Tekort aan kennis over gewasbescherming met bacteriën, schimmels en virussen
Bacteriën, virussen en schimmels kunnen ingezet worden als duurzame gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw. Om de mogelijkheden van deze zogenaamde microbiële gewasbeschermingsmiddelen beter te benutten, is onderzoek nodig. Daarnaast kan kennisontwikkeling bij telers en adviseurs helpen om het gebruik van de middelen te vergroten. Dit staat in een rapport van het RIVM.
Microbiële middelen kunnen insecten en plantenziekten in gewassen bestrijden zonder ziektes te veroorzaken. Ze brengen weinig risico’s mee voor mens en milieu en laten geen resten achter in voedsel. Ze worden echter nog weinig gebruikt en er zijn in Europa nog te weinig microbiële middelen beschikbaar. Het RIVM heeft aan de hand van interviews in kaart gebracht hoe dit komt en welke oplossingen daarvoor mogelijk zijn.
Dit onderzoek past in het op verduurzaming gerichte overheidsbeleid. Door het terugdringen van het gebruik van chemische middelen moet dit beleid leiden tot een significante verbetering van de algemene milieukwaliteit in Nederland. Deze verkenning geeft de mogelijkheden voor verschillende partijen om tot actie over te gaan om het gebruik van microbiële middelen te vergroten.
Beschikbaarheid en gebruik vergroten
Om het aantal beschikbare middelen te vergroten, is onderzoek nodig naar de mogelijkheden om middelen die buiten Europa op de markt zijn in de Nederlandse land- en tuinbouw te gebruiken. De middelen die wel beschikbaar zijn worden nog weinig gebruikt, doordat telers en adviseurs te weinig weten over deze middelen. Dit probleem kan worden opgelost door onderwijsprogramma’s te ontwikkelen voor agrarische opleidingen en de spuitlicentie.
Het onderzoek naar microbiële middelen richt zich te weinig op ziekten en plagen in grote teelten, zoals aardappelen. De problemen in deze teelten kunnen het beste worden opgelost wanneer onderzoekers, telers en bedrijven gaan samenwerken. Verder zijn de EU-richtsnoeren voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende toegespitst op microbiële middelen. Een impuls is gewenst om een specifiek EU-richtsnoer voor microbiële middelen te ontwikkelen.
Microbiële middelen kunnen insecten en plantenziekten in gewassen bestrijden zonder ziektes te veroorzaken. Ze brengen weinig risico’s mee voor mens en milieu en laten geen resten achter in voedsel. Ze worden echter nog weinig gebruikt en er zijn in Europa nog te weinig microbiële middelen beschikbaar. Het RIVM heeft aan de hand van interviews in kaart gebracht hoe dit komt en welke oplossingen daarvoor mogelijk zijn.
Dit onderzoek past in het op verduurzaming gerichte overheidsbeleid. Door het terugdringen van het gebruik van chemische middelen moet dit beleid leiden tot een significante verbetering van de algemene milieukwaliteit in Nederland. Deze verkenning geeft de mogelijkheden voor verschillende partijen om tot actie over te gaan om het gebruik van microbiële middelen te vergroten.
Beschikbaarheid en gebruik vergroten
Om het aantal beschikbare middelen te vergroten, is onderzoek nodig naar de mogelijkheden om middelen die buiten Europa op de markt zijn in de Nederlandse land- en tuinbouw te gebruiken. De middelen die wel beschikbaar zijn worden nog weinig gebruikt, doordat telers en adviseurs te weinig weten over deze middelen. Dit probleem kan worden opgelost door onderwijsprogramma’s te ontwikkelen voor agrarische opleidingen en de spuitlicentie.
Het onderzoek naar microbiële middelen richt zich te weinig op ziekten en plagen in grote teelten, zoals aardappelen. De problemen in deze teelten kunnen het beste worden opgelost wanneer onderzoekers, telers en bedrijven gaan samenwerken. Verder zijn de EU-richtsnoeren voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende toegespitst op microbiële middelen. Een impuls is gewenst om een specifiek EU-richtsnoer voor microbiële middelen te ontwikkelen.
Geen opmerkingen: