Beëindigen van subsidies op fossiele brandstoffen heeft weinig invloed
Het beëindigen van subsidies op fossiele brandstoffen kan een duidelijke bijdrage leveren aan het verkleinen van de wereld broeikasgasuitstoot, hoewel misschien minder dan soms gesuggereerd. Dit blijkt uit een publicatie in Nature. Het onderzoek laat zien dat het verminderen van subsidies het meest effect heeft in landen die zelf in grote mate fossiele brandstoffen produceren. In de meeste regio’s zijn subsidies minder – en dus ook het afschaffen van de subsidies kleiner.
Wereldwijd krijgen producenten van fossiele brandstoffen honderden miljarden euro’s aan subsidie. Bij het tegengaan van klimaatverandering zou het afschaffen van deze subsidies mogelijk een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Een internationaal team van onderzoekers, waaronder Detlef van Vuuren en David Gernaat van het Planbureau van de Leefomgeving en de Universiteit Utrecht onder leiding van Jessica Jewell van het IIASA in Oostenrijk, concludeert echter dat het afschaffen van subsidies wel helpt, maar niet de heilige graal is.
Het onderzoeksteam gebruikte vijf Integrated Assessment Models (IAMs) om de effecten van het beëindigen van de subsidies te bepalen. Uit de modellen blijkt dat beëindiging van de subsidies de toename in CO2-uitstoot in 2030 met zo’n 1-5% zou kunnen verminderen. Om te voldoen aan de Parijse klimaatafspraken moet er minstens 40-50% reductie zijn.
“De reden van dit relatief kleine effect is tweevoudig”, vertelt IIASA-onderzoeker Jessica Jewell, eerste auteur van de publicatie. “Ten eerste betreffen de subsidies voornamelijk olie, gas en elektriciteit. Dat betekent dat bij beëindiging ervan soms wordt overgegaan op steenkool, wat tot meer emissies leidt. Ten tweede zijn alle subsidies samengenomen weliswaar een grote som geld, maar is het bedrag per energie-eenheid toch nog beperkt. Het afschaffen leidt dus maar tot een daling van het wereldwijde energiegebruik van zo’n 1-7%”.
Detlef van Vuuren, coauteur en projectleider van het onderzoek bij het PBL en de Universiteit Utrecht voegt daaraan toe: “Het is echter nog steeds verstandig de subsidies stop te zetten: hoewel het effect op emissies niet zo groot is als misschien gehoopt, kan het wel degelijk een onderdeel vormen van een bredere reductiestrategie. Bovendien kan het geld veel nuttiger worden besteed.”
Het onderzoek laat zien dat twee derde van alle subsidies op fossiele brandstoffen gegeven worden in de drie grote olie- en gas-exporteerende regio’s, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, Rusland en Latijns-Amerika. Ontwikkelingslanden (met name India, China en de rest van Azië en Afrika) geven nu minder subsidies, maar hier groeien subsidies naar verwachting wel sneller. Zonder ingrijpen kunnen deze subsidies in 2030 even hoog als in Latijns-Amerika en Rusland.
In lijn met deze resultaten laten de onderzoekers zien dat in bovengenoemde olie- en gas-exporterende landen het afschaffen van subsidies het grootste effect kan hebben op de afname in CO2-uitstoot. Deze maatregel heeft daar zelfs meer impact dan het huidige klimaatbeeld van deze regio’s. In ontwikkelingslanden moet bij het stopzetten van subsidies rekening gehouden worden met een grotere impact op armere bevolking, iets dat met een verstandig beleid kan worden ondervangen.
Wereldwijd krijgen producenten van fossiele brandstoffen honderden miljarden euro’s aan subsidie. Bij het tegengaan van klimaatverandering zou het afschaffen van deze subsidies mogelijk een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Een internationaal team van onderzoekers, waaronder Detlef van Vuuren en David Gernaat van het Planbureau van de Leefomgeving en de Universiteit Utrecht onder leiding van Jessica Jewell van het IIASA in Oostenrijk, concludeert echter dat het afschaffen van subsidies wel helpt, maar niet de heilige graal is.
Het onderzoeksteam gebruikte vijf Integrated Assessment Models (IAMs) om de effecten van het beëindigen van de subsidies te bepalen. Uit de modellen blijkt dat beëindiging van de subsidies de toename in CO2-uitstoot in 2030 met zo’n 1-5% zou kunnen verminderen. Om te voldoen aan de Parijse klimaatafspraken moet er minstens 40-50% reductie zijn.
“De reden van dit relatief kleine effect is tweevoudig”, vertelt IIASA-onderzoeker Jessica Jewell, eerste auteur van de publicatie. “Ten eerste betreffen de subsidies voornamelijk olie, gas en elektriciteit. Dat betekent dat bij beëindiging ervan soms wordt overgegaan op steenkool, wat tot meer emissies leidt. Ten tweede zijn alle subsidies samengenomen weliswaar een grote som geld, maar is het bedrag per energie-eenheid toch nog beperkt. Het afschaffen leidt dus maar tot een daling van het wereldwijde energiegebruik van zo’n 1-7%”.
Detlef van Vuuren, coauteur en projectleider van het onderzoek bij het PBL en de Universiteit Utrecht voegt daaraan toe: “Het is echter nog steeds verstandig de subsidies stop te zetten: hoewel het effect op emissies niet zo groot is als misschien gehoopt, kan het wel degelijk een onderdeel vormen van een bredere reductiestrategie. Bovendien kan het geld veel nuttiger worden besteed.”
Het onderzoek laat zien dat twee derde van alle subsidies op fossiele brandstoffen gegeven worden in de drie grote olie- en gas-exporteerende regio’s, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, Rusland en Latijns-Amerika. Ontwikkelingslanden (met name India, China en de rest van Azië en Afrika) geven nu minder subsidies, maar hier groeien subsidies naar verwachting wel sneller. Zonder ingrijpen kunnen deze subsidies in 2030 even hoog als in Latijns-Amerika en Rusland.
In lijn met deze resultaten laten de onderzoekers zien dat in bovengenoemde olie- en gas-exporterende landen het afschaffen van subsidies het grootste effect kan hebben op de afname in CO2-uitstoot. Deze maatregel heeft daar zelfs meer impact dan het huidige klimaatbeeld van deze regio’s. In ontwikkelingslanden moet bij het stopzetten van subsidies rekening gehouden worden met een grotere impact op armere bevolking, iets dat met een verstandig beleid kan worden ondervangen.
Geen opmerkingen: