UvA gaat stikstofdepositie meten
Wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam gaan in opdracht van Mesdag Zuivelfonds stikstofdepositie rond melkveehouderijen en in de natuur meten. Hierbij worden methoden ingezet die daadwerkelijk de stikstofdepositie meten en die aanvullend zijn op de bestaande methoden die in de huidige meetnetten worden gebruikt. De UvA is hiervoor gevraagd naar aanleiding van de vragen vanuit boerenorganisaties rond de ruimtelijke allocatie van verschillende stikstofbronnen (landbouw, verkeer, luchtvaart) in de gehanteerde modellen voor stikstofdepositie.
Onderzoekers dr. Albert Tietema, dr. ir. Emiel van Loon en prof. dr. Roland Bol, van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de UvA, richten zich in eerste instantie op het meten van de verspreiding van de depositie rond twee melkveehouderijen. In de buurt van beide bedrijven is een natuurterrein (heide of bos) aanwezig. Het onderzoek is er op gericht om het verspreidingspatroon van de stikstof depositie rond de bron vast te stellen. De verwachting is dat de meeste stikstofdepositie noordoostelijk van de bron terechtkomt als gevolg van de overheersende windrichting in Nederland. Maar hoever reikt de invloed van het bedrijf? Is het een kwestie van kilometers en worden kwetsbare natuurgebieden beïnvloed? Of gaat het om een paar honderd meter, waardoor de meeste stikstof op het boerenerf terechtkomt?
In het onderzoek zal worden gewerkt met verschillende meetmethoden, waaronder bio-monitoren. Dat zijn potten met planten op een bodem waar stikstof de limiterende factor voor groei is. Die planten zullen reageren op de hoeveelheid stikstofdepositie: ze zullen harder groeien en de stikstofconcentratie zal toenemen. Daarnaast maken de onderzoekers gebruik van het feit dat er twee verschillende vormen (isotopen) van stikstof bestaan en dat elke bron (landbouw of verkeer) een andere verhouding van deze twee vormen heeft. Als één bron overheerst in de depositie, zullen de planten in de bio-monitor ook de verhouding in stikstof van deze bron aannemen, want de stikstof komt van deze bron. Dit zijn kleine verschillen, maar goed te meten.
Het onderzoek zal drie jaar duren. Er is inhoudelijk contact met het RIVM over dit onderzoek. ‘Transparantie en samenwerking zijn essentieel om tot goede resultaten te komen’, aldus onderzoeksleider Albert Tietema.
Onderzoekers dr. Albert Tietema, dr. ir. Emiel van Loon en prof. dr. Roland Bol, van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de UvA, richten zich in eerste instantie op het meten van de verspreiding van de depositie rond twee melkveehouderijen. In de buurt van beide bedrijven is een natuurterrein (heide of bos) aanwezig. Het onderzoek is er op gericht om het verspreidingspatroon van de stikstof depositie rond de bron vast te stellen. De verwachting is dat de meeste stikstofdepositie noordoostelijk van de bron terechtkomt als gevolg van de overheersende windrichting in Nederland. Maar hoever reikt de invloed van het bedrijf? Is het een kwestie van kilometers en worden kwetsbare natuurgebieden beïnvloed? Of gaat het om een paar honderd meter, waardoor de meeste stikstof op het boerenerf terechtkomt?
In het onderzoek zal worden gewerkt met verschillende meetmethoden, waaronder bio-monitoren. Dat zijn potten met planten op een bodem waar stikstof de limiterende factor voor groei is. Die planten zullen reageren op de hoeveelheid stikstofdepositie: ze zullen harder groeien en de stikstofconcentratie zal toenemen. Daarnaast maken de onderzoekers gebruik van het feit dat er twee verschillende vormen (isotopen) van stikstof bestaan en dat elke bron (landbouw of verkeer) een andere verhouding van deze twee vormen heeft. Als één bron overheerst in de depositie, zullen de planten in de bio-monitor ook de verhouding in stikstof van deze bron aannemen, want de stikstof komt van deze bron. Dit zijn kleine verschillen, maar goed te meten.
Het onderzoek zal drie jaar duren. Er is inhoudelijk contact met het RIVM over dit onderzoek. ‘Transparantie en samenwerking zijn essentieel om tot goede resultaten te komen’, aldus onderzoeksleider Albert Tietema.
Geen opmerkingen: