Ads Top

Grote verschillen in uitgangspositie Limburg, Noord-Brabant en Zeeland bij start klimaatakkoord

De ontwikkeling van de CO2 uitstoot in Zuid-Nederland in de afgelopen decennia laat grote verschillen zien. In Limburg is de uitstoot ten opzichte van 1990 flink gedaald, in Noord-Brabant gelijk gebleven en in Zeeland gestegen. Vanwege de afspraken in het Klimaatakkoord onderzoeken decentrale overheden hoe ze de regionale uitstoot terug kunnen dringen. Vooral naar industriële bedrijven buiten de chemie, woningbezitters en het OV-busvervoer kunnen zij hun invloed aanwenden. Dit stelt het ING Economisch Bureau in een regionale analyse over de energietransitie in Zuid-Nederland.

Sinds 1990 is de CO2 uitstoot in Limburg van alle Nederlandse provincies het sterkst gedaald. Dit was vooral te danken aan de sluiting van energiecentrales en efficiëntere productie bij de bedrijven op Chemelot. In Noord-Brabant ligt de uitstoot op een vergelijkbaar niveau als in 1990. Door uitbreiding van de energiesector en chemie nam de uitstoot in Zeeland tot aan 2010 sterk toe om daarna licht te dalen. Reductie van de CO2 uitstoot in de energiesector, industrie, gebouwde omgeving, landbouw en het vervoer is een kernpunt in het klimaatakkoord. Daarbij gaat veel aandacht uit naar de energiesector en de chemie vanwege hun grote aandeel in de uitstoot. In Zeeland zijn bedrijven in deze sectoren goed voor 70% van de totale CO2 uitstoot, in Limburg voor ruim 40% en in Noord-Brabant voor bijna 30%.

Regionaal ook veel te winnen bij industriële bedrijven buiten de chemie. Naast omvangrijke chemieclusters kennen de provincies in Zuid-Nederland namelijk ook veel andere industriële bedrijvigheid. De totale CO2 uitstoot van de twintig industriële bedrijven met de grootste uitstoot buiten de chemieclusters bedraagt twee megaton, evenveel als ruim 90.000 huishoudens. De opgave voor de regio’s is om juist ook deze groep bedrijven te betrekken bij de energietransitie. Bijvoorbeeld door de behoeften en mogelijkheden bij deze bedrijven te inventariseren en investeringen in verduurzaming te stimuleren.

Richting 2030 is het landelijke streven om nieuwbouwwoningen zo veel mogelijk aardgasvrij te bouwen en daarnaast jaarlijks minimaal 50.000 bestaande woningen aan te pakken. In dat scenario zijn er in 2030 ruim 1,1 miljoen aardgasvrije woningen waarvan naar schatting 260.000 in de drie zuidelijke provincies. In de vergunningverlening en bij de activatie van woningbezitters spelen decentrale overheden een sleutelrol. Vooral in Limburg en Zeeland is de vraag naar nieuwbouw relatief laag en zal het grootste deel van de aardgasvrije woningen uit de bestaande woningvoorraad moeten komen. Dat gegeven, in combinatie met het hoge percentage eigen woningbezit in de regio, maakt dat particuliere woningeigenaren van bovengemiddeld belang zijn voor het slagen van de regionale verduurzamingsopgave.

Het aandeel van het OV-busvervoer in de totale uitstoot binnen het vervoer is relatief klein. Decentrale overheden kunnen hier via aanbestedingen echter wel veel invloed op uitoefenen. Eind 2018 is zowel landelijk als in Zuid-Nederland naar verwachting ruim 8% van de OV-bussen elektrisch. In afspraken is vastgelegd dat in 2025 alle nieuwe bussen emissievrij moeten zijn. Om daar te komen zijn in Zuid-Nederland jaarlijks minimaal zo’n 75 emissievrije bussen nodig. Vervanging van het huidige wagenpark zal daarbij in golven plaatsvinden.

Geen opmerkingen:

Mogelijk gemaakt door Blogger.