Ontwerp-Klimaatakkoord: Grote stappen mogelijk, maar nog veel werk aan de winkel
Het onlangs gepresenteerde ontwerp-Klimaatakkoord realiseert in 2030 naar verwachting een afname van de uitstoot van broeikasgassen van 31 – 52 megaton CO2-equivalenten. De opgave van 48,7 megaton (en daarmee een reductie van 49 procent ten opzichte van 1990) valt net binnen de bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald. Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de publicatie ‘Effecten ontwerp-Klimaatakkoord’.
Het ontwerpakkoord kan leiden tot grote stappen in de energietransitie, maar er is volgens PBL nog veel werk aan de winkel: er moeten politieke keuzes gemaakt worden waarmee onzekerheden over het precieze effect van de voorgestelde maatregelen afnemen. De nationale kosten van deze voorstellen in 2030 vallen met 1,6 – 1,9 miljard euro nu lager uit dan geraamd op basis van het hoofdlijnenakkoord in 2018.
Het doel om in 2030 49 procent minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990 stelt het kabinet voor een reductieopgave van 48,7 megaton CO2-equivalenten ten opzichte van het basispad (de Nationale Energieverkenning 2017). Het ontwerp-Klimaatakkoord realiseert naar verwachting een vermindering van 31 tot 52 megaton.
De beoogde emissiereductie valt weliswaar net binnen deze bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald. Dit komt vooral door onzekerheden over verdere vormgeving van de afspraken, en over de manier waarop burgers en bedrijven zullen reageren op de voorgestelde beleidsprikkels. Er moeten politieke keuzes gemaakt worden om deze onzekerheden weg te nemen.
De verwachte nationale kosten van deze voorstellen zijn met 1,6 – 1,9 miljard euro fors lager dan wat berekend werd voor het klimaatakkoord-op-hoofdlijnen van medio 2018 (3 – 3,9 miljard euro). Belangrijke oorzaken daarvan zijn lagere kosten voor hernieuwbare elektriciteit en in de industrie. Ook was het nu mogelijk het pakket voor mobiliteit te analyseren, dat per saldo juist baten oplevert.
De grootste reductie (18,3 – 21,0 Mton) wordt bereikt in de elektriciteitssector. Het doel was hier een reductie van 20,2 Mton. De sterke toename van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit zorgt er mogelijk voor dat Nederland in 2030 netto-exporteur van elektriciteit is en ook bijdraagt aan vermindering van emissies in het buitenland. Het einde van kolenstook en ondersteuning van wind- en zonne-energie zorgt ervoor dat in 2030 zo’n driekwart van de elektriciteitsproductie hernieuwbaar is.
De sector met daarna de grootste reductie is de industrie (6,0 – 13,9 Mton), waar naar verwachting het doel (14,3 Mton) niet wordt gehaald. De grote bandbreedte wordt volgens PBL veroorzaakt door onzekerheden over vormgeving van en de reactie van bedrijven op onder andere de bonus-malusregeling: zien zij het vooral als kans of als bedreiging?
Ook in de mobiliteit is er met 4,2 – 8,0 (doel 7,3 Mton) sprake van een forse emissiereductie. De bandbreedte komt hier door onzekerheid over de snelheid waarmee het aantal elektrische personenauto’s in Nederland zal toenemen, de mate van inzet van biobrandstoffen en de omvang van stedelijke zones voor zero-emissies van het goederenvervoer.
De aanpak in de landbouwsector (1,8 – 4,6 Mton reductie) is gelijk verdeeld over een reductie van overige broeikasgassen in de veeteelt en vernieuwing van de glastuinbouw; de reductie door ander landgebruik is minder. In de gebouwde omgeving (reductie 0,8 – 3,7 Mton) staat onzekerheid over het succes van de wijkaanpak centraal. De normering in de utiliteitsbouw kan naast de wijkaanpak ook tot forse emissiereductie leiden.
Het ontwerpakkoord kan leiden tot grote stappen in de energietransitie, maar er is volgens PBL nog veel werk aan de winkel: er moeten politieke keuzes gemaakt worden waarmee onzekerheden over het precieze effect van de voorgestelde maatregelen afnemen. De nationale kosten van deze voorstellen in 2030 vallen met 1,6 – 1,9 miljard euro nu lager uit dan geraamd op basis van het hoofdlijnenakkoord in 2018.
Het doel om in 2030 49 procent minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990 stelt het kabinet voor een reductieopgave van 48,7 megaton CO2-equivalenten ten opzichte van het basispad (de Nationale Energieverkenning 2017). Het ontwerp-Klimaatakkoord realiseert naar verwachting een vermindering van 31 tot 52 megaton.
De beoogde emissiereductie valt weliswaar net binnen deze bandbreedte, maar wordt waarschijnlijk niet gehaald. Dit komt vooral door onzekerheden over verdere vormgeving van de afspraken, en over de manier waarop burgers en bedrijven zullen reageren op de voorgestelde beleidsprikkels. Er moeten politieke keuzes gemaakt worden om deze onzekerheden weg te nemen.
De verwachte nationale kosten van deze voorstellen zijn met 1,6 – 1,9 miljard euro fors lager dan wat berekend werd voor het klimaatakkoord-op-hoofdlijnen van medio 2018 (3 – 3,9 miljard euro). Belangrijke oorzaken daarvan zijn lagere kosten voor hernieuwbare elektriciteit en in de industrie. Ook was het nu mogelijk het pakket voor mobiliteit te analyseren, dat per saldo juist baten oplevert.
De grootste reductie (18,3 – 21,0 Mton) wordt bereikt in de elektriciteitssector. Het doel was hier een reductie van 20,2 Mton. De sterke toename van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit zorgt er mogelijk voor dat Nederland in 2030 netto-exporteur van elektriciteit is en ook bijdraagt aan vermindering van emissies in het buitenland. Het einde van kolenstook en ondersteuning van wind- en zonne-energie zorgt ervoor dat in 2030 zo’n driekwart van de elektriciteitsproductie hernieuwbaar is.
De sector met daarna de grootste reductie is de industrie (6,0 – 13,9 Mton), waar naar verwachting het doel (14,3 Mton) niet wordt gehaald. De grote bandbreedte wordt volgens PBL veroorzaakt door onzekerheden over vormgeving van en de reactie van bedrijven op onder andere de bonus-malusregeling: zien zij het vooral als kans of als bedreiging?
Ook in de mobiliteit is er met 4,2 – 8,0 (doel 7,3 Mton) sprake van een forse emissiereductie. De bandbreedte komt hier door onzekerheid over de snelheid waarmee het aantal elektrische personenauto’s in Nederland zal toenemen, de mate van inzet van biobrandstoffen en de omvang van stedelijke zones voor zero-emissies van het goederenvervoer.
De aanpak in de landbouwsector (1,8 – 4,6 Mton reductie) is gelijk verdeeld over een reductie van overige broeikasgassen in de veeteelt en vernieuwing van de glastuinbouw; de reductie door ander landgebruik is minder. In de gebouwde omgeving (reductie 0,8 – 3,7 Mton) staat onzekerheid over het succes van de wijkaanpak centraal. De normering in de utiliteitsbouw kan naast de wijkaanpak ook tot forse emissiereductie leiden.
Geen opmerkingen: