingen zoals in het Ruimte voor de Rivier project. Daar is grootschalig hergebruik van sediment en bodems uit de uiterwaarden ingezet omdat het noodzakelijk was. Tenslotte wordt het streven naar circulariteit maatschappelijk steeds relevanter.
Wijdeveld heeft in zijn onderzoek de match en mismatch tussen wetenschappelijke vooruitgang en de implementatie in Nederland en de overige Europese landen onderzocht. Verbeterde modellen worden toegepast voor de ecotoxicologische risicobeoordelingen van water en sediment. Om beleidsmakers en waterbeheerders te helpen deze verbeterde modellen op een relatief eenvoudige manier te gebruiken presenteert hij de tools die ze hierbij kunnen gebruiken. Als voorbeelden beschrijft hij de Nederlandse projecten Ketelmeer, Westerschelde en natuurgebied Wormer en Jisperveld. In het Wormer en Jisperveld wordt bodemdaling gecompenseerd met sediment. Wijdeveld toont in zijn onderzoek aan hoe resultaten uit het verleden met de nieuwe kennis locatie specifieker kunnen worden.
Wijdeveld: ‘We kunnen water- en bodemkwaliteit echt niet meer los beoordelen van de locatie. Stoffen die in het ene gebied voor problemen zorgen, zijn in een ander gebied weer minder schadelijk. Dat komt door de lokale condities die steeds weer andere stoffen en dus andere reacties kennen. Dit proces van interactie tussen stoffen noemen we speciatie en is te meten en numeriek te modelleren. Vooral met de Omgevingswet van 2020 in aantocht is die nuance een belangrijk gegeven. Overigens vragen die modellen natuurlijk om de juiste input; beschikbare integrale datasets die transparant worden beheerd.’
Geen opmerkingen: