Rechters wereldwijd voorzichtig met wetenschappelijk bewijs in klimaatprocedures tegen overheden
In klimaatrechtszaken die overheidsfalen aanvechten zijn rechters vaak terughoudend in het gebruiken van wetenschappelijk bewijs, om te voorkomen dat ze hun rol overschrijden. Dat is een centrale bevinding in het proefschrift 'Courts, science, and climate justice' van Juliana de Augustinis, dat zij op 1 oktober 2025 verdedigt aan de Universiteit van Tilburg. Het onderzoek van De Augustinis stelt de aanname ter discussie dat rechters zich steeds activistischer zouden opstellen.
Hoe beïnvloeden empirische gegevens en wetenschappelijk bewijs over klimaatverandering de rechterlijke besluitvorming in klimaatrechtszaken tegen het overheidsbeleid? Juliana de Augustinis beantwoordde deze vraag door 49 klimaatzaken over emissiereducties in 14 landen wereldwijd tussen 2015 en 2022 te analyseren, waaronder Nederland. Met behulp van inhoudelijke analyse, statistische analyse en diepgaand onderzoek naar rechterlijke redeneringen, levert haar onderzoek drie belangrijke inzichten op:
Rechters verwezen veel minder vaak naar wetenschappelijke inzichten dan verwacht, niet omdat zij twijfelden aan de betrouwbaarheid ervan, maar omdat zij bezorgd waren hun rol ten opzichte van wetgevers en overheden te overschrijden. Dit toont aan dat rechtbanken geen activistische ‘juristocratieën’ zijn die het klimaatbeleid overnemen — zoals critici beweren — maar instellingen die behoedzaam omgaan met hun bevoegdheden. Het onderzoek ondermijnt de aanname dat rechtbanken sinds de beroemde Urgenda-uitspraak in Nederland, waarin een rechter de overheid voor het eerst verplichtte haar broeikasgasuitstoot tot een specifiek niveau en binnen een bepaalde termijn te reduceren, steeds activistischer zouden optreden.
Toch bleek uit het onderzoek dat wanneer rechters wél wetenschappelijk bewijs betrokken bij hun oordeel — met name in Noord-Amerika — eisers aanzienlijk meer kans hadden op succes. In de relatief schaarse gevallen waarin rechtbanken emissiereducties oplegden, stond wetenschappelijk bewijs over reductieroutes vrijwel altijd centraal.
Om in de toekomst beter gebruik te maken van wetenschappelijk bewijs in klimaatrechtszaken, hebben rechtbanken mogelijk nieuwe strategieën nodig ter bescherming van de scheiding der machten. De Augustinis stelt het opleggen van structurele samenwerking tussen rechtbanken en overheden voor, waarbij rechtbanken bijvoorbeeld bepalen dat klimaatplannen in overeenstemming moeten zijn met een maximale opwarming van 1,5 °C, de meest recente bevindingen van het IPCC en internationale verplichtingen, en dat overheden in overleg met experts en belanghebbenden gedetailleerde maatregelen moeten ontwerpen die onder rechterlijk toezicht op de uitvoering staan.
Volgens De Augustinis is het begrijpen van de spanningen rondom de scheiding der machten essentieel voor rechtbanken om effectiever bij te kunnen dragen aan klimaatrechtvaardigheid — zeker sinds de Klimaatoma’s-uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in april 2024. Daarin werd bepaald dat overheden hun klimaatdoelstellingen moeten baseren op de best beschikbare wetenschap.
Hoe beïnvloeden empirische gegevens en wetenschappelijk bewijs over klimaatverandering de rechterlijke besluitvorming in klimaatrechtszaken tegen het overheidsbeleid? Juliana de Augustinis beantwoordde deze vraag door 49 klimaatzaken over emissiereducties in 14 landen wereldwijd tussen 2015 en 2022 te analyseren, waaronder Nederland. Met behulp van inhoudelijke analyse, statistische analyse en diepgaand onderzoek naar rechterlijke redeneringen, levert haar onderzoek drie belangrijke inzichten op:
Rechters verwezen veel minder vaak naar wetenschappelijke inzichten dan verwacht, niet omdat zij twijfelden aan de betrouwbaarheid ervan, maar omdat zij bezorgd waren hun rol ten opzichte van wetgevers en overheden te overschrijden. Dit toont aan dat rechtbanken geen activistische ‘juristocratieën’ zijn die het klimaatbeleid overnemen — zoals critici beweren — maar instellingen die behoedzaam omgaan met hun bevoegdheden. Het onderzoek ondermijnt de aanname dat rechtbanken sinds de beroemde Urgenda-uitspraak in Nederland, waarin een rechter de overheid voor het eerst verplichtte haar broeikasgasuitstoot tot een specifiek niveau en binnen een bepaalde termijn te reduceren, steeds activistischer zouden optreden.
Toch bleek uit het onderzoek dat wanneer rechters wél wetenschappelijk bewijs betrokken bij hun oordeel — met name in Noord-Amerika — eisers aanzienlijk meer kans hadden op succes. In de relatief schaarse gevallen waarin rechtbanken emissiereducties oplegden, stond wetenschappelijk bewijs over reductieroutes vrijwel altijd centraal.
Om in de toekomst beter gebruik te maken van wetenschappelijk bewijs in klimaatrechtszaken, hebben rechtbanken mogelijk nieuwe strategieën nodig ter bescherming van de scheiding der machten. De Augustinis stelt het opleggen van structurele samenwerking tussen rechtbanken en overheden voor, waarbij rechtbanken bijvoorbeeld bepalen dat klimaatplannen in overeenstemming moeten zijn met een maximale opwarming van 1,5 °C, de meest recente bevindingen van het IPCC en internationale verplichtingen, en dat overheden in overleg met experts en belanghebbenden gedetailleerde maatregelen moeten ontwerpen die onder rechterlijk toezicht op de uitvoering staan.
Volgens De Augustinis is het begrijpen van de spanningen rondom de scheiding der machten essentieel voor rechtbanken om effectiever bij te kunnen dragen aan klimaatrechtvaardigheid — zeker sinds de Klimaatoma’s-uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in april 2024. Daarin werd bepaald dat overheden hun klimaatdoelstellingen moeten baseren op de best beschikbare wetenschap.
Geen opmerkingen: